Toetsmatrijs biomedisch jaar 1 periode 3
Les 1:
De organen van het spijsverteringsstelsel noemen en hun belangrijkste
functies
Het spijsverteringsstelsel bestaat uit zeven stappen:
- Mond
- Oesophagus
- Maag
- Duodenum. Dunne darm = duodenum, jejunum en ileum.
- Jejunum + ileum
- Colon
- Rectum + anus
De mondholte:
- Door kauwen voedsel klein gemaakt
- Door speeksel (amylase) koolhydraten afbreken tot suikers en bacteriedodend
effect (lysozyme)
- Kauwproces: lippen, kaken en gebit, verhemelte, tong en speekselklieren.
Huig (uvulva) / slikken: Tijdens slikken sluit huig neusholte af, zodat er geen voedsel
kan komen. Andere elementen bij het slikken zijn het strottenhoofd (larynx) en het
strotklepje (epiglottis). Het strottenhoofd beweegt tijdens het slikken omhoog en naar
voren, waardoor strotklepje de luchtpijp afsluit. Zo komt er geen eten in de luchtpijp.
Functies mondholte:
- Onderzoek van voedsel via tastzintuigen
- Mechanische bewerking door gebitselementen, tong en gehemelte
- Bevochtiging van voedsel met slijm en speeksel
- Vertering door speekselenzymen
Functies tong:
- Mechanische bewerking
- Manipulatie om te helpen bij kauwen en slikken
- Onderzoek van voedsel via tastzintuigen
Oesophagus:
25 centimeter lange, gespierde buis die de mond met de maag verbindt. Speelt geen
rol bij de spijsvertering maar alleen een transportfunctie.
Maag:
Functies:
- Tijdelijke opslag voedsel
- Mechanische afbraak van voedsel
- Afbraak van chemische bindingen door zuren en enzymen
- Vorming van intrinsieke factor
Gastrine (hormoon): verhoogt spiersamentrekkingen, stimuleert uitscheiding zoutzuur
(HCI), regelt aanmaak pepsinogeen (enzym eiwitafbraak)
Per dag produceren ze 2,5 liter maagsap. Maagsap bevat zoutzuur dat in staat is om
schadelijke bacteriën te doden. Zelf wordt de maagwand niet door het zuur aangetast
omdat hij beschermd wordt door een slijmvlieslaag (mucosa), waarin stoffen zitten die
zoutzuur neutraliseren.
De werking van de maag wordt sterk beïnvloed door het hormoon gastrine dat in de
slijmvlieslaag in het onderste deel van de maag wordt geproduceerd. Gastrine heeft
meerdere functies: het verhoogt het aantal spiersamentrekkingen in het onderste deel
van de maag, het stimuleert de uitscheiding van zoutzuur en regelt de aanmaak van
pepsinogeen, een enzym dat een rol vervult bij de afbraak van eiwitten.
,Eiwitten in het voedsel worden in de maag afgebroken door pepsine, een enzym dat
eiwitmoleculen opknipt in kleinere moleculen: polypeptiden en peptiden
Activatie pepsinogeen en pepsine
Pepsine breekt de eiwitten in de kliercellen niet af, doordat het niet als actief enzym
wordt geproduceerd. De wandcellen in de kliertjes maken pepsinogeen, een niet actief
eiwit, andere cellen produceren HCl (zoutzuur). In de maagholte activeert het HCl
(zoutzuur) het pepsinogeen, door er een stukje af te 'knippen' waardoor het actieve
pepsine tevoorschijn komt dat op zijn beurt weer meer pepsinogeen activeert. Hiermee
start dus een kettingreactie. Dit is een positief terugkoppelingsproces.
Neurologisch: gestimuleerd door het parasympatisch zenuwstelsel. Ruiken, zien van
voedsel (cephale fase) stimuleert dit, stress remt.
Pepsinogeen: door HCI geactiveerd, dan pepsine
Pepsine: enzym dat eiwitmoleculen opsplitst voor afbraak
Lipase: breekt vetcellen af. Slechts beperkte hoeveelheid. Grootste deel vetafbraak in
duodenum.
Intrinsieke factor: stof die nodig is voor opname vit. B12
Duodenum:
Functies:
- Regelen van de frequentie van het legen van de maag
- Neutraliseren van maagsappen
- Afbreken en opnemen van voedingsstoffen
Hulporganen:
In duodenum komen afvoerbuizen van lever (ductus hepaticus) en alvleesklier (ductus
choledochus) uit. Zij produceren spijsverteringssappen (bicarbonaat) die via de papil van
Vater in duodenum terecht komen en daar meehelpen bij de afbraak van
voedingsstoffen.
Pancreas:
Exocriene functie:
ductaal cellen
- Bicarbonaat
acinaire cellen
- Lipase
- Amylase
- Protease
Endocriene functie
Eilandjes van Langerhans:
α-cellen:
- glucagon
β-cellen:
- Insuline
Alpha produceert glucagon en beta geeft insuline af.
Acinaire cellen geven enzymen en buffers af.
Lever:
Functies lever:
- Koolhydraatsstofwisseling
- Vetstofwisseling
- Eiwitstofwisseling
- Opslag
- Ontgifting
- Uitscheiding en productie gal
- Fagocytose
, - Warmteproductie
- Koolhydraatsstofwisseling: levert als glucosebuffer, oiv hormonen omzetting
glucose in glycogeen. Of glucose gemaakt uit aminozuren, melkzuur of lactaat.
Teveel aan glucose omgezet in lichaamsvet.
- Vetstofwisseling: maakt vetten (lichaamsvet en cholesterol) en breekt af, bouwt
verzadigde vetten om in onverzadigde en houdt samenstelling van lipoproteïnen
in bloed in evenwicht.
- Eiwitstofwisseling: bloedeiwitten (albumine, globulinen en fibrinogeen)
gesynthetiseerd. Omzetten en opslaan aminozuren, hierbij ontstaat ammoniak.
Lever zet dit om in ureum wat via nieren wordt uitgescheiden.
- Opslag: Vitaminen, mineralen en andere stoffen. Lever heeft vit. K nodig voor 4
van de 12 stollingsfactoren.
- Ontgifting: zet ammoniak om in ureum en bindt bilirubine aan glucuronzuur
waardoor wateroplosbaar en zo kan worden uitgescheiden met gal. Metaboliseren
medicatie, alcohol en drugs. Maakt hormonen onwerkzaam waarna uitscheiding
via urine.
- Uitscheiding en productie gal: komen in spijsverteringskanaal terecht
- Fagocytose: door Kupffercellen, breken dode erythrocyten af. Spelen een rol bij
hepatitis en cirrose
- Warmteproductie: door stofwisseling wordt warmte geproduceerd.
Functie galblaas: Opslaan en indikken gal
Jejunum + ileum:
Functies:
- Afbreken en opnemen van voedingsstoffen en water
- Voortstuwen en mengen van voedselresten
In jejunum laatste suikers, zodat in ileum bijna geen suikers meer voorkomen
Van de ongeveer negen liter water die dagelijks door het spijsverteringskanaal circuleert
neemt ileum er acht op
Darmflora in dunne darm toegevoegd
In de dunne darm leven veel soorten nuttige bacteriën (darmflora) die een rol vervullen
bij de afbraak van voedingsstoffen. Vooral achteraan - in de kronkeldarm waar de
omstandigheden niet zuur zijn - komen grote hoeveelheden bacteriën voor, hoewel de
aantallen iets minder zijn dan in de dikke darm.
De darmflora helpt koolhydraten af te breken waar ons lichaam zelf moeite mee heeft.
Sommige bacteriën produceren de vitamines B en K, die goed zijn voor onze gezondheid.
De darmflora draagt ook belangrijk bij aan onze natuurlijke weerstand. Goede bacteriën
remmen namelijk met hun aanwezigheid de groei van gezondheidsbedreigende
bacteriën, zodat deze niet in de bloedbaan terecht kunnen komen en infecties kunnen
veroorzaken. Ze doen dat ook door de wand van de nuchtere darm en de kronkeldarm te
bezetten, waardoor schadelijke micro-organismen niet kunnen passeren.
Villi:
Darmwandplooien vormen vingervormige uitsteeksels: darmvlokken of villi. De
oppervlaktecellen van de villi hebben op hun beurt weer minuscule uitstulpingen
(microvilli). Samen vergroten ze het oppervlak van de darmwand tot zo'n 200 vierkante
meter.
Tussen de plooien en de vlokken liggen kleine klierbuisjes, die darmsap produceren.
Colon:
Functies:
- Terugresorptie water en hierdoor
comprimeren feaces
- Opname vitamine gevormd door
bacteriën
, - Opslaan van faeces tot defecatie
Ritmische samentrekkingen van de sterk gespierde darmwand zorgen ervoor dat de
massa goed door elkaar wordt gemengd en in contact komt met de darmwand. Dit
bevordert de opname van water en zouten door de darmwand. Water wordt via de
darmwand opgenomen door de bloedbaan om bloedplasma dun te houden. Via het bloed
reist een ander deel van het water met daarin opgeloste zouten naar alle delen van het
lichaam waar ze worden gebruikt voor het functioneren van de lichaamscellen.
Darmflora spelen een rol bij weerstand. Door de aanwezigheid van goede bacteriën wordt
de groei van slechte bacteriën geremd. Goede bacteriën zitten zo massaal op de
darmwand dat ze deze helemaal bedekken en afsluiten. Schadelijke bacteriën kunnen zo
niet in de bloedbaan komen en infecties veroorzaken.
Rectum + anus:
Laatste (12 cm lange) stukje van colon. Geen actieve spijsverteringsfunctie, uitsluitend
als taak om ontlasting tijdelijk te bewaren en door te voeren naar de anus.
De vier centimeter lange anus is de afsluiting van de endeldarm. Hij bestaat niet uit één
maar twee krachtige kringspieren: de binnenste (interne sphincter) en buitenste sluitspier
(externe sphincter). Samen vormen ze een zeer krachtige poort die de endeldarm kan
openen en afsluiten. De anus opent zich om ontlasting naar buiten te laten en gaat
daarna meteen weer dicht, om te voorkomen dat bacteriën, schimmels en andere
ongewenste micro-organismen de endeldarm inkruipen en ziekten kunnen veroorzaken.