Artikel 1: Activities of daily living in children with developmental coordination disorder:
performance, learning, and participation. – M. Marina Schoenmaker. Van der Linde et al.
HC: Kinderen met bewegingsproblematiek
2 onderzoeken uitgevoerd:
Diagnostiek
o Motoriek (meten + meetinstrument)
o Nevenproblematiek (IQ, aandacht)
Interventie
Theoretisch Constraints Model Newell:
Individual constraints:
o Structural (motorisch niveau, leeftijd, geslacht, gewicht)
o Functional (concentratie, faalangst)
Task constraints (type taak: bal vangen, schrijven)
Environmental constraints (stimulatie ouders, leefomgeving)
- Constraints zijn eigenschappen die de bewegingsvrijheid beperken en het lichaam
sturen in bepaalde bewegingspatronen te bewegen
- Het kan de bewegingssituatie belemmeren/bevorderen.
- Wat gebeurt er en hoe kan je het verklaren
DCD: Developmental Coordination Disorder. Deze kinderen hebben moeite met het
uitvoeren van motorisch gecoördineerde activiteiten in het dagelijks leven.
1. Verwerven en uitvoeren van gecoördineerde motorische vaardigheden verloopt
onder niveau dat verwacht kan worden obv kalenderleeftijd
o Voldoende tijd gehad om te oefenen
Afname test Movement-ABC
2. Motorische gecoördineerde vaardigheden bij 1 interfereren met ADL (algemeen
dagelijkse levensverrichtingen)
o Kind, ouder en leerkracht moeten problemen ervaren in dagelijks leven
3. Symptomen beginnen in vroege ontwikkelingsperiode
4. Geen verklaring door verstandelijke beperking, visusstoornis en geen
neurologische aandoening
o IQ > 70
o Arts sluit neurologische aandoening uit etc.
Onderzoek:
Doel: verschillen tussen kinderen met en zonder DCD in de ontwikkeling van ADL op gebied
van prestatie, snelheid handeling leren & participatie te onderzoeken. EN of deze
aspecten te voorspellen zijn.
Hypothese:
- Bij DCD: slechte prestaties van ADL vaardigheden vertraagd leren van deze
vaardigheden participatie minder om falen te voorkomen.
- Minder met DCD minder oefenen
,Developmental skill-learning gap hypothesis: lage participatie belemmert ontwikkeling
vaardigheden vermijden participatie vaardigheden.
Methode:
25 kinderen met DCD (21 jongens, 4 meisjes, 5-8 jaar)
25 kinderen controlegroep (random, maar geen klinische problemen (zicht)/kans op
DCD)
Meetinstrument: DCDDaily-Q
Zelfverzorging
Fijne motoriek
Grove motoriek
o Performance of ADL (1-3, goed-niet goed)
o Learning of ADL (0/1, even lang/langer dan leeftijdgenootjes)
o Participation in ADL (1-4, regelmatig-nooit)
Missing values:
- Gemiddelde van bijbehorende groep
- Per vragenlijst max 4 vragen onbeantwoord
Resultaten:
DCD groep hogere scores = slechter gepresteerd op ADL
o Performance: redelijk verschil DCD – controlegroep. Fijne motoriek, grove
motoriek, zelfverzorging: DCD minder goed gepresteerd
o Learning: groot verschil. DCD: 76% leerachterstand.
o Participatie: bijna gelijk. (DCD wat minder bij zelfverzorging en fijne motoriek)
Conclusie:
DCD groep: trager in leren ADL slechtere prestaties
Controle groep: minder participatie ADL slechtere prestaties
Heterogene verbanden: niet elk DCD kind moeite met dezelfde vaardigheid.
Kinderen leren bewegen: leren fouten detecteren en oplossingen te bedenken
DCD is niet gevolg van te weinig oefenen (kinderen oefenen evenveel)
Discussie:
1. Vragenlijst is subjectief
2. Kleine onderzoekspopulatie (25 proefpersonen)
3. Maar 4 meisjes (wel realistisch tov populatie)
4. DCD is heterogene aandoening
Vervolgonderzoek:
, Artikel 2: Physically active math and language lessons improve academic achievement: a
cluster randomized controlled trial. – E. Hartman. Mullender-Wijnsma et al.
HC: Bewegen bij gezonde kinderen
Fysieke fitheid: elke lichaamsbeweging die geproduceerd wordt door spieren en resulteert
in energieverbruik.
Motorische vaardigheid: aangeleerde volgorde van bewegingen die samen een soepele,
efficiënte actie produceren om bepaalde taak te beheersen.
Fitheid: vermogen om ADL uit te voeren zonder vermoeid te raken.
Voordelen integreren van fysieke oefeningen in visuele en auditieve lesinhoud:
- Effectief hulpmiddel bij leren stof
- Toenemende activiteit hersenen stof beter en makkelijker opgenomen
- Activiteit hersenen extra breincellen en bloedvaten ontwikkeld
- Academische betrokkenheid en motivatie verbeterd
Matig-intensieve fysieke activiteit neurochemisch (neurotransmitters, groeifactoren) &
cardiovasculair (doorbloeding hersenen, bloedvaten) permanente veranderingen
(neurogenese, synaptogenese) cognitieve functies (aandacht, schoolprestaties)
Onderzoek:
Doel:
Algemeen: hebben fysieke activiteiten tijdens lesgeven een positieve invloed op
leerprestaties van kinderen?
Specifiek: Onderzoek naar effecten van F&V op school op schoolvaardigheden &
cognitieve functies (aandacht, fysieke activiteit, overgewicht)
Hypothese: interventie (F&V) verbeterd academische prestaties kinderen, vooral op gebied
van rekenen en taal.
Methode:
- Groep 4 & 5 van 12 basisscholen
- Interventiegroep (249) en controlegroep (250). Random bepaald door Nederlands
Centraal Plan Bureau voor Economisch Beleid.
- 2 jaar, 22 weken per jaar, 3x per week, 10-15min rekenen & 10-15min taal
- Focus op constant oefenen en herhalen
- Jaar 1 gekwalificeerde docenten, jaar 2 eigen docenten
Meetinstrumenten:
One-Minute Test
Speed Test-arithmetic (rekensommen)
CITO rekenen
CITO spelling
- T0: aan start van onderzoek
- T1: 8 maanden tot 1 jaar na start
- T2: na 2 jaar, eind van onderzoek