Ontwikkelingspsychologie
De ontwikkeling van het kind – Hoofdstuk 1
Ontwikkelingspsychologie gaat over de ontwikkeling van de mens. Studie naar psychologische
veranderingen en stabiliteit vanaf de conceptie tot in de ouderdom.
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie
- Fysieke ontwikkeling
Ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke bouw van het lichaam
- Cognitieve ontwikkeling
Ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens
- Sociaal-emotionele ontwikkeling
Ontwikkeling die betrekking heeft op sociale relaties
- Persoonlijkheidsontwikkeling
Ontwikkeling van duurzame gedragingen en eigenschappen die de ene persoon van de
andere onderscheiden
Klassieke ontwikkelingspsychologie
- Algemene mechanismen van de menselijke ontwikkeling
- Veranderingen in de ontwikkeling zijn leeftijdsgebonden
- Nadruk op de ontwikkeling in kindertijd en adolescentie
- Theorieën van Piaget, Erikson en Freud
Levenslooppsychologie
- Invloed sociale, culturele en historische factoren op levensloop
- Individuele keuzes en ervaringen, context
- Levenslang proces
- Variatie in volwassenheid door verschillende keuzes
Invloeden op de ontwikkeling
Ieder mens behoort tot een specifieke cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde
plek zijn geboren.
- Normatieve invloeden: gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een groep
op dezelfde manier voltrekken.
Leeftijdgebonden invloeden, bv leren praten
Normatieve historisch bepaalde invloeden, bv 9/11
Normaiteve sociaal-cultureel bepaalde invloeden, bv etnische afkomst
- Niet-normatieve invloeden: gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een bepaald
persoon, terwijl andere mensen hier niet mee te maken krijgen
Vraagstukken bij de thema’s van ontwikkelingspsychologie
Continue verandering versus discontinue verandering
- Continue verandering: geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een
bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus
Bv, kinderen worden steeds een beetje langer
- Discontinue verandering: ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij
elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia
Bv, een kind dat opeens niet meer in bed plast
,Kritieke en gevoelige perioden
- Kritieke periode is een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de
grootste, en zelfs onomkeerbare, gevolgen heeft.
Bloodstelling tot bepaalde stimuli heeft abnormaal gevolg op de ontwikkeling
- Gevoelige periode is een afbakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen
extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor het
leren van specifieke vaardigheden
Plasticiteit: de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur
veranderbaar is
De relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling
Nature-nurturedebat: de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze eigenschappen; in
hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze opvoeding en leefomgeving.
- Nature verwijst naar eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders
erven. Het omvat elke factor die het resultaat is van het zich geleidelijk ontvouwen van
voorbestemde genetische informatie, een proces dat bekendstaat als maturatie.
- Nurture verwijst naar omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen
Levensloopmodel versus focus op specifieke perioden
- Levensloopmodel: moderne theorieën leggen nadruk op doorgaande groet en verandering in
de loop van het leven en op verbanden tussen verschillende perioden
- Focus op specifieke perioden: vroege ontwikkelingspsychologen zien de kindertijd en de
adolescentie nadrukkelijk als de belangrijkste perioden
De toekomst van de ontwikkelingspsychologie
Enkel te verwachten toekomsttrends zijn:
- Meer samenwerking tussen verschillende vakgebieden
- Groeiende specialisatie
- Meer aandacht voor diversiteitsvraagstukken
- Grotere invloed van de ontwikkelingspsychologie op maatschappelijke kwesties
De ontwikkeling van het kind – hoofdstuk 2
Perspectieven ontwikkelingspsychologie
Psychodynamisch perspectief
Benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke
krachten, herinneringen en conflicten waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is en waarover
hij weinig controle heeft.
Psychoanalytische theorie van Freud gaat ervan uit dat onbewuste krachten bepalend zijn voor
iemands persoonlijkheid en gedrag.
Volgens Freud kent elke persoonlijkheid drie aspecten:
- Id: het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat opereert
vanuit genotsprincipe
- Ego: het rationele deel van de persoonlijkheid, dat opereert vanuit het realiteitsprincipe
- Superego: het aspect van de persoonlijkheid dat iemands geweten vertegenwoordigt en het
onderscheid maakt tussen goed en kwaad
,Kinderen voltrekken psychoseksuele ontwikkeling: vijf fasen die kinderen volgens Freud doorlopen
waarin genot, of bevrediging, telkens gericht is op een andere biologische functie en een ander deel
van het lichaam.
1. Oraal: genot via mond
2. Anaal: ontlasting
3. Fallisch: interesse in genitaliën
4. Latentie: seksualiteit op achtergrond
5. Genitaal: seksuele interesses en relaties
Als er iets misgaat in een bepaalde fase, dan kan dit leiden tot fixatie: gedrag dat in een eerdere
ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een onopgelost conflict.
Theorie van psychosociale ontwikkeling van Erikson omvat veranderingen in onze interacties met
anderen en in hoe we tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij
aankijken.
Volgens de theorie ontwikkelen mensen zich gedurende hun leven in acht afzonderlijke stadia
1. Vertrouwen versus wantrouwen
2. Autonomie versus schaamte en twijfel
3. Initiatief versus schuld
4. IJver versus minderwaardigheid
5. Identiteit versus identiteit verwarring
6. Intimiteit versus isolement
7. Generativiteit versus stagnatie
8. Ego-integriteit versus wanhoop
Behavioristisch perspectief
Benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat je moet kijken naar waarneembaar gedrag
en externe stimuli in de omgeving om de ontwikkeling van het individu te begrijpen. Nurture is
belangrijker dan nature.
Behavioristen spreken over stimulus-respons-leren: vormen van leren die we kunnen beschrijven in
termen van stimuli en responsen, zoals klassieke en operante conditionering.
- Klassieke conditionering: een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde
manier leert reageren op een neutrale stimulus die dat type respons normaal gesproken niet
uitlokt.
Door twee prikkels altijd tegelijk aan te bieden gaat het individu de twee met elkaar
associëren en er op dezelfde manier op reageren
Bv, Pavlov die hond leert kwijlen bij een geluid
- Operante conditionering: een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of
verzwakt wordt, afhankelijk van de associatie met positieve of negatieve consequenties.
Door het individu te belonen of te straffen, gaat hij het betreffende gedrag met iets leuks
of vervelend associëren en het gedrag daardoor herhalen of er juist mee stoppen.
De principes van operante conditionering vormen de basis van gedragsmodificatie: een
op het behavioristisch perspectief gebaseerde techniek om de frequentie van gewenst
gedrag te verhogen en de frequentie van ongewenst gedrag te verlagen.
De sociaal-cognitieve leertheorie van Bandura: benadering binnen de psychologie waarbij de nadruk
ligt op leren door het gedrag van een andere persoon (een model) te observeren en na te doen.
, Volgens Bandura voltrekt sociaal-cognitief leren zich in vier stappen
1. Aandacht: je neemt het gedrag van het model waar
2. Retentie: je kunt je het gedrag op een later tijdstip nog herinneren
3. Reproductie: je kunt het gedrag dat je eerder zag reproduceren
4. Motivatie: je bent gedreven om het gedrag te leren en uit te voeren, doordat je ziet dat het
iets oplevert en/of doordat je op een bepaalde manier opkijkt tegen het model
Cognitief perspectief
Benadering binnen de psychologie die zich richt op de processen die mensen in staat stellen de
wereld te leren kennen, begrijpen en overdenken
Cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget meende dat alle mensen in een vaste volgorde een reeks
universele cognitieve ontwikkelingsstadia doorlopen.
1. Sensomotorisch: ontwikkeling van zintuigen, motoriek, geheugen en objectpermanentie
2. Preoperationeel: ontwikkeling van taal, fijne motoriek en symbolisch denken
3. Concreet operationeel: ontwikkeling van conversatiebegrip, reversibiliteit en logica
4. Formeel operationeel: ontwikkeling van logisch redeneren en abstract denken
Menselijk denken is volgens Piaget opgebouwd uit schema’s: georganiseerde mentale patronen die
bepaalde gedragingen of acties vertegenwoordigen.
Volgens Piaget bepalen twee basisprincipes de adaptatie van kinderen: de manier waarop we
reageren, en ons aanpassen aan, nieuwe informatie.
- Assimilatie: het proces waarbij mensen een nieuwe ervaring interpreteren aan de hand van
hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze
- Accommodatie: het proces waarbij bestaande manieren van denken of doen veranderen in
reactie op nieuwe stimuli of gebeurtenissen
Een belangrijk alternatief van Piaget’s theorie is de informatieverwerkingstheorie: benadering van
cognitieve ontwikkeling die probeert te achterhalen op welke manieren mensen informatie coderen,
opslaan en terughalen.
De theorie is gebaseerd op de aanname dat zelfs complex gedrag als leren, herinneren, categoriseren
en denken op te breken is in een reeks individuele, specifieke stappen.
Een van de recente toevoegingen aan de reeks theorieën is de cognitieve neurowetenschap:
benadering van cognitieve ontwikkeling die zich richt op de invloed van hersenprocessen op
cognitieve activiteit
Houdt rekening met interne, mentale processen. Concentreren zich specifiek op de neurologische
activiteiten die ten grondslag liggen aan denken, probleemoplossing, plannen en organiseren.
Systemisch perspectief
Perspectief waarbij men kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysieke wereld, cognitieve
wereld, persoonlijkheidswereld en sociale wereld.
Urie Bronfenbrenner was de grondlegger van het bio-ecologisch model: model dat uitgaat van vijf
omgevingsniveaus die elk organisme gelijktijdig beïnvloeden.
- Het microsysteem is de dagelijkse, directe omgeving waarin kinderen leven