Verbintenissenrecht Begrepen
Achtste druk
Samenvatting door Susanne Jansen
Oktober 2021
Hoofdstuk 3........................................................................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 4 en 5................................................................................................................................................................... 4
Hoofdstuk 6........................................................................................................................................................................... 7
, Hoofdstuk 3
3.1 - Inleiding
Art. 3:44 lid 1 BW -> een rechtshandeling die tot stand is gekomen onder invloed van bedreiging,
bedrog of misbruik is vernietigbaar, kan ook bij een minderjarige of iemand onder curatele. (De
overeenkomst heeft wel even bestaan, maar wordt met terugwerkende kracht nietig).
3.2 - Wilsontbreken en gerechtvaardigd vertrouwen
Art. 3:35 BW -> Iemand kan zich met een aanbod verspreken of iets anders schrijven. Er is wel
een verklaring, maar geen met de verklaring overeenstemmende wil. Er is sprake van
wilsontbreken. Als de koper van het aanbod op de verklaring vertrouwt, kan hij gewoon op het
aanbod ingaan. Als er geen gerechtvaardigd vertrouwen is, heeft hij hier geen recht op. Als
de fout in het aanbod zo duidelijk is, moet de burger redelijkerwijs begrijpen dat er misschien
een foutje is gemaakt. Er is dan geen gerechtvaardigd vertrouwen. Het gaat erom wat objectief
bezien redelijk is. Soms is er sprake van een grijs gebied.
- Subjectief = persoonlijk, volgens eigen mening, partijdig.
- Objectief = onbevooroordeeld, onbevangen, zonder zich door eigen gevoel of mening te
laten beïnvloeden.
3.3 - Geestelijke stoornis
Art. 3:34 BW -> iemand verricht een rechtshandeling onder invloed van een geestelijke stoornis,
terwijl hij niet onder curatele staat. De persoon heeft het wel verklaard, maar hij wilde eigenlijk
niet.
- Eenzijdige, gerichte rechtshandelingen (aanbod) zijn vernietigbaar.
o De stoornis moet een waardering van de belangen hebben belet,
o De verklaring moet onder invloed van de stoornis zijn gedaan (kijk naar het
rechtsvermoeden).
- Eenzijdige, ongerichte rechtshandelingen (testament) zijn nietig.
3.4 - Theoretisch kader: de dubbele grondslag van de rechtshandeling
In de rechtstheorie spreken we van de dubbele grondslag van een rechtshandeling:
1. Hoofdregel: Art. 3:33 BW -> wil en verklaring stemmen overeen,
2. Uitzondering: Art. 3:35 BW -> er is een verklaring, maar de wil ontbreekt. Het recht
beschermt degene die er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat de verklaring gewild
werd, daarom kan er bij wilsontbreken toch een rechtshandeling ontstaan.
3.6 - Strijd met de wet, de openbare orde of de goede zeden
Art. 3:40 BW -> een rechtshandeling is nietig als deze is strijd is met:
1. Openbare orde: bijvoorbeeld een overeenkomst tussen een politieke partij en een
verkiezingskandidaat.