INTELLECTUELE EIGENDOM IN EEN DIGITALE SAMENLEVING
17-04-2020 Werkcollege 1 – Werkbegrip & Exclusieve rechten
Stellingen: Beoordeel de tussen aanhalingstekens geplaatste tekst. Geef per zin
aan of de stelling juist is. Zo ja, geef een korte motivering; zo nee, geef dan kort
aan hoe het wel is.
Manier van het beantwoorden van stelling-vragen:
• Argumenten voor (juist of onjuist)
• Argumenten tegen
• Argumenten voor (weerlegging van tegenargument)
a. ‘Het auteursrecht bevordert de vrijheid van meningsuiting’
Juist, want auteursrecht moedigt creatie en verspreiding van culturele informatie
aan (incentivetheorie). Het auteursrecht stelt de auteur instaat om zijn
investeringen terug te verdienen, middels de verlengde periode van
marktexclusiviteit. In ruil voor een exclusief recht wordt de auteur dus
aangemoedigd om te investeren in de creatie en verspreiding van cultureel
materiaal. Hierdoor komt er meer culturele informatie in omloop, hetgeen de
toegang tot informatie juist bevordert. Ook omdat er een garantie tegenover het
uiten van een mening staat, het exclusieve recht, wordt men aangemoedigd om
de mening te uiten. Er bestaat bijvoorbeeld geen risico tot censuur.
Echter, het auteursrecht verhindert wel culturele vervolginnovatie. Auteurs
baseren zich veelal op eerder gemaakte werken, indien die werken
auteursrechtelijk beschermd zijn kunnen zij in mindere mate vrij gebruikt worden.
Er zal dan ook minder op worden voortborduurt. Datgene wat beschermd is kan
niet langer vrij gebruikt worden, hetgeen de vrijheid van meningsuiting juist
belemmert.
Maar de beschermingsomvang en duur is beperkt. Wij hebben wettelijke
beperkingen welke de vrijheid van meningsuiting juist bevorderen. Dus de
omvang van de bescherming is beperkt. Daarnaast is de duur niet eeuwig. De
leeftijd van de auteur + 70 jaar. Daarna kan er wel op worden voortgeborduurd.
Zonder incentive zou de culturele mening minder geuit worden en na afloop kan
men het wel vrij gebruiken.
b. ‘In Nederland kan een geur in aanmerking komen voor
auteursrechtelijke bescherming’
Artikel 10 van de Aw sluit af met een open criteria. In beginsel ieder
voortbrengsel van letterkunde, wetenschap of kunst, een geur is dus de facto
niet uitgesloten van bescherming.
Deze kwestie ligt wat genuanceerder.
Een geur is volgens het boek auteursrechtelijk beschermd. Dit heeft de HR
geoordeeld in beginsel geoordeeld in de zaak Lancome/Kecofa (2006).
Kanttekening: Het werkbegrip is Europees geharmoniseerd. Dit betekent dat het
EU HvJ de hoogste uitlegrechter is en niet de HR.
Het EU HvJ heeft een extra vereiste in het leven geroepen bij de werktoets om
van een auteursrechtelijk werk te spreken in de zaak Levola/Smilde (2009). In
deze zaak werd geoordeeld dat de smaak van een voedingsmiddel niet
,nauwkeurig en objectief kan worden uitgedrukt. Om die reden kan een smaak
geen auteursrechtelijk beschermd werk zijn. Het meer recente Levola/Smilde
arrest (2009) van het HvJEU wijst dus in een andere richting. Als wij een analogie
trekken, dan ligt het voor de hand dat geur ook niet auteursrechtelijk beschermd
kan zijn. De geur van een parfum kan ook niet nauwkeurig en objectief worden
uitgedrukt -> iedereen ruikt wat anders. Het is dus aannemelijk dat de uitspraak
van de HR in Lancome/Kecofa geen standhoudt in het licht van de uitspraak van
het EU HvJ Levola/Smilde. Om die reden is de stelling vermoedelijk onjuist.
Het gaat om de smaak en de geur, niet de wijze hoe men tot die smaak of geur is
gekomen = recept -> dus nog steeds niet nauwkeurig of objectief.
Hoe zit het met dat recept? Dat zou beschermd kunnen zijn als een werk van
letterkunde, maar dat is ver gezocht. Bovendien heb je dan niks aan de
bescherming, omdat men dan alleen geen kopie mag maken van het papiertje
waar het recept op staat. Men kan wel alsnog een parfum maken, dat is geen
verveelvoudiging van het literaire werk.
Op parfums en voedingsmiddelen wel verschillende IE-rechten rusten, maar dat
gaat dan over de naam of verpakking. De smaak of de geur van het product zelf
is niet beschermd.
c. ‘Een auteursrechtelijk beschermd boek dat in de VS op de markt is
gebracht, mag in Nederland zonder toestemming van de auteur
worden doorverkocht.’
Dit is een situatie van parallel-handel -> Er is een partij in NL die
auteursrechtelijke boeken inkoopt in de VS, vermoedelijk tegen een lagere prijs,
en die deze wilt doorverkopen in NL zonder toestemming van de auteur.
In het in NL doorverkopen van een auteursrechtelijk beschermd inbreuk op het
openbaarmakingsrecht oplevert. Reclame maken, in de schappen van winkels
neerleggen en doorverkopen aan klanten, dan zijn dat allemaal
openbaarmakingshandelingen. Daar dient de auteur je in beginsel toestemming
voor te geven. In de VS is de toestemming van de auteur gegeven, want het is
daar door de auteur op de markt gebracht.
In Nederland is die toestemming niet gegeven, maar daar hebben wij wettelijke
beperkingen voor waarin wij de toestemming van de auteur niet nodig hebben.
Relevant is artikel 12b Aw -> regelt het uitputtings-beginsel (HC 3). Het stelt dat
wanneer een auteursrechtelijk beschermd werk met toestemming van de auteur
op de markt is gebracht het distributierecht ten aanzien van dat specifieke
fysieke exemplaar is uitgeput. Dat exemplaar mag dan worden doorverkocht
zonder de toestemming van de auteur. Maar IE-rechten zijn territoriaal. Dat je het
in het ene land op de markt brengt betekent niet automatisch dat je het door
mag verkopen in het andere land. Artikel 12b Aw stelt dat uitputting alleen geldt
ten aanzien van de Europese Economische Ruimte. Breng je het boek uit in een
land van de EU en verkoop je het door aan een ander land binnen de EU, dan is
dat geen probleem -> het distributierecht ten aanzien van dat exemplaar is
uitgeput, want Europees uitputtingsbeginsel.
Maar de VS maken geen deel uit van de Europese Economische Ruimte, dus het
uitputtingsbeginsel gaat dan ook niet op in deze situatie. Als wij een boek kopen
in de VS en deze in NL willen doorverkopen zonder toestemming van de auteur,
,dan heb je een probleem -> want je hebt de toestemming van de auteur wel
nodig, omdat het uitputtingsbeginsel niet geldt.
De stelling is onjuist.
d. ‘De eigenaar van het enkele exemplaar van een auteursrechtelijk
beschermd werk is vrij om dit exemplaar te vernietigen. Hij hoeft
daarbij geen rekening te houden met de persoonlijkheidsrechten
van de auteur.’
Deze kwestie ligt wat genuanceerder.
In beginsel is dit juist, tenzij er meerder fysieke exemplaren van dit werk zijn.
Allereerst is het zo dat het persoonlijkheidsrecht op het corpus mysticum toezien.
Met het vernietigen van het fysieke exemplaar van een werk, corpus
mechanicum, wordt in beginsel geen inbreuk gemaakt op het
persoonlijkheidsrecht van de auteur.
Het wordt anders als er maar een exemplaar van het werk is. Dan gaat bij
vernietiging van dat exemplaar ook het corpus mysticum verloren. Maar ook in
dat geval blijkt artikel 25 Aw, het artikel waar de persoonlijkheidsrechten staan,
in beginsel niet problematisch. Naamsvermelding, titelwijziging, het wijzigen van
de inhoud van het werk zelf dat is niet relevant als een exemplaar van een werk
wordt vernietigd.
Het enige aanknopingspunt dat wij hebben is sub d, verminking of aantasting van
het werk. Kun je dat gelijkstellen aan vernietigen? HR Wavin: Vernietigen is niet
hetzelfde als aantasten. Dus in beginsel geen inbreuk op het
persoonlijkheidsrecht.
Maar indien er maar een exemplaar is, heeft de maker een documentatierecht,
zodat het corpus mysticum niet verloren gaat. De auteur moet in de gelegenheid
gesteld worden om het werk te documenteren. Tekeningen en foto’s te maken en
het is aannemelijk dat dit ook ten aanzien van schilderijen geldt.
HR Wavin: Als de auteur niet in de gelegenheid wordt gesteld om te
documenteren, dan is dit een misbruik van bevoegdheid ex. Artikel 3:13 BW ->
misbruik van het eigendomsrecht.
Vernietiging is niet hetzelfde als aantasting of verminking als in artikel 25 lid 1
sub d Aw. Mocht het gaan om een enkel exemplaar van een werk dan volgt uit
HR Wavin dat de auteur in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn werk te
documenteren. Gebeurt dit niet dan kan dit misbruik van bevoegdheid opleveren.
Het ging daar om bouwkundige werken die stonden vast aan de grond. In het
geval van werken die wij wel aan elkaar kunnen overgeven, zoals een schilderij of
boek, als daar maar een exemplaar van is, dan is het aannemelijk dat degene die
dat wil vernietigen het terug dient te geven aan de auteur.
e. ‘Hyperlinken naar content die gepubliceerd is op internet met
toestemming van de rechthebbende (legale content), levert nooit
auteursrechtinbreuk op’
, In deze situatie gaat het om het openbaarmakingsrecht. In het geval van een
hyperlink is het zo dat de hyperlinker zelf geen openbaarmakingshandeling
verricht. Hij maakt het werk zelf niet openbaar, maar plaatst een link waarmee
mensen een alternatieve manier van toegang krijgen tot content die al openbaar
is gemaakt. Om te bepalen of er sprake is van een inbreuk makende
openbaarmaking in zo’n geval is het van belang of die content legaal (met
toestemming van de rechthebbende is gepubliceerd) of illegaal (de toestemming
is niet gegeven) is.
Tegenwoordig kan ook een secundaire openbaarmaking inbreuk op het
auteursrecht oplevert. Met secundaire wordt bedoeld een openbaarmaking die
afhankelijk is van een andere openbaarmaking. Als de content waarnaar wordt
gelinkt verdwijnt, dan werkt ook de hyperlink niet meer. Een hyperlink is dus een
voorbeeld van een secundaire openbaarmaking.
Dit is onjuist.
Hyperlinken naar legale content levert in beginsel geen inbreuk op het
openbaarmakingsrecht op, omdat er geen sprake is van een nieuw publiek.
Maar dat ligt anders indien met de hyperlink technische beveiligingsmaatregelen
worden omzeilt (HvJEU Svensson).
Openbaarmaken
Een hyperlink levert niet altijd een inbreuk op. Om een inbreuk vast te stellen
dient er voldaan te zijn aan een aantal criteria.
Verschillende manieren van openbaarmaken:
• Primair: Interventie + Publiek
• Secundair: Interventie + Nieuw Publiek (vuistregel -> het gaat altijd om
deze vraag: met welk publiek hield de auteur bij het verlenen van
toestemming voor de oorspronkelijke openbaarmaking rekening?). Mocht
het publiek vanwege de secundaire openbaarmaking niet anders zijn dan
het publiek waar hij in eerste instantie toestemming voor verleende, dan
levert dit geen inbreuk op.
Primair openbaarmaken
Voor een primaire openbaarmaking is vereist:
• Interventie (mededeling) = een handeling verrichten waarmee toegang
wordt verschaft tot het werk +
• Publiek = een onbepaald aantal, in de regel vrij groot aantal, potentiële
personen (HvJEU Rafael Hoteles). In dit arrest is bepaald dat een publiek
ook aanwezig kan zijn indien enkelingen elkaar snel opvolgen -> indien het
niet meerder mensen zijn die op een moment toeschouwen. In deze zaak
werd het argument aangevoerd dat er geen publiek was -> omdat
hotelgasten slechts alleen of met een partner de tv-zenders bekeken. Die
gasten bepalen ook zelf wanneer de TV aanging etc. Dus de gasten waren
vaak niet tegelijk met zijn alle aan het kijken. Dit argument ging niet op,
omdat hotelgasten elkaar in rap tempo kunnen opvolgen. En er in potentie
dus meerdere mensen tegelijk kijken. Talloze mensen konden te tv-
zenders bekijken en was er dus sprake van een publiek.