SAMENVATTING FILOSOFIE EN
PSYCHOLOGIE
Les 1 maxicollege: filosofie (cultuur en erkenning)................................................................................................................2
Les 1 minicollege: psychologie (vooroordelen, stereotypen en discriminatie)......................................................................6
Les 2 maxicollege: Psychologie (gedachten en realiteit)........................................................................................................7
Les 2 minicollege: filosofie (gedachten en realiteit).............................................................................................................12
Les 3 maxicollege: filosofie (rechtvaardigheid en compassie).............................................................................................14
Les 3 minicollege psychologie (zelfcompassie)....................................................................................................................16
Les 4 maxicollege psychologie (leven en dood)...................................................................................................................18
Les 4 filosofie minicollege: leven en dood............................................................................................................................21
Les 5 Maxicollege filosofie: Zingeving en geluk....................................................................................................................24
Les 5: Minicollege psychologie.............................................................................................................................................28
Les 6: Maxicollege Positieve psychologie.............................................................................................................................30
Les 6: Minicollege filosofie....................................................................................................................................................36
,LES 1 MAXICOLLEGE: FILOSOFIE (CULTUUR EN ERKENNING)
LEERDOELEN
A: JE WEET HOE DE KENNISLIJN BINNEN EMPOWERMENT ERUITZIET EN JE KENT HET BELANG
DAARBINNEN VAN FILOSOFIE EN PSYCHOLOGIE.
F: JE HEBT KENNIS VAN VERSCHILLENDE FILOSOFEN M.B.T. DE THEMA’S CULTUUR, ERKENNING EN
DIVERSITEIT.
F: JE HERKENT DEZE FILOSOFISCHE THEMA’S IN DE SAMENLEVING VAN NU EN BEGRIJPT WAT DEZE TE
MAKEN HEEFT MET JOUW BEROEP.
!! Empowerment (Van Regenmortel) = een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en
gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en die van hun omgeving, en dit via het verwerven van
controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie. Het vermogen om je
eigen boontjes te doppen en op je eigen benen te staan.
!! Identiteit = microniveau en een beetje meso. Je identiteit is altijd persoonlijk en individueel. Het zijn je
normen en waarden, wie iemand is, hoe je jezelf ziet. Ook wel zelfbeeld genoemd.
Cultuur = iets wat je deelt met mensen in een grotere groep (mesoniveau) of iets wat een land deelt met
elkaar (macroniveau).
Voorbeeld: een bepaald doel (bijv. goed les geven als docent zijnde) of een bepaalde taal.
!! Multiculturalisme = uitgaan van de gelijkwaardigheid van verschillende culturele gemeenschappen binnen
een bepaald afgebakend bestuurlijk gebied. Je gaat ervanuit dat verschillende culturen evenveel waard zijn
en erkent dat de cultuur die jij niet gewend bent, evenveel waard is als jouw cultuur.
& het bij elkaar leven van verschillende culturen binnen één samenleving. Rotterdam en Amsterdam zijn
bijvoorbeeld multiculturele steden.
Diversiteit = datgene waarin mensen van elkaar verschillen. Er zijn nooit twee mensen hetzelfde: er is altijd
diversiteit.
Culturele diversiteit = een verscheidenheid van culturen binnen een samenleving.
,Culturele competentie = rekening houden met en inzicht
krijgen in de culturele achtergrond van de ander. Het gaat
ook over wat mijn cultuur is. Dan kijk je waar je verschilt.
Voorwaarden voor culturele competentie:
Oog voor verschillen
Oog voor overeenkomsten
Charles Taylor (1931)= Zweedse filosoof. Zijn eigen persoonlijke leven was zijn
inspiratiebron. Hij sprak Engels en Frans. Hij kreeg dus van 2 culturen iets mee.
Cultuur heeft van invloed op een persoon, dit zie je ook terug in zijn filosofie. Hij
is een communitarist.
!! Communitarisme (Charles Taylor) = Het belang van de groep/de
gemeenschap/de cultuur.
Dit is het tegenovergestelde van liberalisme. Taylor zegt dat de keuzes die we
maken afhangen van de groepen waarmee we in aanraking komen. VB. je stemt
op de VVD omdat je ouders dit ook doen.
Bijv. wij willen niet dat een jong kind gaat roken, hier moet de overheid ons voor
beschermen. We moeten dan het kind beperken, we komen op voor het belang van de groep.
Nadenken over: worden we ergens beter van? Regels stellen.
(Neo)Liberalisme (Charles Taylor) = Tegenovergestelde. (=kracht van 1 persoon). Mensen moeten niet
allerlei regels opgelegd krijgen van de overheid, maar dienen altijd een vrije keuze te hebben.
Voorbeeld: sigaretten mogen door iedereen gerookt worden, zo heeft het individu, ongeacht zijn/haar
leeftijd, vrijheid. De overheid mag alleen ingrijpen wanneer mensen met hun dingen (bijv. stelen of iemand
vermoorden) de vrijheid van anderen mensen inperken.
Amartya Sen is een liberalist. Hij gaat uit van het individu.
Empowerment hoort bij het communitarisme en het liberalisme.
Differentiedenken (Charles Taylor)= (communitarisme) oog hebben voor de verschillen van verschillende
culturen. Er moeten meerdere culturen zijn binnen een samenleving.
Hoe samen te leven in een diverse samenleving?=
1. Erken het unieke van de cultuur (diversiteit)
2. Herken het gezamenlijke
Hoe doen we dit? - normatief multiculturalisme
!! Normatief multiculturalisme (Charles Taylor)= het is een norm (regel) om multiculturalistisch te zijn. We
moeten actief bijdragen aan het behouden en stimuleren van multiculturalisme. Ondanks dat je niet tot een
bepaalde cultuur behoort, moet het een norm zijn.
Voorbeeld: regels maken om de cultuur te behouden. Canada is bijvoorbeeld half Engels en half Frans,
waarbij het Franse deel in de minderheid is. Charles Taylor was voorstander om alle universiteiten in het
Franse deel verplicht te stellen om hier Frans te spreken. Op deze manier heeft de Franse cultuur meer kans
op behoud van deze cultuur.
, Grens multiculturalisme (Charles Taylor) = wanneer een cultuur mensenrechten schendt, mogen we daar
tegenin gaan.
!! Cultureel relativisme = Je relativeert je eigen cultuur: je mag alleen iets over de andere cultuur
zeggen/vinden als je zelf tot deze cultuur behoord. Ik mag mij er niet mee bemoeien, maar ik mag er wel een
eigen mening over hebben.
Bijvoorbeeld: jij vindt vrouwenbesnijdenis of een hoofddoek dragen eigenlijk niet kunnen, je mag hier niets
van zeggen, want je behoort niet tot die cultuur.
!! Normatief universalisme = Universeel= universele rechten van de mens. Dat dezelfde regels over de hele
wereld gelden, moet de norm zijn.
Bijvoorbeeld: ik vind vrouwenbesnijdenis niet kunnen, ondanks dat ik niet tot deze cultuur behoor, vind ik
hier iets van. Alle regels moeten voor iedereen gelden, ongeacht de cultuur of waar je woont.
Cultureel relativisme en normatief universalisme zijn uitersten.
Hokjesdenken (Amartya Sen, 1933) = hij vindt hokjes denken goed. Je mag
mensen categoriseren, maar: mensen zijn niet gelijk. Mensen behoren namelijk
tot verschillende groepen. Amartya Sen ziet mensen als losse individuen.
Voorbeeld: een filosoof behoort in het hokje filosoof, maar dit betekent niet dat
de filosoof niet verschilt van een andere filosoof, of dat de filosoof niet ook in
het hokje “man” past.
!! Mono-identiteit (Amartya Sen) = als je mensen in één hokje plaatst, doe je
aan mono-identiteit. Dit is een foute denkwijze volgens Amartya Sen.
Bijv. Pietje is alleen filosoof.
!! Meervoudige identiteit (Amartya Sen) = wanneer je in verschillende hokjes past. Dit is eigenlijk altijd zo.
Bijv. een filosoof kan ook een vader, voetballer, kok enz. zijn.
Uniforme standaard (Iris Marion Young, 1949 –
2006) = we beschouwen mensen als gelijk, maar
mensen zijn niet gelijk (=differentiedenken, dus de
verschillen herkennen!). Mensen zijn gelijkwaardig.
Uniforme standaards leiden tot ongelijkwaardigheid.
Voorbeeld: ieder dier moet in een boom klimmen, het
maakt niet uit of het een schildpad is of een aap.
!! Differentie + Differentiedenken op individueel niveau (Marion Young) =
Mensen zijn niet gelijk, maar verschillen van elkaar. Ze zijn gelijkwaardig.
!! Gelijkheid = iedereen krijgt hetzelfde blok om over de schutting heen te kijken, ongeacht de lengte van
iemand.
!! Gelijkwaardigheid = afhankelijk van lengte krijgt iedereen een blok om over de schutting heen te kijken,
zodat iedereen over de schutting kan kijken.
!! Wanneer is de samenleving rechtvaardig? (Axel Honneth (1949)
& Nancy Fraser (1944) =