Hoofdstuk 1 Een inleiding in de ontwikkeling van het kind
- ontwikkelen verschilt per persoon door specifieke omstandigheden.
1.1 Een oriëntatie op de ontwikkelingspsychologie
● Ontwikkelingspsychologie: Wetenschappelijke studie naar patronen voor groei,
verandering en stabiliteit vanaf de conceptie tot ouderdom.
↬ Richt zich vooral op de menselijke ontwikkeling.
⤷ Fysieke, cognitieve, sociale en persoonlijkheidsontwikkeling.
↳ Wordt ook wel onderverdeeld in stadia: Prenatale periode, baby-en
peutertijd, kleutertijd, schooltijd & Adolescentie. Dit gaat dan vooral om
het gemiddelde.
● Sociale constructie: Een idee over de realiteit dat weliswaar breed geaccepteerd is
maar afhangt van de maatschappij en de cultuur.
● Veel verschillende perspectieven door diversiteit aan specialisten.
● Cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd/plek zijn geboren.
↬ Zijn onderhevig aan normatieve gebeurtenissen, dit zijn gebeurtenissen die
zich voor de meeste individuen binnen een groep op dezelfde manier voltrekken,
bijvoorbeeld de puberteit.
1.2 Kinderen: Verleden, heden en toekomst
● Philippe Ariès kregen kinderen pas rond 1600 een eigen status, hiervoor waren het
miniatuurvolwassene.
● Darwin was ervan overtuigt dat de ontwikkeling van individuen binnen een soort
aanwijzingen bevatten over de ontwikkeling van de soort zelf.
● Door de industrialisatie werd de kijk op kinderen als goedkope arbeidskrachten
veranderd. Dit zorgde ervoor dat kinderen weer naar school konden.
● Growth and Guidance studies brachten nieuwe inzichten over de veranderingen in
het leven van kinderen naarmate ze ouder worden.
● Bij continue verandering is de ontwikkeling geleidelijk en vloeien de prestaties op
een bepaald niveau voort uit de prestaties op de vorige niveaus.
↬Kwantitatief: de ontwikkeling wordt groter of meer.
⤷Bijvoorbeeld veranderingen in de lengte.
● Discontinue verandering vindt plaats in aparte stappen of stadia.
↬ Elke stadium levert gedrag op dat kwalitatief anders is dan het gedrag
in eerdere stadia.
● Kritieke periode is een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste gevolgen heeft.
↬ Hier is sprake van wanneer de aanwezigheid van bepaalde soorten
omgevingsstimuli noodzakelijk is voor een normale ontwikkeling.
⤷ Bijvoorbeeld wanneer een kind zich veilig en gehecht voelt in de vroege kinderjaren
heeft dit positieve gevolgen voor later.
, ● Tijdens een gevoelige periode zijn organismen extra aanvankelijk voor bepaalde
soorten stimuli in hun omgeving.
↬ Bepaalde vermogens komen optimaal naar voren.
● Nature: eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders
erven.
↬ Het bevat elke factor die het resultaat is van het zich geleidelijk
ontvouwen van voorbestemde genetische informatie, dit proces heet ook
wel maturatie.
● Nurture verwijst naar de omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen.
Hoofdstuk 2 Theoretische perspectieven en onderzoek
2.1 Perspectieven bij het kijken naar kinderen
● De visies van ontwikkelingspsychologen zijn echter gericht en preciezer en
omvatten een of meer theorieën en voorspellingen over het verschijnsel waarop ze
zich richten
↬ een theorie biedt een raamwerk om de relaties tussen een geordende reeks
feiten of principes te begrijpen.
⤷ Een onderzoekstheorie is gebaseerd op een systematisch integratie van eerdere
bevindingen en theoretische veronderstellingen.
● We behandelen vijf belangrijke perspectieven op de ontwikkeling van het kind: Het
pyschodynamisch, het behavioristisch, het cognitief, het systemisch en het
evolutionair perspectief.
● Bij het pyschodynamisch perspectief geloven voorstanders dat het gedrag
gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten waarvan een
persoon zich nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft.
↬ Dit is nauw gekoppeld aan het psychoanalytische theorie van Freud.
⤷ gaat ervan uit dat de onbewuste krachten bepalend zijn voor iemands
persoonlijkheid en gedrag. het bevat infantiele wensen, verlangens en behoeften die
vanwege verstorende aard afgesloten zijn van het bewustzijn.
● Elke persoonlijkheid heeft 3 aspecten: ID, Ego & Superego.
↬ id is het primitieve, ongeorganiseerde aangeboren deel van de persoonlijkheid.
Het opereert vanuit het genotsprincipe, met als doel zoveel mogelijk bevrediging en
geen spanning. Het geeft aan wat wel of niet mag.
⤷ Het ego is het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid. Het opereert
vanuit het realiteitsprincipe.
↳Het superego vertegenwoordigt iemands geweten. Hiermee maakt men
onderscheid tussen goed en kwaad.
● Het behavioristisch perspectief is gebaseerd op alle waarneembare feiten: De
effecten van mensen, voorwerpen en gebeurtenissen op het gedrag.
, - Er is sprake van klassieke conditionering wanneer een organisme op een bepaalde
manier leert reageren op een neutrale stimulus
- Operante conditionering is een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons
versterkt of verzwakt wordt doordat die respons wordt geassocieerd met positieve of
negatieve consequenties.
↬ Bij bekrachtiging wordt een stimulus aangeboden die de kans vergroot
dat eerder gedrag wordt herhaald.
⤷ De principes worden toegepast bij gedragsmodificatie, een formele techniek om de
frequentie van gewenst gedrag te verhogen en de frequentie van ongewenst gedrag te verlagen.
- Sociaal-cognitieve leertheorie is een theorie waarin de nadruk ligt op leren door het
observeren van het gedrag van een ander persoon.
↬ Werkt in vier stappen: - de waarnemer moet de cruciale aspecten van
het gedrag bewust waarnemen.
- De waarnemer moet het gedrag kunnen herinneren.
- Hij moet het gedrag accuraat kunnen reproduceren.
- De waarnemer moet gemotiveerd zijn om het gedrag te
leren en uit te voeren
● Het cognitief perspectief richt zich op de processen die mensen in staat stellen de
wereld te leren kennen, te begrijpen en erover na te denken.
↬ Hiermee hopen onderzoekers erachter te komen hoe kinderen en
volwassene informatie verwerken.
- Volgens Piaget neemt niet alleen de kwantiteit van de informatie in elk stadium toe,
ook de kwaliteit van onze kennis en ons begrip verandert.
↬Het menselijk denken is opgebouwd uit schema´s: Georganiseerde
mentale patronen die bepaalde gedragingen of acties vertegenwoordigen.
● Assimilatie is het proces waarbij mensen een ervaring interpreteren binnen
hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze.
● Accommodatie daarentegen verwijst naar veranderingen in bestaande
manieren van denken in reactie op nieuwe stimuli of gebeurtenissen.
↬ Samen zorgt dit voor onze cognitieve ontwikkeling.
- Over Piaget theorie worden nog wel vraagtekens gezet. Bijvoorbeeld dat sommige
cognitieve vaardigheden manifesteren zich duidelijk eerder dan Piaget dacht.
- De grootste kritiek op het piagetiaanse perspectief is dat cognitieve
ontwikkeling niet noodzakelijkerwijs zo discontinue is als Piagets stadiamodel
dat doet voorkomen.
- De informatieverwerkingstheorie is uitgegroeid tot een belangrijk alternatief voor
de Piagetiaanse theorie.
↬ Dit is gebaseerd op de aanname dat zelfs complex gedrag als leren,
herinneren, categoriseren en denken kan worden opgebroken in een reeks
specifieke stappen.
, ⤷ Aanhangers gaan ervan uit dat de ontwikkeling meer wordt gekenmerkt door een
kwantitatieve verandering. Ook kunnen we de verwerkingsprocessen met de jaren mee
beter hanteren en dat we van de ene informatieverwerking strategie kunnen overstappen
op de andere.
- Deze theorie biedt geen volledige uitleg voor het menselijk gedrag.
- Cognitieve neurowetenschap kijkt via hersenprocessen naar de cognitieve
ontwikkeling.
↬ Het verschil is dat men zich in dit vakgebied specifiek concentreert op
de neurologische activiteit die ten grondslag ligt aan denken,
probleemoplossing, plannen en organiseren.
● Het systemisch perspectief kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysieke
wereld, cognitieve wereld, persoonlijkheid wereld en sociale wereld.
↬ Dit perspectief zegt dat de unieke ontwikkeling van een kind niet goed
kan worden beoordeeld als dat kind niet in een complexe sociale en
culturele context wordt geplaatst.
⤷ Twee belangrijke theorieën zijn: Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner en
de socioculturele theorie van Vygotsky.
- het Bio-ecologisch model gaat uit van vijf omgevingsniveaus waardoor elke
biologisch organisme gelijktijdig beïnvloed wordt. (Grondlegger: Bronfenbrenner)
↬ De voordelen zijn dat de onderlinge samenhang invloed heeft op de
ontwikkeling. Veranderingen op het ene niveau zal weinig verschil maken als het op
andere niveaus ook niet veranderd. Ook het belang van algemene culturele factoren
zijn van invloed op de ontwikkeling.
↬ De kritieken zijn dat zijn perspectief te weinig oog heeft voor de biologische
factoren want de ecologische invloeden staan centraal in zijn theorie.
⤷ - Het microsysteem is de dagelijkse, directe omgeving waarin kinderen leven.
- Het mesosysteem zorgt voor connecties tussen de verschillende aspecten
van het microsysteem. Het benadrukt de directe en indirecte invloeden die
ons met elkaar verbindt.
- Het exosysteem staat voor de algemenere invloeden. Het omvat sociale
instituties, Dit is weer van invloed op het micro- en meso systeem.
- Het macrosysteem vertegenwoordigt de overkoepelende culturele invloeden
waaraan een individu blootstaat. Bijv. De maatschappij in het algemeen.
- Het chronosysteem ligt ten grondslag aan alle andere systemen. Heeft
betrekking op de invloed van het verstrijken van tijd, inclusief historische
gebeurtenissen.
- Het collectivisme gaat ervan uit dat het welzijn van de groep belangrijker is dan dat
van het individu.