Dit is een samenvatting van de gegeven hoorcolleges voor het vak Humane Levenscyclus 1 van de studie Gezondheid en Leven. De eerste 8 hoorcolleges zijn de basis van deeltentamen 1.
Introductie
Verschil embryo & foetus → verschillende stadia zwangerschap. Eerst embryo (8 weken),
daarna foetus (na 8 weken).
Hersenen ontstaan na 3 weken.
Waarom zijn er verschillende soorten cellen? → genexpressie (verschillende genen staan
uit/aan).
Deeltentamens kunnen open vragen bevatten. Zowel Nederlands als Engels.
Tt 1 = 40%
tt 2 = 50%
debat = 10%
4 wg’s rondom DNA.
Practicum met modellen/posters
HC 2
Embryogenese, foetale groei en genexpressie.
2A - introductie embryogenese en embryologie
Centrale vraag: hoe kan een complex organisme ontstaan uit één bevruchte cel?
Embryologie:
- Vanaf 1900 → observeren en vergelijken, daarvan leren (morfologie)
- Vanaf 1960 → Teratologie, wordt bekend dat sommige stoffen een negatief effect
hebben op het kind. Bijvoorbeeld softenon (tegen ochtendmisselijkheid), maar die
kinderen kregen kortere ledematen.
- Vanaf 1970/-80 → experimentele embryologie. Vb: experiment met kippen en
kwartels; hun celinhoud verschilt. Die cellen mixen met elkaar → kijken wat er
gebeurt en wat de functie van de cel is.
- Vanaf 1990 → moleculaire benadering (vooral genetische modificatie). Uitzoeken
wat de rol van individuele genen zijn en hun interacties.
2B - celbiologie opfrissen
Organismen bestaan uit veel samenwerkende cellen met verschillende celtypen (200-400).
De samenwerking is mogelijk door erfelijke informatie die de basis van eiwitten zijn.
Intracellulair = binnen cel milieu
Extracellulair = buiten celmembraan
1
, 1. nucleolus (cell lichaampje) - rRNA (ribosomaal) wordt aangemaakt
2. celkern/nucleus - zit DNA in
3. ribosoom -
4. /10/12 blaasjes (vesikel/vacuole/lysosoom)
5. Ruw ER - zitten ribosomen op, op basis van rRNA worden eiwitten gemaakt en
transport naar Golgi
6. Golgi-apparaat - modificeren eiwitten, opslaan en inpakken in blaasjes
7. Cytoskelet - zorgt voor stevigheid, vorm en beweeglijkheid (polymeren van eiwitten)
8. Glad ER - transport naar Golgi, synthese van lipiden en steroïden, ontgifting
9. Mitochondriën - energievoorziening van cel (ATP-productie door citroenzuurcyclus)
11. Cytosol (vloeistof)
13. Centriool (trekt chromosomen uit elkaar)
Cytoplasma = cytosol + organellen
Lysosoom - blaasjes die oude celdelen verteren (voor hergebruik of uitscheiden)
2C - perspectieven op embryogenese
Wat gebeurd er met bevruchte cel (en dochtercellen)?
→ Hoe gebeurt dit?
Vormbepaling, morfologische ontwikkeling (hoe het eruit ziet):
- Celdeling
- Celbeweging (migratie)
- Celtype bepaling (specificatie en differentiatie)
Hoe? :
Aansturing/signalering (moleculaire embryonale ontwikkeling)
- Signaalstoffen (eiwitten) beïnvloeden celgedrag.
2D - DNA structuur en organisatie
46 chromosomen in een menselijke cel. Een chromosoom is een dubbelstrengs DNA
molecuul.
DNA: DesoxyriboNucleïnezuur
2
, DNA bestaat uit nucleotiden (Deoxyribose (suiker) +
fosfaatgroep + stikstofbase)
Nucleotide → DNA → chromosoom → genoom (alle chromosomen samen) = van klein →
groot
Genoom
Genoom is in kaart gebracht door sequencing en bio-informatica. Het hele genoom is
publiekelijk opgeslagen (mede door Human Genome Project). Genoom is in alle cellen van
een individu hetzelfde, die dezelfde genen bevatten (iedereen heeft ze), maar genen kunnen
lichtelijk verschillen. Die verschillen komen door mutaties.
1.5% van het genoom codeert voor eiwitten. De rest is geen junk, maar zijn nodig voor
expressie of coderen ergens anders voor.
Opvouwen genoom
DNA is gewikkeld om histonen. Histonen bolletjes = 8 histonen (octameer).
Histonen bevatten veel positief geladen aminozuren, waardoor het negatief geladen DNA
goed blijft ‘plakken’.
Nucleosoom = 8 histonen (4 soorten) + 147 basenparen DNA
De nucleosoom kan los door een hoge zoutconcentratie.
Evolutionaire conservering → alle diersoorten bevatten hetzelfde gen/eiwit. Een mutatie in
dit gen = dood. (voorbeeld: gen dat codeert voor Histon-4 eiwit)
Los DNA wikkelt om histonen = beads-on-a-string formation (kralenketting).
+ losse histon die bolletjes verbindt = chromatine vezel.
Histon modificatie = meer groepen → losser/strakker DNA.
Opvouwing verandert per celcyclus fase.
In M-fase = sterk opgevouwen
In G1/S/G2 (= interfase) = los
Waarom is opvouwen belangrijk?
→ DNA moet goed gedupliceerd worden, zodat het precies door de helft gaat
→ DNA moet toegankelijk zijn voor reparatie/transcriptie
Toegang tot DNA
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper fennaweber. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.