100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting OSB €8,39   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting OSB

 12 keer bekeken  1 keer verkocht

OSB staat voor Onderwijsstelsel en beroepsonderwijs. Het is een onderwijskundig vak, dat vaak op de lerarenopleiding wordt gegeven. In dit document wordt o.a. de geschiedenis van het onderwijsstelsel beschreven. Ook komen belangrijke begrippen aan bod. Daarnaast wordt het huidige onderwijs vergelek...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 36  pagina's

  • 17 november 2021
  • 36
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (1)
avatar-seller
michellepalm
Beknopte geschiedenis van het onderwijs
Onderwijsstelsel en beroepsonderwijs

Onderwijswet van 1806

In het jaar 1806, de zeer origineel genaamde onderwijswet kwam van kracht. Deze wet zorgde
ervoor dat er openbaar lager onderwijs kwam in Nederland. Dit onderwijs werd klassikaal
uitgevoerd, met een leraar voorin de klas. Hierdoor werd het zogenaamde hoofdelijk onderwijs
verboden. Dit onderwijs was zeer individueel en er was geen sprake van indeling van klassen op
basis van leeftijd. De onderwijswet veranderde dit.

Deze onderwijswet legde de basis voor vele andere dingen dat vandaag de dag normaal zijn. Zo
moesten leraren vanaf nu bevoegd zijn om les te geven, werd er een landelijke inspectie opgericht
die ervoor zorgt dat de nieuwe schoolregels werden nageleefd en dat er gecontroleerd werd op de
kwaliteit van een school en werden ouders verplicht om het schoolgeld te betalen.

Deze wet verbood ook om leerstellig godsdienstonderwijs te geven. Er mochten geen gelovige
scholen opgericht worden en kerken zelf waren nu verantwoordelijk voor de godsdienst-onderwijs
buiten school. De school moest "algemeen christelijke deugden" aankweken en mocht geen enkele
richting aanstoot geven.

Dit laatste puntje zorgde voor de schoolstrijd die tussen 1806 en 1857 speelde. Hierin gaan we nu in
detail op in.

Schoolstrijd

In Nederland begon de schoolstrijd met de invoering van de onderwijswet van 1806. Deze wet
maakte het eerst onmogelijk om onderwijs met een christelijke of orthodoxe visie te geven. Hierop
was veel verzet vanuit verschillende kerkengemeenschappen, zij bekritiseerde het vrijzinnig-
godsdienstige uitgangspunt wat leerlingen aangeleerd kregen op scholen. Tevergeefs werd er
geprobeerd om rooms-katholieke of protestantse scholen op te richten maar deze waren van korte
duur. In 1848 werd de basis van de huidige grondwet vastgelegd en hierin werd ook de vrijheid van
onderwijs erkend. Hoe dan ook, deze vrijheid was nog niet in effect en de politiek die toen aan de
macht was wou deze effectuering zo veel mogelijk tegenhouden. Na flink kritiek werd uiteindelijk
Jusitinus van der Brugghen ingeroepen als regeringsleider en minister om een nieuwe onderwijswet
waarin de meerderheid van het land zich in kon vinden. Justinus was een advocaat en het lukte hem
al in 1844 om een protestantse school op te richten en te laten erkennen.

Onderwijswet van 1857

Door zijn ervaring als advocaat en zelf een christelijke school te hebben opgericht, heeft Justinus
uiteindelijk de onderwijswet van 1857 in kunnen voeren. Er konden nu scholen met een christelijke
visie opgericht worden maar deze mochten niet verbonden zijn aan een kerk of kerkgenootschap.
Verder zorgde deze wet voor onderscheiding tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs.
Elk kind ging naar het lagere onderwijs en zodra ze deze hadden afgemaakt gingen ze of naar de
mulo (meer uitgebreid lager onderwijs) of naar de hbs (hogereburgerschool).

Uiteindelijke eindigde de schoolstrijd niet permanent. Integendeel, de eerste fase van de drie fasen
van deze schoolstrijd was pas over. Na de onderwijswet van 1857 werd er hard gevochten om de
gelijkstelling van financiële steun van de overheid. Bijzonder onderwijs ofwel onderwijs met
godsdienstlessen kregen geen steun van de overheid maar de openbare scholen kregen dit wel. Na

,deze tweede fase is in 1917 uiteindelijk de derde en laatste fase ingetreed van de schoolstrijd. De
financiële gelijkstelling van al het onderwijs werd een feit en dit werd ook in de grondwet
vastgelegd. Hierbij kwam officieel een einde aan de schoolstrijd.

1874 kinderwetje van “Van Houten”

De “Wet houdende maatregelen tot het tegengaan van overmatige arbeid en verwaarlozing van
kinderen”, beter bekend als het Kinderwetje van Van Houten uit 1874 geldt als de eerste wet die in
Nederland ten tijde van de Sociale kwestie een einde moest maken aan ongelimiteerde
kinderarbeid.

Van Houten stond een algemeen verbod op arbeid door te jonge kinderen voor, maar zijn
initiatiefwet werd in de Tweede Kamer volledig uitgekleed. Het verbod gold uiteindelijk alleen voor
arbeid in fabrieken en werkplaatsen en was "niet toepasselijk op huiselijke en persoonlijke diensten
en op veldarbeid". Het gevolg was dat op het platteland nog tot de invoering van de Leerplichtwet
(1901) tal van jonge kinderen lichamelijk zware arbeid verrichtten en zowel in de stad als elders te
werk werden gesteld als huispersoneel.

Het Kinderwetje van Van Houten formuleerde de omstandigheden waaronder twaalf- en
dertienjarigen mochten werken, maar regelde niets aangaande de hoogte van de lonen, noch van de
kinderen, noch van de ouders. Dit leidde juist tot problemen, omdat de lage lonen er vaak de
oorzaak van waren, dat ouders hun kinderen arbeid lieten verrichten. Doordat de uitvoering van de
wet nauwelijks gecontroleerd werd, ging in de praktijk het inzetten van jonge kinderen in fabrieken
op verschillende plaatsen gewoon door.

1900 leerplicht

In 1900 werd de eerste leerplichtswet aangenomen die vervolgens op 1 januari 1901 in werking trad,
deze verplichtte kinderen tussen de 5 en de 12 jaar om onderwijs te volgen. Dit hield in dat je startte
aan school vanaf het schooljaar nadat je 5 jaar geworden was. Er waren een aantal uitzonderingen,
zo mochten boerenkinderen thuis blijven tijdens de oogst, en konden dochters vrijgesteld worden
om te zorgen voor het gezin.

De leerplichtwet is niet ten harte aangenomen, tijdens de stemming waren 50 stemmen voor en 49
stemmen tegen. Er miste 1 stem tegen doordat een van de politici van zijn paard was gevallen en
daardoor niet bij de stemming aanwezig kon zijn. Voorstanders van de wet maakte hieruit “het
paard is verstandiger dan zijn meester”.

Overigens waren er meerdere haken en ogen aan de wet toen der tijd. Zo heeft de wet
thuisonderwijs ook opgenomen als geldige vorm van onderwijs, wat voor meer stemmers voor de
wet leidde. Het is dan ook niet gek dat de wet in de loop der jaren nog verschillende keren is
aangepast of herschreven.

1968 Mammoetwet

De wet voortgezet onderwijs, ook wel WVO genoemd, en bekend komen te staan onder de naam
Mammoetwet. De laatste naam komt door het verschillend aantal onderwerpen waar deze wet
betrekking op heeft. Omvangrijk, als een mammoet. De wet beschrijft de regelgeving voor het
voortgezet onderwijs, het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs en speciaal onderwijs.
De WVO kwam als vervanging van de volgende wetten:

 Kleuteronderwijswet
 Middelbaaronderwijswet

,  Lager-onderwijswet
 Kweekschoolwet
 Nijverheidsonderwijswet
 En de hoofdstukken over het gymnasium in de hoger-onderwijswet

Het hoger beroepsonderwijs werd later uit de WVO gehaald en ondergebracht in de WHW (wet op
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek)

In de eerste jaren na de invoering leek de wet op wat kleine aanpassingen prima in elkaar te zitten,
echter zijn er inmiddels sinds de invoering ongeveer 250 wijzigingen in de wet geweest.

Belangrijkste veranderingen door invoering van de wet waren de vervanging van de mulo, mms en
hbs, door het mavo (later vmbo) , havo en vwo. Ook werd het lager beroepsonderwijs opgericht, het
LBO, later het VBO genoemd (voorbereidend beroepsonderwijs). Deze wijziging had ermee te maken
dat de nieuwe naam impliceerde dat er nog een vervolgopleiding zou moeten worden gevolgd, iets
dat eerder niet snel gebeurde.

Ook werd door invoering van de WVO het beroepsonderwijs beter geregeld, zo kwam het
landbouwonderwijs, waar tot dan toe geen regels voor bestonden, ook onder toezicht van de WVO.

De meer vakgerichte opleidingen voor jongens bleven bestaan, en ook het gymnasium bleef, echter
wel naast een nieuw broertje, het Atheneum, binnen het vwo.

Vakopleiding speciaal voor meisjes verdween, zoals de huishoudschool of nijverheidsschool. Ten
tijden van de invoering van de WVO werd deze opleidingsvorm omgezet naar een tijdelijke
opvangplek voor meisjes als voorbereiding op het huwelijk.

Doelstelling van de Mammoetwet was om te zorgen dat iedere leerling een beroepsopleiding zou
doen na zijn algemene opleiding, met als ideaal dat iedere leerling met een zelfde basis kon starten.
Daarbij werd een brugklas opgericht, om te zorgen dat iedere leerling met eenzelfde basis een
vervolgopleiding kon gaan doen. Ook werd het mogelijk eventueel door te stromen naar andere
opleidingen, om foute keuzes eventueel nog recht te zetten.

Jaren 60/70 Discussie middenschool

De middenschool was een experimentele vorm van onderwijs die ervoor bedoeld was om het
standenonderwijs te verbreken. De middenschool was de voorloper van het latere voortgezet
onderwijs. De bedoeling van de middenschool was iedereen in de eerste 3 jaar dezelfde basis te
geven in het onderwijs, zonder te kijken naar achtergrond of herkomst van de leerlingen. Het plan is
nooit helemaal van de grond gekomen, wel is er 1 middenschool in Groningen geopend in 1979.
Echter in 1992 kwam de middenschool tussen wal en schip terecht toen de wet voor de
basisvorming aangenomen werd. Hierdoor werd het voor de middenschool onmogelijk om voort te
bestaan in huidige vorm, omdat de school door zou moeten gaan als vbo/mavo school, dit tegen de
principes van het concept in. Ondanks dat was het voor de school in Groningen mogelijk toch voort
te bestaan als middenschool door een fusie met 2 nabije scholen.

Om de overstap van basisschool naar middelbare school wat te vergemakkelijken werd in 2012 een
zogenaamde tienerschool geopend in Gorinchem. Deze school werkt volgens dezelfde principes als
de middenschool. Leerlingen zijn tussen de 10 en de 14 jaar oud. In 2017-2018 telde deze
schoolvorm 6 vestigingen in Nederland, een jaar later al 12.

, In de huidige tijd wordt de middenschool nog wel eens aangehaald als discussie om de studiekeuze
voor leerlingen uit te stellen, echter wordt dit door onderwijskundigen als een onverstandige keuze
bestempeld, en bovendien een ondoordacht argument voor invoering van de middenschool.

1993 Basisvorming

In 1986 bracht de WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid) een rapport uit, waarin
stond dat het onderwijs moest gaan veranderen. Redenen hiervoor waren:

 Veel kinderen weten op hun 12e niet waar hun belangstelling en capaciteiten liggen.
Hierdoor werden er vaak “foute” keuzes gemaakt.
 Er waren te weinig leerlingen in het technisch onderwijs.

Om dit probleem op te lossen werd de basisvorming ingevoerd.

In 1993 werd de basisvorming op alle scholen verplicht. De basisvorming staat voor het
onderwijsprogramma voor de eerste 2 of 3 jaar van het voortgezet onderwijs. Het doel hiervan is om
leerlingen van verschillende schooltypen (vmbo, havo, vwo) dezelfde basis te geven voor de rest van
hun schooltijd. Volgens de structuur van de basisvorming zouden alle scholen hun leerlingen de
eerste jaren vaststaande 14 verschillende vakken moeten aanbieden:

 Aardrijkskunde
 Beeldende vorming, muziek, drama en dans
 Biologie
 Economie
 Engels
 Geschiedenis en staatsinrichting
 Informatiekunde
 Lichamelijke opvoeding
 Natuur- en scheikunde
 Nederlands
 Techniek
 Verzorging
 Wiskunde
 Frans of Duits (Europese landen) of Spaans (Caribisch Nederland)

Men hoopte met deze basisvorming te bereiken, dat leerlingen makkelijker konden doorstromen in
verschillende niveaus en schoolsoorten.



1998 2e fase

De 2e fase is sinds 1998 een synoniem voor de bovenbouw van de havo en het vwo (4 e jaar t/m
examenjaar). De 1e fase is dan ook de onderbouw. De doelen van de 2 e fase zijn:

 Leerlingen een brede algemene ontwikkeling geven
 Samenhang creëren tussen schoolvakken
 Een zelfstandigere manier van leren die beter aansluit bij de werkwijze in het hoger
onderwijs.
 Het verbeteren van de aansluiting tussen de bovenbouw en het hoger onderwijs.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper michellepalm. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,39. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 85443 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,39  1x  verkocht
  • (0)
  Kopen