Rechtsgevolgen bij
vormverzuimen in het
vooronderzoek
Een essay over de niet-ontvankelijkheid van het OM, mede gelet op de ontwikkeling van
de rechtspraak
Naam:
, §1. Inleiding
Wanneer geschreven en ongeschreven vormvoorschriften niet worden nageleefd, kunnen we
spreken van vormverzuimen.1 De rechtsgevolgen die rechters verbinden aan vormverzuimen houden
de gemoederen al jarenlang bezig.2 Daarbij spelen verschillende belangen een rol, enerzijds moet de
overheid zich aan de regels houden en anderzijds is er het belang van waarheidsvinding. 3
Op grond van art. 359a Strafvordering kan een rechter rechtsgevolgen verbinden aan
vormverzuimen. Bij de totstandkoming van art. 359a Strafvordering heeft de wetgever ervoor
gekozen om enkel een wettelijk kader te scheppen waarbinnen de rechter een oordeel dient te
vormen.4 In de rechtspraak van de Hoge Raad wordt een nadere uitwerking gegeven van art. 359a
Strafvordering. Zeer recentelijk heeft de Hoge Raad de formulering van eerdere rechtspraak
genuanceerd en bijgesteld in een nieuw overzichtsarrest. In dit arrest wordt onder andere de
maatstaf voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) verduidelijkt. 5
In dit essay staat de volgende vraag centraal: Wanneer kan het rechtsgevolg niet-
ontvankelijkheid van het OM worden verbonden aan vormverzuim, mede gelet op het nieuwe
overzichtsarrest van de Hoge Raad. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal er gekeken worden
naar de reikwijdte van art. 359a Strafvordering en zal er vervolgens worden ingezoomd op de niet-
ontvankelijkheid van het OM. Daarbij zal nader gekeken worden naar de ontwikkeling van de
jurisprudentie gelet op art. 359a Strafvordering. Tot slot wordt, in het kader van vormverzuim, een
uitspraak van de feitenrechter bestudeerd en zal gekeken worden hoe eenzelfde situatie beoordeeld
moet worden gelet op het nieuwe overzichtsarrest van de Hoge Raad.
§2. Reikwijdte art. 359a Strafvordering
Allereerst dient gekeken te worden of art. 359a Strafvordering van toepassing is. Art. 359a
Strafvordering is alleen van toepassing indien het gaat om vormverzuimen in het voorbereidend
onderzoek.6 Daarbij moet het vormverzuim zien op feiten die op de tenlastelegging komen. 7 Een
ander vereiste is dat het moet gaan om onherstelbare vormverzuimen. Art. 359a Strafvordering is
niet van toepassing wanneer vormverzuim hersteld is of hersteld kan worden. 8 Ook mag het
rechtsgevolg van het vormverzuim niet blijken uit de wet. 9 Tot slot is art. 359a Strafvordering niet van
toepassing als het gaat om vormverzuim met betrekking tot vrijheidsbenemende dwangmiddelen die
voorgelegd kunnen worden aan de rechter-commissaris, waaraan hij rechtsgevolgen kan verbinden
inzake de voortzetting van de vrijheidsbeneming. 10
Wanneer er sprake is van onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek zal de
rechter moeten beoordelen of er een rechtsgevolg aan het vormverzuim verbonden moet worden.
Volgens de Hoge Raad creëert art. 359a Strafvordering een bevoegdheid en geen verplichting, dus
niet in elk geval zal vormverzuim leiden tot een rechtsgevolg. 11 De bedoeling van art. 359a
Strafvordering ziet er niet op dat elk geval van vormverzuim moet leiden tot voordeel van de
1
Kamerstukken II 1993/94, 23705, nr. 3, p. 25.
2
Pitcher & Samadi, DD 2018/59 par. 1.
3
Corstens/Borgers & Kooijmans 2021, p. 870-871.
4
Kamerstukken II 1993/94, 23 705, nr. 3, p. 25.
5
HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889, r.o. 2.5.2.
6
Onder omstandigheden kan een rechtsgevolg worden verbonden aan een vormverzuim dat niet is begaan bij
het voorbereidend onderzoek. Zie HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889, r.o. 2.2.2. Zie ook par. 3.
7
HR 30 maart 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AM2533, r.o. 3.4.2.
8
Schoep, in: T&C Strafvordering 2021, art. 359a Sv, aant. 3.c (online bijgewerkt 1 juli 2021); HR 30 maart 2004,
ECLI:NL:PHR:2004:AM2533, r.o. 3.4.3.
9
HR 30 maart 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AM2533, r.o. 3.5. Zie bijvoorbeeld art. 349 lid 3 Sv, in dit artikel blijkt het
rechtsgevolg uit de wet.
10
Corstens/Borgers & Kooijmans 2021, p. 877; HR 30 maart 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AM2533, r.o. 3.4.2.
11
HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889, r.o. 2.1.3.
1