Notities Onderwijsbijeenkomsten N. Limbourg
Bewijs in Strafzaken
Bijeenkomst 7 – Bijzondere bewijsperikelen
Moeilijkheden bij het bewijs van opzet en schuld
Er zijn verschillende typen schuld en opzet te vinden in het strafrecht. Van licht naar zwaar:
¯ Geen schuld/opzet
¯ Onbewuste schuld (dader had het gevolg van zijn acties moeten voorzien, maar heeft dat niet
gedaan waardoor hij een delict heeft gepleegd).
¯ Bewuste schuld (dader wist dat er een kans was dat zijn handelen een delict tot gevolg zou hebben,
maar dacht dat het toch niet zou gebeuren. Zie Afgaan pistool en schuld-arrest).
® Roekeloosheid (bijzondere vorm van schuld, die grenst aan (voorwaardelijk) opzet. Belangrijk om te
realiseren is dat het gebruik van de term ‘roekeloos’ in het strafrecht niet hetzelfde betekent als in het
dagelijks taalgebruik. Zie Afgaan pistool en roekeloosheid-arrest).
HR 8 september 2015, NJ 2015, 404 (Afgaan pistool en roekeloosheid)
Feiten
A en B gaan (overeenkomstig hun afspraak met C) de woning van C in om 300gr cocaïne van C in ontvangst te
nemen. In de woning bedreigt A C met een vuurwapen. C probeert het wapen van A af te pakken. Er ontstaat een
worsteling tussen A en C, waarbij het vuurwapen afgaat en B dodelijk wordt getroffen. Volgens het Hof is er sprake
van roekeloosheid, omdat met een doorgeladen pistool een overval is gepleegd, dat doorgeladen pistool in een
kleine woning op iemand is gericht, en van het beoogde slachtoffer kon worden verwacht dat hij zich niet zonder
enige daad van verzet zou neerleggen bij de overval.
Overweging HR
Roekeloosheid wordt in de wetsgeschiedenis als zwaarste vorm van het culpose delict aangemerkt, en tot
strafverdubbeling leiden. Aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid moeten daarom eisen worden gesteld
en de rechter dient te motiveren waarom er sprake is van roekeloosheid. Van roekeloosheid als zwaarste, aan
opzet grenzende schuldvorm zal immers slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. De definitie van
“roekeloosheid” in de zin van de wet valt niet noodzakelijkerwijze samen met wat in het normale spraakgebruik
onder “roekeloos” wordt verstaan.
Er is sprake van roekeloosheid als de rechter zodanige feiten en omstandigheden vaststelt dat daaruit is af te
leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven
is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust had, althans had moeten zijn.
In casu: de verdachte heeft inderdaad zeer onvoorzichtig en/of onoplettend gehandeld, maar de omstandigheden
die het Hof aanvoert zijn niet zonder meer toereikend voor het oordeel dat de verdachte roekeloos heeft
gehandeld. Dit komt door het bijzonere karakter dat roekeloosheid heeft in het strafrecht.
¯ Voorwaardelijk opzet (dader had niet het doel het delict te plegen, maar het maakt hem niet uit als
het wel gebeurt bij zijn handelen. Hij wilde zijn actie uitvoeren, wist dat er een aannemelijke kans
was dat dit een delict tot gevolg zou hebben maar hij aanvaardde die kans. Zie Gooien bierglas en
opzet-arrest en afgaan pistool en opzet-arrest).
Hr 23 september 2014, NJ 2014, 430 (Gooien bierglas en opzet)
Feiten
Verdachte is ten laste gelegd dat hij met opzet een bierglas naar iemand heeft gegooid en deze persoon blijvend
lichamelijk letsel heeft toegebracht. SO heeft een litteken op zijn gezicht door het voorval. Hij sloeg de vriend van
1
, Notities Onderwijsbijeenkomsten N. Limbourg
de verdachte, waarna de verdachte het glas gooide. Verdachte geeft aan geen opzet te hebben gehad op het
gooien, omdat hij alleen de inhoud van het glas naar het slachtoffer wilde gooien. Het bierglas glipte daarbij uit
zijn handen.
Hof: verdachte dronk uit een fluitje, een dun type glas dat vaak niet wordt afgedroogd waardoor het aan de
buitenkant vochtig kan zijn. Door het werpen met kracht van een dun type glas dat aan de buitenkant vocht is,
bestaat de aanmerkelijke kans dat dit klas uit de hand glipt. Verdachte erkent dat dit risico bestaat en dat hij
daarmee bekend is. Volgens het Hof is er dus sprake van voorwaardelijk opzet: door het opzettelijk maken van een
krachtige werpbeweging met een dun, grotendeels gevuld, vochtig bierglas in de richting van het slachtoffer, heeft
verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het glas daarbij uit zijn hand zou glippen en zwaar
lichamelijk letsel bij het slachtoffer zou veroorzaken.
Overweging HR
Er is sprake van voorwaardelijk opzet als men bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het gevolg zal intreden,
waarbij deze kans door algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De enkele omstandigheid dat het glas
uit een hand glipt en dat verdachte bekend was met het risico dat dat kon gebeuren, is onvoldoende grond om te
stellen dat de verdachte ook bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer daardoor zwaar
lichamelijk letsel zou oplopen.
HR 13 september 2016, NJ 2016, 421 (Afgaan pistool en opzet)
Feiten
Verdachte heeft slachtoffer van het leven beroofd met een vuurwapen. De verdediging stelt dat er sprake is van
een ongeluk: verdachte wist niet dat het wapen was doorgeladen en heeft niet (bewust) de trekker overgehaald.
Verdachte wilde het wapen alleen laten zien aan het slachtoffer. Hof: uit de uiterlijke verschijningsvorm van de
handeling van de verdachte blijkt dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat
het slachtoffer door een kogel gewond zou raken en daardoor zou komen te overlijden.
Overweging HR
In deze zaak kan niet zonder meer worden gesproken van opzet, nu er bijzondere omstandigheden zijn, namelijk
dat de dader het vuurwapen op verzoek van het slachtoffer heeft getoond en dat het vuurwapen bij het tonen
opeens afging.
HR 18 februari 2020 (Mislukte ripdeal en opzet)
Overweging
Anders dan door het Hof is geoordeeld, kan het voor medeplegen vereiste opzet van de verdachte op de poging
tot doodslag niet uitsluitend worden aangenomen op de gronden dat bij het dwingen van personen om
waardevolle spullen af te staan dan wel het daartoe oplichten van personen binnen een crimineel milieu het in de
zlijn der verwachting ligt dat over en weer wapens worden meegebracht en zo nodig worden ingezet dat het niet
voor de hand ligt dat het meebrengen van een wapen niet bekend is of bekend wordt gemaakt aan een
mededader.
¯ Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn (dader had niet het doel het delict te plegen, maar om het
doel te bereiken is het waarschijnlijk dat het delict gepleegd wordt).
¯ Opzet als noodzakelijkheidsbewustzijn (dader had niet het doel om het delict te plegen, maar het
plegen van het delict was noodzakelijk voor wat zijn doel wél was).
¯ Opzet als oogmerk (pleger had het doel om het delict te plegen).
2