BLOK 1
Inhoudsopgave
, Doelen
Algemeen doel: Breed en na lange tijd haalbaar.
Subdoelen: Algemeen doel, verdeeld in kleinere doelen.
Kortetermijndoel: Een haalbaar doel binnen vier weken.
Langetermijndoel: Een haalbaar doel binnen drie maanden of langer.
Plan van aanpak
Plan van aanpak: een voorbereiding, waarin je beschrijft wat je gaat doen om je doel te
bereiken. Dat kan individueel of samen met anderen. Je gebruikt de 5 W-vragen: wie, wat,
waar, wanneer en waarmee. Met deze antwoorden maak je een concreet plan voor de
uitvoering van je activiteiten.
Werkplan: Een lijst van punten die bij een bepaalde activiteit of taak elke keer terugkomen.
Dit wordt gebruikt als geheugensteuntje, voor degenen die de taken uitvoeren om niks te
vergeten. Een werkplan staat in de vorm van een schema uitgeschreven.
Plannen
Begeleidingsplan/behandelplan: Plan bij het begeleiden/behandelen van cliënt tijdens
gehele traject.
Gebruikt bij psychiatrie, zorginstellingen en jeugdzorg.
Activiteitenplan: Plan bij het voorbereiden en uitvoeren van activiteiten.
Gebruikt bij onderwijs, kinderopvang, buurtwerk, ouderenzorg, maatschappelijke zorg.
Ondersteuningsplan: Plan bij het ondersteunen van cliënten bij behalen van doelen.
bij maatschappelijke dienstverlening en zorginstelling.
Plannen moet je aanpassen bij onverwachte situaties, waarbij andere doelen nodig
zijn om te behalen. Hier horen aparte plannen bij.
Plannen moet je aanpassen na evaluatie, om het doel te behalen of het plan beter uit
te voeren. Hier horen aparte plannen bij.
Draaiboek
Draaiboek: In een draaiboek leg je tot in detail de organisatie vast van een activiteit. Zowel
de voorbereiding als de uitvoering en de taken worden in een draaiboek vastgesteld.
In een draaiboek staan de volgende punten: tijdstip, activiteit, locatie, wie, benodigdheden.
Communicatie
Communicatie is het versturen en ontvangen van informatie. Communicatie vindt plaats
tussen een zender en een ontvanger. De een verstuurt informatie tijdens een gesprek
(zender) terwijl de ander de informatie ontvangt (ontvanger).
De informatie die wordt ontvangen en verstuurt, wordt de boodschap genoemd. Tijdens het
communiceren, zet je de gedachten die je hebt om in een boodschap. Dit heet coderen. Als
de boodschap bedoeld is voor een grotere groep, wordt er gebruik gemaakt van een middel
om de informatie te verspreiden, een medium. Wanneer de ontvanger de boodschap
ontvangt, noem je de reactie op deze informatie de feedback. Tijdens het communiceren,
zet je de gedachten die je hebt om in een boodschap. Dit heet coderen.
Het proces dat hierbij komt kijken, is het communicatieproces.
Je waarden en normen, hebben invloed op jouw manier van communiceren en coderen. Het
geheel van waarden en normen, is het referentiekader.