Samenvatting geschiedenis hoofdstuk 2
2.1 De Griekse democratie
-> 500-400 v.Chr
-> Athene belangrijke stad, polis, 300 000 inwoners
Atheense democratie:
Volksvergadering (= democratie)
Directe democratie = geen parlement, burgerrecht? Dan meebeslissen
Niet: slaven, kinderen, vrouwen, vreemdelingen ->
Voorwaarde: niet te veel burgers
Polis = stadsstaat: stadkern omringt met platteland, vaak maar paar duizend
inwoners
Voor democratie:
Athene geregeerd door adel (aristocratie: zien zichzelf als ‘de beste’)
Tiran: één man grijpt de macht
Burgers verdedigen stad en eiste invloed op beslissingen oorlog/vrede ontstaan
democratie
Ervoor zorgen dat iedereen gelijk bleef: ingericht dat niemand teveel macht kon veroveren
Belangrijkste beslissingen in handen van volksvergadering
Elk jaar: een stadbestuur, raad van 500
Dagelijks bestuur: 50 raadsleden niet langer dan een maand blijven
Ook elke dag andere voorzitter
Rechters: niet benoemd maar gelood
Legerleiding: geleid door 10 generaals (‘strategen’), elk jaar opnieuw gekozen door
volksvergadering
Oscracisme = wegstemmen door volksvergadering van persoon met teveel macht
Griekse filosofen onderzochten:
Natuur: verklaren natuurverschijnselen op basis van kennis en speculatie (moeilijk
aantoonbaar) Griekse filosofie beschouwd als begin wetenschap, maar bouwden
op kennis ontwikkeld in Mesopotamië en Egypte
Ethiek: hoe kunnen mensen het beste leven? Wat was ‘goed’ en wat was ‘kwaad’ en
wanneer wat iets ‘waar’ en ‘niet waar’
Athener Socrates: belangrijke filosoof uit deze tijd
Politiek: hoe besturen?
Plato: bestuur mensen die onpartijdig zijn en alle belangen goed afwegen
(populisme)
Aristoteles: het liefst mengvorm van monarchieën, aristocratieën en democratieën,
kennis belangrijk.
Verschil met Plato: richtte zich meer op systematisch opschrijven van kennis, nam
afstand van eer speculatief denken van eerdere filosofen
, Verschillen onze democratie en Atheense democratie
De Atheense democratie was direct
In de Atheense rechtspraak waren geen aparte rechters, maar de burgers spraken
zelf recht.
Alleen mannen stemrecht.
Er waren ook verkiezingen waarmee je iemand kon wegsturen (ostracisme).
De legerleiding werd democratisch gekozen.
2.2 het hellenisme
Alexander de Grote
Macedonische prins
Veroverde Perzische Rijk (Egypte tot India) en consolideerde macht, zette plan van
vader door na zijn dood zou Rijk uiteenvallen maar Griekse cultuur zou nog
honderden jaren zijn
Hoe?
1) Persoonlijkheid: doorzetter en militair inzicht, nu eens wreed dan weer
vrijgevig
2) Aanpassen lokale gewoonte
Griekenland: Griekse steden van Perzische overheersing bevrijden
Egypte: presentere als nieuwe farao
Perzische Rijk: nam bestaande bestuur structuur over, provincies bestuurd
door eigen vertrouwelingen
3) Gemengde elite Griekse en Macedonische soldaten in steden wonen en
mengen met lokale bewoners voorkomen dat zijn Rijk uit losse brokken zou
bestaan
Het rijk van Alexander de Grote (4e eeuw v.C)
323 v.C Alexander stierf geen troonopvolger burgeroorlogen tussen generaals
diadochen (=opvolgers) stichten grote koninkrijken in Egypte (Ptolemeïsche Rijk), Azië en
Europa verspreiding Griekse cultuur door migratie, nieuwe steden en vergrieksing
hellenisme
Diadochenrijken bleven in stand tot Romeinen ze stuk voor stuk innamen
Tijd van Alexander en zijn opvolgers noemen we ook wel de hellenistische periode
Gevolgen / veranderingen hellenisme
Bestuur: Griekse bestuurstaal en bestuursorganen democratie veranderd in
oligarchie (bestuur van weinige) tot in India waren nieuw gestichte en vergriekste
steden georganiseerd als Griekse poleis raden, magistraten en volksvergadering
geen autonome stadsstaten
Cultuur: steden in oosten kregen Grieks uiterlijk rechthoekig stratenplan
aanleg typisch Griekse centra van ontmoeting en vermaak, theater (tragedies,
komedies), gymnasia (Griekse sporten, naakt sporten), tempels, dit alles versierd met
beeldhouwwerk en schilderijen
Zo nu en dan drongen oosterse ideeën, goden en vormen door, in bescheiden mate