Wie toetst aan grondrecht?
De rechter treedt niet in de grondwettigheid van wetten (art. 120 Gw). Het verbiedt de
rechter om wetten te toetsen aan grondrechten in de Grondwet. De wetgever heeft hier het
laatste woord en de rechter heeft hier weinig in te brengen. Er ligt een initiatiefwetsvoorstel
van Halsema die art. 120 GW wil afschaffen met betrekking tot grondrechten. Dus dat de
rechter grondrechten wel aan de Grondwet kan toetsen.
Daar tegenover staat art. 94 Gw, waar in staat dat Verdragsbepalingen voorrang hebben
boven nationale voorschriften. De rechter heeft hier het laatste woord en de wetgever heeft
hier weinig in te brengen. Er ligt een initiatief wetsvoorstel van Taverne die art. 94 GW
zodanig wil wijzigingen dat de rechter wetten niet meer zou kunnen toetsen aan het EVRM,
want dat is iets wat de wetgever zou moeten doen.
Werking Volkenrecht
Er zijn twee modellen mogelijk:
(1) De ene is het monisme en dat zegt dat er één rechtsorde is en al het recht valt daarin.
De enige vraag die telt is of het recht rechtsgeldig tot stand is gekomen en of het werkt. Als
het werkt kan de rechter daar aan toetsen. Het maakt dan niet uit of het internationaal recht
is. Dat betekent niet dat je alles met succes in kunt roepen.
(2) Daar tegenover staat dualisme en dat zegt dat er twee rechtsordes zijn die principieel
verschillend zijn. Je hebt de nationale rechtsorde en daarin worden regels gemaakt die zien
op het toekennen van rechten aan mensen en die zijn er ook voor gemaakt om door de
rechter toegepast te worden. Het internationaal recht daarentegen is recht dat is gemaakt
voor verhoudingen tussen staten. Het is principieel recht onjuist om internationaal recht in
een nationale rechtsorde toe te passen. Internationaal recht moet eerst worden omgezet om
toegepast te kunnen worden.
Wie bepaalt welk model je hebt? Dat wordt aan nationale rechtsstelsels overgelaten. Het
Unierecht bepaalt zelf wanneer en onder welke voorwaarde het doorwerkt (Costa/ENEL).
In Nederland hebben we van oudsher een monistisch systeem. De wetgever, het bestuur, en
rechter zijn gebonden aan alle verdragen en aan ongeschreven volkenrecht. Er is altijd
binding in Nederland.
Wanneer kan je een bepaling inroepen?
In een zuiver monistisch systeem heb je daar geen regeling voor nodig. In Nederland hebben
we wat dualistische trekken, want wij hebben hier wel regelingen voor. Je hebt directe
werking en dan beroep je je op de verdragsbepaling zelf en de andere is indirecte werking
en dat beroep je je op een bepaling van nationaal recht in en die wil je verdragsconform laten
lezen door de rechter.
Rechtstreekse werking
De regeling die getroffen is, is art. 93 GW: ‘bepalingen van verdragen en van besluiten van
volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben
verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt’.
Deze regeling ziet uitsluitend op verdragen en die niet op ongeschreven recht. Het gaat om
verdragen, maar ook om besluiten van volkenrechtelijke organisaties (WTO). Deze hebben
verbindende kracht, directe werking, en zijn inroepbaar als er aan twee voorwaarden is
voldaan.
, Ze moeten naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden en ten tweede moeten ze bekend
zijn gemaakt. Dit laatste is een dualistische trek. In een zuiver monistisch systeem hoeft een
bepaling niet bekend gemaakt te worden.
Wanneer een ieder verbindend?
Het eerste artikel waar de Hoge Raad zich over uit moest laten, was art. 6 lid 4 ESH. Het
was de tijd van de grote onderhandelingen en in die tijd hadden we geen regeling die het
mogelijk maakte om te staken. De vakbonden waren op zoek naar een regeling die dat wel
voor hen mogelijk maakte en die vonden ze in art. 6 lid 4 van het ESH. De vraag was dus of
deze bepaling een ieder verbindend was.
6(4) ESH: With a view to ensuring the effective exercise of the right to bargain collectively,
the Parties […] recognise: […] the right of workers and employers to collective action in
cases of conflicts of interest, including the right to strike, subject to obligations that might
arise out of collective agreements previously entered into.
De bedoeling was dat met de toetreding van Nederland bij het ESH dat er een bepaling zou
komen over staken. Het was ook de bedoeling van het artikel dat er een wettelijke regeling
gemaakt zou worden. Deze bepaling kon dus nooit rechten aan werknemers verlenen, want
hij moest eerst omgezet worden. De vakbonden vonden dat de bepaling gewoon kon worden
toegepast.
HR Spoorwegstaking
R.o. 3.2: "Of de verdragsluitende Staten al dan niet hebben beoogd aan art. 6 lid 4 ESH
directe werking toe te kennen, is niet van belang nu noch uit de tekst, noch uit de
geschiedenis van de totstandkoming van het Verdrag valt af te leiden dat zij zijn
overeengekomen dat aan art. 6 lid 4 die werking niet mag worden toegekend. Bij deze stand
van zaken is naar Nederlands recht de inhoud van de bepaling zelf beslissend: verplicht
deze de Nederlandse wetgever tot het treffen van een nationale regeling met bepaalde
inhoud of strekking, of is deze van dien aard dat de bepaling in de nationale rechtsorde
zonder meer als objectief recht kan functioneren?
Een ieder verbindend
Phillips en de Wit stellen dat hier eigenlijk drie vragen worden onderscheiden door de Hoge
Raad die je ook in die volgorde moet aflopen.
(1) Blijkt uit de tekst blijkt dat de bepaling geen directe werking beoogd? In de praktijk slaat
de rechter deze vraag vaak over, want dat staat er bijna nooit in.
(2) Verplicht de regeling de wetgever om een regeling te treffen?
(3) Kan de bepaling zonder meer als objectief recht functioneren?
Wordt aan deze eisen voldaan dan is de bepaling een ieder verbindend. De rechtspraak richt
zich vooral op de laatste vraag en stelt dat een bepaling een ieder verbindend is als deze
zonder meer als objectief recht kan functioneren. Leent het recht zich voor toepassing van de
rechter. En ‘zonder meer’ valt te begrijpen als een verwijzing naar de vorige vraag: is het de
bedoeling dat er een omzettingsregeling plaatsvindt?
Het is dus te bepalen aan de hand van de tekst van de bepaling en wat je verder over het
verdrag kan vinden. De Hoge Raad laat ook zien hoe dat zit in het arrest:
R.o. 3.2: Art. 6 lid 4 is […] zo geredigeerd dat de betrokken verdragsstaten niet een
verplichting tot regelgeving wordt opgelegd, maar integendeel aldus dat werknemers en
werkgevers zich op het door de betrokken verdragsstaten binnen zekere grenzen erkende
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Kieb. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.