2-4-2019 Hoorcollege 1 – Rechtspositivisme en natuurrecht
Verhouding recht en moraliteit
Casus: The Queen v. Dudley and Stephens (1884):
Ze moesten er een vermoorden om te kunnen overleven, Parker omdat hij ziek
was en wees (niemand zou hem missen).
OvJ: Gaat hier niet in mee
Het utilitaristische argument (Bentham)
Jeremy Bentham (1748-1832): utilitarisme: Centrale idee: moraliteit vindt
grondslag in nutsmaximalisatie.
• Het aantal personen dat gelukkig achterblijft maakt uit
• Definitie nut: wat bijdraagt aan menselijk geluk en vermijden fysiek lijden
en pijn.
• Moreel juist is te streven naar het grootste geluk van het grootste aantal
mensen (utiliteitsprincipe).
Het handelen van Dudley en Stephens is moreel beschouwd gerechtvaardigd,
omdat het leidt tot het grootste geluk van het grootste aantal mensen (Dudley,
Stephens, Brooks en hun families).
Het Kantiaanse argument
Immanuel Kant (1724-1804): kritiek op het utilitarisme: moraliteit bestaat niet uit
nutsmaximalisatie, maar uit respect voor inherente menselijke waardigheid.
Geboden opgesteld die in elke situatie gelden:
• Categorische imperatief 1: handel volgens het principe waarvan je wilt dat
het als universele wet geldt.
Kun je ook anders formuleren:
• Categorische imperatief 2: Handel zo dat je de ander nooit enkel als
middel behandelt, maar altijd ook als doel in zichzelf (persoon van drager
rechten en plichten, met een inherente waardigheid).
Het handelen van Dudley en Stephens was moreel beschouwd niet
gerechtvaardigd, omdat ze Parker enkel behandelden als middel voor hun eigen
overleven. Respecteerde Parker niet als doel op zichzelf.
Tot nu toe: focus op moraliteit (Sandel): wat is moreel beschouwd het juiste
oordeel in de zaak van Dudley en Stephens?
Maar deze casus speelt in een context waarin bepaalde juridische regels gelden,
o.a. een verbod op moord en een juridische traditie die daarop in bepaalde
gevallen een uitzondering toelaat (oorlog, noodweer etc).
Onderscheid tussen recht en moraliteit: men kan moreel verantwoordelijk
zijn zonder juridisch aansprakelijk te zijn en omgekeerd (bijv. liegen). Recht en
moraliteit vallen niet samen.
Q. v. Dudley and Stephens: Juridische overwegingen
Volgens het positieve geldende recht in Engeland:
• Aanklager: volgens het geldende recht is het opzettelijk doden van een
ander alleen gerechtvaardigd in geval van zelfverdediging. In dit geval was
daarvan geen sprake, omdat Parker niet het leven van Dudley en Stephens
had bedreigd.
• Verdediging: Dudley en Stephens handelden uit noodzaak: het doden van
Parker was noodzakelijk om zelf te overleven en daarom gerechtvaardigd.
, Zij handelden op grond van een hoger natuurlijk recht op zelfbehoud
(selfpreservation), waarvoor het verbod op moord moest wijken.
• Rechter (High Court): er is geen sprake van ‘noodzaak’ in juridische zin.
Daarom zijn Dudley en Stephens schuldig aan moord. Oplegging doodstraf.
De High Court benadrukt het verband tussen recht en moraliteit:
“Though law and morality are not the same, and many things may be immoral
which are not necessarily illegal, yet the absolute divorce of law from morality
would be of fatal consequence; and such divorce would follow if the temptation to
murder in this case were to be held by law an absolute defence of it. It is not so.
To preserve one’s life is generally speaking a duty, but it may be the plainest and
the highest duty to sacrifice it.”
->
Q. v. Dudley en Stephens: Natuurrecht en rechtspositivisme 1
In deze zaak komen twee visies op de verhouding tussen recht en moraliteit
naar voren: natuurrecht (verdediging) en rechtspositivisme (aanklager).
Natuurrecht: het recht is te herleiden tot een aantal fundamentele beginselen
die voortvloeien uit de menselijke natuur, bijv. het streven naar zelfbehoud. Waar
het positieve recht (geldende recht) in strijd komt met deze beginselen, dient het
buiten toepassing te blijven.
De verdediging beroept zich op het natuurrecht: Dudley en Stephens
handelden op grond van een natuurlijk recht op zelfbehoud. Waar het positieve
recht, bijv. het verbod op moord, in strijd komt met dat natuurlijke recht, zoals
hier, dient het buiten toepassing te blijven.
Rechtspositivisme (de aanklager): het recht maakt aanspraak op gezag,
omdat het afkomstig is van de bevoegde wetgevende en rechtsprekende
autoriteiten.
Consequentie: onderscheid tussen recht en moraliteit: het recht geldt ook als het
in strijd is met morele beginselen.
De aanklager kiest een rechtspositivistische benadering: volgens het
geldende recht wordt het beroep op ‘noodzaak’ slechts erkend wanneer sprake is
van zelfverdediging. Daarvan was in het geval van Dudley en Stephens geen
sprake.
Rechter (High Court) volgt aanklager: geen sprake van zelfverdediging, dus
moord: oplegging doodstraf (later omgezet in 6 maanden gevangenis).
Sterk moralistisch oordeel: in plaats van het leven van Parker te nemen, hadden
Dudley en Stephens het eigen leven moeten opofferen: “To preserve one’s life is
generally speaking a duty, but it may be the plainest and the highest duty to
sacrifice it.” - Morele oplossing van de rechter waar D&S voor hadden moeten
kiezen
Natuurrecht
Natuurrecht: fundamentele juridische beginselen die voortvloeien uit menselijke
natuur.
Kenmerken natuurrecht:
, 1. Universele gelding: geldt altijd en overal, ongeacht tijd of plaats (bijv. recht
op zelfbehoud) – claim van universele gelding
2. Pre-positieve gelding: geldt onafhankelijk van erkenning door bevoegde
wetgevende en rechtsprekende instanties. Ook als de overheid het
natuurrecht niet erkent, dan nog is het geldend omdat het voortvloeit uit
de menselijke natuur
3. Systematische opbouw: specifieke rechtsregels afgeleid uit algemene
natuurrechtelijke normen (bijv. recht op noodweer afgeleid uit recht op
zelfbehoud)
De natuurrechtelijke traditie
Aristoteles (384-322 v. Chr.): natuurrecht is onveranderlijk, i.t.t. door mensen
gemaakte recht (Eth. Nic., V, 7, 1134b). Onderscheid tussen natuurrecht en het
recht dat door mensen is gemaakt.
-> Teleologische conceptie: mens van nature een sociaal wezen: streeft naar
samenleving met anderen. Natuurrecht bestaat uit regels die een samenleving
mogelijk maken. De idee is dat de mens van nature bepaalde doelen heeft, de
mens is een sociaal wezen en alleen kan overleven met andere.
Middeleeuwen: natuurrecht uitgelegd in christelijke context: natuurrecht krijgt
meer verbindend karakter. Uit de menselijke natuur
Thomas van Aquino (1225-1274): wetten in strijd met het natuurrecht zijn nietig
Natuurrecht: contracttheorie
• Vroegmoderne (‘klassieke’) natuurrecht: bv. Hobbes, Locke
Natuurtoestand: Ieder individu heeft van nature bepaalde rechten (o.a.
zelfbehoud) én recht om deze jegens anderen af te dwingen (recht op
eigenrichting). Overheid wegdenken, state of nature = natuurtoestand.
Locke: mensen hebben dan altijd al 3 rechten, namelijk: het recht op leven, recht
op vrijheid en recht op eigendom. Overheid heeft maar een bestaansgrond, onze
natuurlijke rechten op een onpartijdige wijze toe te passen en te handhaven.
Overheid systematisch handelt in strijd met deze taak, dan komt de
bestaansgrond te vervallen en heeft het volk recht op verzet tegenover de
overheid.
Probleem: eigenrichting leidt tot partijdige toepassing natuurrecht. Oplossing:
sociaal contract: oprichting overheid die tot taak heeft om natuurlijke rechten op
onpartijdige wijze toe te passen. Overgang natuurtoestand (‘state of nature’)
naar burgerlijke toestand (‘state of civil society’).
Indien positieve recht in strijd kom met natuurrecht (bijv. met zelfbehoud) ontvalt
grondslag aan sociale contract en herleeft de natuurtoestand: dan herkrijgt ieder
zijn oorspronkelijke recht van eigenrichting.
Hobbes, Dudley and Stephens
Hobbes: “If a man by the terror of present death, be compelled to do a fact
against the law, he is totally excused; because no law can oblige a man to
abandon his own preservation” (Leviathan 27, 157). – Dudley en Stephens
moeten worden vrijgesproken van moord, omdat geen wet hun kan verplichten
om zelfbehoud op te geven.
Rechtspositivisme
, Centrale idee: de gelding van recht hangt af van formele kenmerken, i.h.b.
erkenning door de bevoegde wetgevende en rechtsprekende autoriteiten.
Doel: streven naar rechtszekerheid (strikte binding van de rechter aan wetten en/
of precedenten). Nodig om vrijheid te realiseren: stelt ons in staat ons leven te
plannen.
Consequentie: recht dient te worden toegepast ook als dat in het concrete geval
leidt tot gevolgen die moreel beschouwd onwenselijk zijn (‘Lex dura sed scripta’,
de wet is hard maar staat geschreven).
• Bijv. het verbod op moord dient onverkort te worden toegepast op Dudley
en Stephens, ook als dat in hun specifieke geval leidt tot onbillijke
gevolgen.
Rechtspositivisme en wetspositivisme
Wetspositivisme: alleen de wet is bron van geldend recht
• Consequentie: de rechter kan de wet niet toetsen aan fundamentele
beginselen. Nauwelijks ruimte voor morele oordelen (tenzij de wet zelf
uitdrukking geeft aan morele opvattingen)
Rechtspositivisme: niet alleen de wet, maar bijv. ook de rechtspraak
(jurisprudentie) behoort tot geldende recht
• Consequentie: de rechter kan de wet toetsen aan fundamentele
beginselen. Enige ruimte voor morele oordelen (mits het gaat om in de
rechtspraak erkende juridische beginselen)
Samenvatting
• Verhouding recht en moraliteit: recht kan morele opvattingen tot
uitdrukking brengen, maar recht en moraliteit zijn niet identiek
• Twee visies op verhouding recht en moraliteit:
- Natuurrecht: nauw verband tussen recht en moraliteit: indien positieve recht
in strijd met fundamentele morele beginselen, dan niet verbindend
(rechtvaardigheid prevaleert)
- Rechtspositivisme: strikt onderscheid recht en moraliteit: gelding van het
positieve recht is niet afhankelijk van zijn morele inhoud (rechtszekerheid
prevaleert)