Angel Sluijter
Samenvatting examenmatrijs strafrecht
Algemeen
Strafrecht: rechtsgebied waarin op verboden gedragingen straf word gesteld zoals doodslag, moord,
diefstal en vernieling. Heeft de politie aanwijzingen dat er een strafbaar feit is gepleegd, dan wordt
de zaak aan de rechter voorgelegd. Het is de taak van de rechter om vast te stellen of de verdachte
schuldig is en om hem dan een straf op te leggen.
Het strafrecht omschrijft:
de verboden gedragingen.
De bevoegdheden van politie en justitie.
De gang van zaken tijdens een rechtszaak.
De straffen en maatregelen die kunnen worden opgelegd.
Het doel van het strafrecht: de rechtsorde beschermen, de veiligheid en de rust in de samenleving
behouden.
Bepaalde gedragingen vormen zon bedreiging in onze samenleving dat de overheid regels
heeft gesteld waaraan burgers en bedrijven zich moeten houden. Deze gedragingen
schenden onze rechtsorde en daarom zijn ze als strafbepaling in het strafrecht gekomen.
Artikel 1 Sr: dit artikel biedt twee vormen van bescherming.
1. Geen terugwerkende kracht: art. 1 Sr verbied terugwerkende kracht. Dat betekent dat een
bepaalde gedraging alleen strafbaar kan zijn als deze gedraging op het moment van de daad
al strafbaar was. Gedrag achteraf strafbaar stellen is verboden. Hiermee geeft art. 1 Sr de
garantie aan burgers dat ze weten waar ze aan toe zijn en dat ze alleen strafbaar kunnen
worden gesteld op hun gedrag dat al strafbaar is op het moment van de daad.
2. Legaliteitsbeginsel: gedragingen kunnen niet op grond van gewoonte of op grond van
ongeschreven recht strafbaar zijn. de rechter kan alleen iemand veroordelen als hij in een
wetboek kan aanwijzen waar het gedrag van de verdachte strafbaar is gesteld.
Toetsterm 1.1
Rechter: de rechter heeft de taak om te beslissen of de officier van justitie met wettig en overtuigend
bewijs heeft aangetoond dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en of hij daarvoor
gestraft moet worden. Is dit het geval, dan bepaalt de rechter ook de hoogte van de straf of
maatregel.
Opsporingsambtenaar: ambtenaar die de taak heeft om strafbare feiten op te sporen. Opsporen wil
zeggen de waarheid over een strafbaar feit achterhalen, bijvoorbeeld door het verhoren van
verdachten en getuigen, door het doen van sporenonderzoek en door het fouilleren van verdachten.
Als een opsporingsambtenaar wordt aangesteld, mag de ambtenaar bepaalde
dwangmiddelen uitvoeren. Daarnaast maakt hij een proces-verbaal op van de resultaten van
zijn verhoren en onderzoeken.
Op basis van dit proces-verbaal beslist de officier van justitie of hij de zaak aan de rechter zal
voorleggen. In de rechtszaak wordt aan het proces-verbaal veel bewijskracht toegekend,
want in principe kan een verdachte op basis van één proces-verbaal worden veroordeeld.
Hierom wordt het proces-verbaal op ambtseed opgemaakt. De opsporingsambtenaar sluit
het stuk af met de verklaring dat hij het stuk naar waarheid heeft opgesteld.
1
,Angel Sluijter
Opsporingsambtenaren verrichten hun taak onder leiding van de officier van justitie.
Algemene opsporingsambtenaren: opsporingsambtenaar die bevoegd is om alle strafbare feiten op
te sporen zoals diefstal, moord, vernieling, fraude enzovoort.
Buitengewoon opsporingsambtenaren (boa): opsporingsambtenaar die is benoemd met het doel
bepaalde strafbare feiten op zijn eigen werkveld op te sporen. Zo is bijvoorbeeld de
belastinginspecteur als boa gericht op belastingfraude en sommige milieuambtenaren zijn boa met
het oog op milieudelicten.
De officier van justitie: is een opsporingsambtenaar die het vooronderzoek leidt en beslist of de zaak
wordt voorgelegd aan de rechter.
Hulpofficier van justitie: een in de wet aangewezen politieambtenaar of een buitengewoon
opsporingsambtenaar die een aantal beslissingen over lichtere dwangmiddelen mag nemen om wat
last bij de officier van justitie weg te nemen.
Een hulpofficier van justitie dei zijn functie wil behouden, moet in het bezit zijn van een
geldig certificaat voor hulpofficier van justitie. Dit certificaat verlies na drie jaar zijn
geldigheid, zodat de hulpofficier regelmatig opnieuw examen moet doen om zijn positie te
behouden.
Een hulpofficier hoort gewoon bij de politie of bij zijn bijzondere opsporingsdienst en dus
niet bij het OM.
Openbaar ministerie: het bureau van de officier van justitie.
Het openbaar ministerie is bij ieder gerecht vertegenwoordigd. Het bureau van de leden van
het OM bij een gerecht heet parket.
De leden van het OM die bij de rechtbank werken, worden officier van justitie genoemd. Bij
het gerechtshof noemen we de leden van het OM de advocaat-generaal en bij de Hoge Raad
noemen we de leden van het OM de procureur-generaal.
Dit landelijk overheidsapparaat (OM) heeft drie taken:
1. Leidinggeven aan het vooronderzoek.
2. Vervolging van verdachten.
3. Het ten uitvoer leggen van door de rechter opgelegde straffen en maatregelen.
De rechter-commissaris: rechter die toezicht houdt op een zorgvuldige gang van zaken tijdens het
vooronderzoek. Hij bewaakt dat alles volgens de wettelijke regels verloopt en dat het onderzoek
evenwichtig is. Dit houdt in dat alle feiten worden meegenomen in het onderzoek, ook de feiten die
op de onschuld van de verdachten wijzen.
Als de advocaat van de verdachte meent dat het voor de volledigheid van het onderzoek
nodig is dat er ander of meer onderzoek wordt gedaan, of dat extra getuigen of deskundigen
worden gehoord, kan hij de rechter-commissaris verzoeken dit extra onderzoek te laten
uitvoeren.
2
,Angel Sluijter
De advocaat: een verdachte mag zich laten bijstaan door een advocaat, die in een strafproces vaak
wordt aangeduid met raadsman. De verdachte mag bij zijn aanhouding meteen de hulp van een
raadsman inroepen.
Het is de taak van de raadsman om de belangen van zijn cliënt in het strafproces te
behartigen. Hij bewaakt de strafrechtelijke procedures, ziet erop toe dat de verdachte zijn
rechten kan uitoefenen, en ondersteunt de verdachte tijdens het proces.
De raadsman is dus partijdig. Hij staat voor de belangen van zijn cliënt. Binnen ons
strafproces is de functie van een raadsman noodzakelijk om een goed evenwicht te bewaren
tussen de positie van de verdachte enerzijds en de positie van politie en justitie anderzijds.
De raadsman heeft vrij toegang tot de verdachte. Ook is er vrij briefverkeer tussen hen
beiden en heeft de raadsman inzage in alle processtukken.
De raadsman heeft een geheimhoudingsplicht en het recht op verschoning. Dit houdt in dat
de rechter hem niet kan verplichten om in een rechtszaak een getuigenis af te leggen over
wat hij van zijn cliënt hoort, weet of heeft gezien. Wat dus tussen de raadsman en zijn cliënt
wordt besproken, behoort geheim te blijven, tenzij de cliënt daar met zijn raadsman andere
afspraken over maakt.
Het slachtoffer: bij veel strafbare feiten zijn slachtoffers betrokken doordat ze bijvoorbeeld gewond
zijn geraakt of leed is aangedaan. Zij helpen meestal de politie en justitie met hun opsporings- en
vervolgingstaak door informatie te delen. De positie van het slachtoffer in het strafproces ziet er
globaal zo uit:
1. Een slachtoffer kan zich met zijn schadeclaim voegen in de strafzaak, zodat de strafrechter
ook een uitspraak doet over de vergoeding die de veroordeelde aan het slachtoffer moet
betalen in verband met de schade die de dader bij het slachtoffer heeft aangericht.
2. De strafrechter kan het vergoeden van de schade aan het slachtoffer ook als maatregel aan
de dader opleggen. Dat is aantrekkelijk voor het slachtoffer, omdat het Openbaar Ministerie
er dan op toeziet dat de veroordeelde zich aan zijn betalingsverplichtingen houdt.
3. Een slachtoffer van een zwaar misdrijf heeft spreekrecht in de rechtszaak, zodat hij aan de
officier van justitie, de rechter en de verdachte duidelijk kan maken welke gevolgen het
strafbaar feit voor hem heeft.
De verdachte: degene tegen wie de vervolging is gericht. De verdachte heeft de hoofdrol in het
strafproces.
De getuige: heeft een bepaald feit zien gebeuren of meegemaakt. Zij moeten vaak een verklaring
afgeven van wat hij heeft gezien of gehoord.
Het bureau slachtofferhulp: slachtofferhulp helpt slachtoffers van misdrijven, verkeersongelukken en
calamiteiten. Zij bieden emotionele steun, ondersteuning in het strafproces en hulp bij het krijgen van
een schadevergoeding.
3
, Angel Sluijter
Reclassering: instelling die verdachten en veroordeelden ondersteunt en begeleidt, nazorg biedt en
rapporten opstelt over de persoon van de verdachte voor politie en justitie.
Deze instelling biedt vroeghulp aan verdachten die langer dan 6 uur op het politiebureau
worden vastgehouden. De medewerker van de reclassering heeft de taak om de belangen
van de cliënt te behartigen en legt contact met de familie. Daarnaast stelt de reclassering op
verzoek van de rechter of officier van justitie een rapport op over de verdachte, zodat er een
goed oordeel over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte kan worden gevormd
en moet de verdachte na gevangenisstraf wekelijks komen om ervoor te zorgen dat dezelfde
fouten niet weer worden gemaakt.
Jeugdreclassering: afdeling van het Bureau Jeugdzorg die jeugdige verdachten en veroordeelden
begeleidt. Zij hebben de taak om een minderjarige verdachte hulp en steun te bieden.
Na een vrijheidsstraf wordt de nazorg van de jongere door de jeugdreclassering verzorgd. De
nazorg is erop gericht om de jongere zijn gewone leven weer te laten oppakken en ervoor te
zorgen dat niet dezelfde fouten worden gemaakt.
Toetsterm 1.2
Materieel strafrecht: het deel van het strafrecht waarin de verboden gedragingen worden
beschreven (strafbepalingen), evenals de straffen een maatregelen die kunnen worden opgelegd. Bij
het materieel strafrecht hoort het wetboek van strafrecht.
Formeel strafrecht (strafprocesrecht): het deel van het strafrecht waarin de rechten van de
verdachte, de bevoegdheden van politie en justitie om een onderzoek naar een strafbaar feit in te
stellen, het verloop van een strafzaak, de regels voor hoger beroep en dergelijke worden beschreven.
Bij het formeel strafrecht hoort het wetboek van strafvordering.
Als er een bepaalde daad wordt gepleegd, kun je in het materieel strafrecht vinden of dit gedrag
strafbaar is. In het formeel strafrecht vind je hoe dit strafbaar gedrag kan worden opgespoord en
berecht.
Toetsterm 1.3
De rechtsbronnen van het strafrecht: de vindplaatsen van het strafrecht. De belangrijkste rechtsbron
van het strafrecht is de wet.
1. Wetboek van Strafrecht (algemene bepalingen, misdrijven en overtredingen).
2. Wetboek van Strafvordering (o.a.: rechtsmiddelen, strafvordering in 1 e aanleg en
tenuitvoerlegging straf).
3. Bijzondere wetten: Opiumwet of Wet Wapens en munitie (straffen over een bepaald
onderwerp).
4. Algemene maatregel van bestuur: (regel van regering gebaseerd op wet –Vb.
Wegenverkeersreglement).
5. Verordeningen (algemene regels van lagere overheden ook gebaseerd op wet in provincie en
gemeente).
6. Verdragen (Vb. uitleveringsverdragen of rechten van de verdachte (EVRM).
7. Jurisprudentie (uitspraken van diverse rechterlijke instanties: Gerechtshof en Hoge Raad).
8. Internationale verdragen.
4