Analyse cliënt en omgeving begrippen;
Reader ‘uit levenslooppsychologie’ oudere volwassenen van N. Rogels
Attitude (en gedrag); de attitude en het gedrag van een persoon wordt bepaald
door het door de persoon waargenomen prototype en de daaraan verbonden
verzamel set van stereotypen.
Paternalistisch spraakgebruik; langzaam spreken, op een hogere toonhoogte
en met een andere intonatie, een eenvoudige zinsopbouw en beperkte
woordenschat. Babytaal.
Beeldvorming: bij beeldvorming kennen mensen gevoelens, meningen,
veronderstellingen toe aan een bepaald object. Zo ontstaat een beeld. Een
beeld is opgebouwd uit twee componenten:
- Evaluatieve of affectieve component: verwijst naar gevoelens over een
object (ook wel: attitude)
- Cognitieve componenten: bevat de meningen en veronderstellingen over
een object >( belief)
Beeldvorming is een manier om informatie te ordenen, het maakt de sociale
werkelijkheid inzichtelijk en beheersbaar en schept orde in de chaos.
Stereotypen: opvattingen over kenmerken en gedragingen van objecten en
(groepen) mensen, gebaseerd op een deel van de werkelijkheid en daardoor
ontstaat een vertekend beeld. Ze vormen overzichtelijk georganiseerde, op basis
van kennisstructuren opgebouwde schema’s die het interpreteren van nieuwe
informatie vergemakkelijken.
Self-fullfulling prohecy; wanneer een negatief beeld een negatieve uitwerking
heeft, kan dit leiden tot self-fullfulling prohecy.
= zichzelf waarmakende voorspelling.
- je negatieve gedachten uiten zich in een negatieve houding (negatief resultaat)
( ik kan het niet)
- je positieve gedachten uiten zich in een positieve houding (positief resultaat)
( ik vind dit makkelijk)
Reader: seksualiteit:
Egosyntoon: passend bij het individu
Definitie van gezonde seks: gezonde seks is seksueel gedrag dat als
egosyntoon (passend bij het individu) en bevredigend wordt ervaren en waardoor
geen schade wordt berokkend aan zichzelf of anderen. De seksuele rechten van
alle mensen dienen gerespecteerd te worden, zonder dat hierbij sprake mag zijn
van discriminatie.
Affectieve component : het ervaren van positieve of negatieve gevoelens.
Seksualiteit valt hier ook onder. Vrijwilligers ingezet om hand- of voetmassages te
geven. bewoners met aandacht en respect aanraken. (geen gehaast en
routinematig aanraken).
, Reader: drie wereldenmodel
Drie wereldenmodel van der Laan: mw’ers kunnen op verschillende manieren
in een gesprek staan en verschillende gebieden van de situatie belichten. Zoals:
- het objectieve gebied van de waarheid en de feiten en rationele inzichten.
- het subjectieve gebied van communicatie, intuïtie, ervaringen en emoties.
- het sociale gebied van normen en waarden van opvattingen over wat goed en
slecht is.
1. de objectieve wereld: waarheid van feiten. feiten, feitelijke
bewering(beschrijvend) waar/onwaar
In het objectieve gebied wordt aandacht besteed aan het volledig in kaart
brengen van de geiten en het verband tussen feiten. Het is het meer rationele en
objectiverende aspect in de hulpverlening, waarin het ‘hoofd’ de hoofdrol speelt.
Dit wordt ook het technisch instrumentele gebied genoemd.
‘wat is er aan de hand?
Je wilt: feitelijke informatie.
Je zoomt in op objectieve aspecten van het probleem:
- je kijkt niet van binnenuit jezelf, maar je kijkt van buitenaf naar het verhaal van
de client.
- klinische blik: zakelijk, observerend, emotieloos, afstandelijk =
buitenperspectief
- vaststellen wat er aan de hand is: feitelijk, beschrijvend, empirisch
(controleerbaar) en zakelijk.
2. de subjectieve wereld: waarachtigheid van de uiting. Gevoelens,
expressieve bewering, waarachtig/onwaarachtig
In dit gebied staat de subjectieve beleving, de emoties en de intuïtie meer op de
voorgrond: het ‘hart’ heeft nu de hoofdrol.
Gevoel en beleving (voor iedereen anders)
‘hoe voelt het voor u, wat raakt u hierin?’
Onderzoek naar de subjectieve wereld
De persoonlijke betrokkenheid van de cliënt
- binnen perspectief, wat ervaart iemand, hoe voelt het?
- persoonlijke subjectieve ervaring en gevoelens.
3. de sociale (normatieve) wereld: juistheid van normen. Normen en
waarden, normatieve bewering (voorschrijvend), juist/onjuist
Het gaat hier om de relatie met anderen, om norm en waarden.
Normen en waarden; afhankelijk van cultuur, opvoeding en universele.
‘wat hoort, wat is juist en wat zou moeten?
Aandacht voor de sociale (morele) wereld. De wereld van normen en waarden.
Regels voor het onderlinge verkeer, we hebben gedragsregels opgesteld.
- accent op de cliënt en zijn relatie met anderen
- wat verwacht de cliënt van de ander en andersom
- hoe verhoudt de cliënt zich tot zichzelf en de omgeving/wereld
- hoe gaat hij om met anderen, hoe wil hij zelf behandeld worden?
- waaraan wil hij voldoen, wat is belangrijk?