1.1.1 Visies op ontwikkeling algemeen
Nature VS Nurture
Nature: context van de eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun
ouders erven.
Nurture: omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen
Maturatie: het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van genetische informatie.
1.1.2 psychodynamische Theorie Freud en erikson
Sigmund Freud (1856-1939) psychoanalytische theorie
o Freud toonde aan dat een psychiatrische stoornis met lichamelijke symptomen
via een psychologische methode behandeld kan worden.
o Psychoanalytische theorie: theorie die ervan uitgaat dat onbewuste krachten
bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag
Id: het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat
aanwezig is bij de geboorte
Ego: het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid
Superego: het aspect van de persoonlijkheid dat iemands geweten vertegenwoordigt
en het onderscheid tussen goed en kwaad belichaamt het ontwikkeld zich volgens
freud rond de 5/6 jarige leeftijd.
Psychoseksuele ontwikkeling: vijf fase die kinderen volgens freud doorlopen waarin
genot of bevrediging telkens gericht is op een andere biologische functie van een ander
deel van het lichaam
Oedipus complex: de kleuter koestert seksuele verlangens ten opzichte van de ouder
van het andere geslacht en vijandige gevoelens ten opzichte van de als rivaal ervaren
ouder van hetzelfde geslacht. De kleuter neemt dingen over van de ouder van hetzelfde
geslacht.
Geboorte 0-1 Orale fase
1-3 jaar Anale fase
3-6 jaar Fallische fase
Oedipale fase
6 tot 11 jaar Latentie fase
11+ Genitale fase
, De psychosociale theorie Erik Erikson 1902- 1994
o Psychosociale ontwikkeling: de veranderingen in onze interacties met anderen
en ik hoe we aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als
leden van de maatschappij
o Volgens de theorie ontwikkelen mensen zich gedurende hun leven in acht
verschillende stadia
Erik Erikson (1902-1994)
- levensfasen met elk zijn uitdaging, risico en mogelijke uitkomsten
0-1½ jaar: vertrouwen vs wantrouwen. Bij een betrouwbare, voorspelbare ouder ontwikkelt
een kind zelfvertrouwen
1,5- 3 jaar: autonomie vs schaamte zelfcontrole en het omgaan met regels. Anders:
schaamte, twijfel en het onderdrukken van autonomie in wording
3-6 jaar initiatief vs schuldgevoel conflict tussen verlangen naar bepaalde mate van
zelfstandig de wereld ontdekken en het schuldgevoel dat daaruit voortvloeit
6-11 jr. Vlijt vs minderwaardigheid: Taak is het overwinnen van de minderwaardigheid
d.m.v. vlijt, hard werken. Totdat een stabiele basis van de persoonlijkheid is bereikt.
12- 20 identiteit vs identiteitsverwarring ontwikkelingstaak is het ontwikkelen van een eigen
identiteit onderzoeken van de eigen diepste beweegredenen en zijnsgronden. dit kan allen
succesvol verlopen als de sociale identiteit in de vorige periode goed is verlopen
20- 30 Intimiteit versus isolement: steunende affectieve relaties aan kunnen gaan zonder je
identiteit, autonomie te verliezen
30- 65 Generativiteit versus stagnatie. Zorg dragen voor gezin en maatschappij versus
zelfverrijking en preoccupatie met jezelf. Biologische en ouderlijke generativiteit.
Generativiteit op het werk. Maatschappelijke generativiteit
65 + Ego-integriteit vs Wanhoop Ego-integriteit: het gevoel dat je een zinvol leven gehad
hebt. Geeft acceptatie en rust. Wanhoop: Het leven is al bijna voorbij en het kan niet
ongedaan gemaakt worden (bitterheid). Reflecteren op je leven. Het is een voorbereiding op
de dood, de volgende fase.
, i. Behaviorisme en sociale leertheorie (Pavlov, Skinner, Watson, Bandura)
Behavioristisch perspectief: benadering binnen de psychologie die ervan uit gaat dat je
moet kijken naar waarneembaar gedrag en externe stimuli in de omgeving om de
ontwikkeling van het individu te begrijpen
o Behavioristische theorieën verwerpen het idee dat alle mensen een aantal vooraf
bepaalde stadia doorlopen, omdat mensen worden beïnvloed door de
omgevingsstimuli waaraan ze toevallig worden blootgesteld ontwikkelingspatronen zijn
dus persoonlijk en weerspiegelen een bepaalde combinatie van omgevingsstimuli.
Gedragingen (responsen) zijn het resultaat van de voortdurende blootstelling aan de
specifieke omgevingsfactoren (stimuli).
o Stimulus-respons-leren: vormen van leren die we kunnen beschrijven in termen van
stimuli en responsen, zoals klassieke en Operante conditionering (pavlov)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper riannemodderkolk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.