Samenvatting minor High Care (inclusief Klinisch redeneren; blz 27)
Leerdoelen blok HIGH CARE (in zwart weergeven)
1. schetst het proces van 112-melding tot hulp ter plaatse.
Stap 1 melding: landelijke meldkamer aan de lijn. Keuze tussen ambulance, politie of brandweer.
Stap 2 melding: regionale meldkamer ambulance aan de lijn. Eerste vraag (middels
uitvraagsysteem) is welk adres en welke nummer te bereiken (is tevens altijd zichtbaar, ook bij
anoniem nummer). Vervolgens wordt casus in kaart gebracht en doorgegeven aan ambulance,
welke dan al is aangestuurd/onderweg is.
MKA: meldkamer ambulancezorg
Gecolokeerde meldkamer: meldkamer met politie, brandweer en ambulance. Zij werken
monodisciplinair.
Gemeenschappelijke meldkamer: meldkamer met politie, brandweer en ambulance. Zij werken
met bepaalde werkzaamheden multidisciplinair samen.
Geïntegreerde meldkamer: meldkamer met politie, brandweer en ambulance welke
multidisciplinair samen.
Multi-intake: eerste intake wordt gedaan door centralist en zet deze door naar backoffice.
Frontoffice neemt enkel melding aan.
Mono-intake: gehele intake door centralist.
112 is altijd bereikbaar, ook zonder beltegoed, provider, simkaart, geblokkeerd toetsenbord etc.
Alleen een SMS/bericht hierheen sturen is niet mogelijk.
A1 melding: hoge urgentie, vervoer inc zwaailichten en sirenes (OGS: optische en
geluidssignalen). Ambulance moet binnen 15 minuten ter plaatse zijn
A2 melding: spoedrit maar exc zwaailichten en sirenes. Ambulance moet binnen 30 minuten ter
plaatse zijn.
Inzet traumahelikopter kan vanuit primaire danwel door secundaire criteria. Bij primaire criteria
beslist de meldkamer op voorhand dat een inzet van traumahelikopter noodzakelijk is, dit kan
o.a. bij grootschalige ongevallen, ongeval met beknelling, kinderen, ongeval met meerdere
slachtoffers en 1 overleden, hoogteval, verdrinken, elektriciteitsongeval, ernstige brandwonden,
acuut bedreigde ademweg, ernstige bloedingen etc. Bij secundaire inzet acht een ambulance de
noodzaak van een inzet van een MMT (mobiel medisch team). Vervoer in traumahelikopter is
onder nacrose waarbij patiënt geïntubeerd is. Tevens kan trauma arts ook afgezet (is aanwezig
op traumahelikopter).
Gapic responder wordt ingezet bij een rit wanneer er medisch hulp nodig is, maar geen vervoer
na het ziekenhuis (bv bij een atypisch insult of bij een hypo welke is hersteld na toediening
suiker).
Een ambulance mag afwijken van reguliere verkeersregels op basis van de Wvw
(wegenverkeerswet) en Rvv (regelement verkeersregelaars en verkeerstekens).
Tarieven van ambulancevervoer worden vastgesteld door NZa (Nederlandse Zorgautoriteit). A-
urgentie is duurder dan B-urgentie. De kosten van ambulance vervoer vallen onder het (verplicht
als vrijwillig) eigen risico. RAV (regionale ambulancevoorziening) stuurt de rekening gelijk naar de
1
,zorgverzekeraar van de patiënt, indien dit niet bij de RAV is verrekend, gaat de rekening naar de
patiënt.
2. vertelt wat het LPA inhoud en hoe ambulancezorg in Nederland vorm wordt gegeven.
LPA: landelijk protocol ambulanceverlening; bevat een groot scala aan protocollen op veel
casussen.
Soorten ritten:
1. Spoedeisende ritten: A1 en A2 melding
2. Planbare (B-) ritten: vervoer na aanleiding van een zorgvraag vanuit centralist, waarbij tijd is
afgesproken (haal- en brengritten)
3. Declarabele ritten (‘’zorgambulance’’): patiëntenvervoer naar ander adres (overplaatsingsrit-
intraklinsich- of interklinisch vervoer)
4. Specialistisch vervoer: transport tussen twee ziekenhuizen waarbij specialistische zorg
noodzakelijk is (o.a. spoed IC-transport, MICU-transport, begeleid IC-transport, PICU-rit, NICU-rit,
babylane, adipeus vervoer, rapid responder).
5. Geen vervoer: EHGV inzet, geannuleerde rit, afgebroken rit, loze rit, voorwaardenscheppende
rit, standby rit.
MICU-transport (mobiel intensive care unit): transport van een IC-patiënt begeleid door een
MICU team (MICU trolley en IC-ambulance)
Spoed IC-transport: interklinisch-care vervoer van een IC patiënt, waarbij de urgentie dusdanig
hoog is dat deze opweegt tegen het vervoer zonder een MICU
Begeleid IC-transport: interklinisch-care vervoer van een IC-patiënt, waarbij een extra reguliere
ambulance mee transporteert.
PICU-rit (pediatrische intensive care unit): interklinisch-care verover voor een patiënt <18 jaar
NICU-rit (neonatale intesive care unit): interklinisch-care vervoer van een neonaat
Babylane: ambulance voor baby’s welke spoedvervoer nodig hebben (geen couveuse)
Adipeus vervoer: speciale ambulance voor patiënten >140kg
Rapid responder: ambulanceverpleegkundige, welke sneller te plaatse kan zijn dmv
personenauto, motor of fiets.
EHGV: eerste hulp geen vervoer
Geannuleerde rit: rit wordt geannuleerd vooraf aan het vertrek
Afgebroken rit: rit wordt afgebroken voordat ambulance op bestemming aankomt
Loze rit: ambulance ter plaatse maar op aankomt blijkt geen medische hulpverlening nodig
Voorwaardenscheppende rit: rit naar bepaalde plaats zonder melding om tijd en beschikbaarheid
te waarborgen
Stand-by rit: ambulance staat ter plekke stand-by
First responder: hulpverlener die als eerste ter plaatse komt, kan o.a. brandweer, politie of HA
zijn.
3. kent indicaties en verschillende manieren van immobilisatie bij een traumapatiënt met hun
voor- en nadelen.
Indicaties tot immobiliseren van een traumapatiënt (volgens LPA):
1. Niet adequaat in het reageren
2. Geintoxiceerd door alcohol of drugs
3. Drukpijnlijke wervelkolom
2
,4. Afleidend letsel (o.a. grote wonden of grote fracturen)
5. Neurologische afwijkingen
Vacuummatras: matras wat zich vormt om een lichaam heen, waardoor het lichaam/gehele
wervelkolom geïmmobiliseerd wordt.
Headbloks: blokken om het hoofd, wat het hoofd immobiliseert.
Stiffneck halskraag: nekkraag, om het hoofd te immobiliseren.
Ferno backboard: wervelplank
Gevolgen headbloks/nekkraag: verhoogde hersendruk door beknelling van halsvenen, past niet
bij iedereen, decubitus
Gevolg wervelplank: decubitus, respiratoire problemen, pijnklachten
4. beheerst de verschillende vormen van letsel in spreektaal en jargon.
HET (hoogergetisch trauma): ongevallen waarbij grote energie op het slachtoffer overgedragen,
waarbij het ongevalmechanisme een belangrijke rol speelt.
LET (laagergetisch trauma): ongevallen waarbij een kleine hoeveelheid energie op het slachtoffer
wordt overgedragen.
Fractuur: breuk
- transfersale breuk: dwarse rechte breuk
- oblieke breuk: schuine breuk
- oblieke with offset breuk: schuine breuk maar verschoven
- spiraal breuk: spiraal vormige breuk, breuk tijdens draaiende beweging
- afulsie breuk: scheurtje bij aanhechting van de pees
- green stick breuk: bot buigt maar breekt niet, meer versplintering, voornamelijk bij kinderen
ivm meer lijmstof
- torus breuk: uitstolping van het bot, maar het botvlies intact
- compressie breuk: inzakkingsbreuk
- ongecompliceerde breuk: fractuur waarbij nabijgelegen huid intact is
- gecompliceerde breuk: fractuur met huidpenetratie, vaak osteomyelitis als gevolg
- communiutief breuk: fractuur bestaande uit twee botfragmenten
- intra-articulaire breuk: fractuurlijn loopt door tot gewrichtsoppervlakte
- stressfractuur: fractuur ter gevolge van stress
- pathologische breuk: breuk door ziekte zoals botmetastasen of osteoporose
- insufficiëntie breuk: breuk door afgenomen botsterkte
- epifysiolyse: breuk van groeischijf
Distorsie: verstuiking, oprekking van banden/kneuzing waarbij gewricht is betrokken
Contusie: kneuzing, hierbij zijn geen gewrichten betrokken
Luxatie: uit de kom
Hernia: wandbreuk
Dislokatie: verschuiving van plek
Corpus allenum: vreemd voorwerp in het lichaam
5. is op de hoogte van de mogelijkheden waarop zorgprofessionals terug kunnen vallen voor
psychosociale begeleiding na een heftige werksituatie.
Peersupporter of BOT= bedrijfsopvangteam.
3
, 6. omschrijft het traumateam met takenpakket en werkwijze.
Traumateam bestaat uit een traumachirurg, anesthesist, neuroloog, radioloog en
verpleegkundigen. Traumachirurg neemt de leiding. Verpleegkundige voert anamnese en
verpleegtechnische handelingen uit. Anesthesist zorgt voor herstel van circulatie en ventilatie.
Radioloog doet onderzoeken.
ATLS= advanced trauma life support: protocol waarmee het traumateam werkt. Omvat een
algemene en eenduidige manier om patiënt in beeld te brengen en eerst dreigende probleem te
behandelen.
7. vertelt het proces van triage op de SEH.
Triage schets de urgentie van zorgvragen. Hoe hoger de kleurcode, des te noodzakelijk snelle
behandeling.
Urgentie 1/kleurcode rood: onmiddellijk behandelen, 0 minuten wachten, bijv bij reanimatie
Urgentie 2/kleurcode oranje: hogen urgentie, max 10 minuten wachten, bijv bij arteriële
bloeding welke niet stopt
Urgentie 3/kleurcode geel: urgent, max 60 minuten wachten, bijv bij femur# welke veel risico
geeft op verstoring van vitale functies
Urgentie 4/kleurcode groen: standaard, 120 minuten wachten, bijv bij enkelruptuur waarbij
weinig kans op schade is
Urgentie 5/kleurcode wit: niet urgent, 240 minuten, bijv bij advies vraag waarbij geen kans is op
schade
Bezoek aan huisartsenpost kost geen eigen risico, een bezoek aan SEH wel.
8. categoriseert (vitale)parameters als normaal of afwijkend.
Vitale functies geven de vitale lichaamsfuncties aan en zijn o.a. ademhaling, circulatie (tensie en
hartslag), bewustzijn en tempratuur.
4