INTELLIGENTIE, PERSOONLIJKHEID & IDENTITEIT
College 1a: Verschillen tussen Kinderen
DR. AMARANTA DE HAAN
Persoonlijkheid
1. Psychoanalytische benadering van Sigmund Freud:
a. Gedrag wordt grotendeels gestuurd door onbewuste processen,
b. Onbewuste verlangens zijn te traceren via bijvoorbeeld versprekingen en dromen,
c. Grote impact op andere wetenschappen, kunst en literatuur.
– Freud leverde geen empirisch bewijs, en je kunt dus niet het tegendeel bewijzen.
2. Psychosociale theorie van Erik Erikson:
a. Bouwt voort op het werk van Freud,
b. Verschillende stadia in ontwikkeling gedurende het gehele leven,
c. Het niet succesvol doorlopen van ontwikkelingsstadia kunnen latere problemen
veroorzaken.
3. Dispositionele benadering:
a. Trekkenbenadering,
b. Persoonlijkheid is stabiel,
c. Wortels in de late 19e eeuw (Albert Binet),
d. Raymond Cattel zijn dat er 16 trekken of traits zijn,
e. De Big Five: extraversie, conscientieusheid, vriendelijkheid, emotionele stabiliteit en
openheid.
4. Situationisme versus interactionisme:
a. Persoonlijkheid is niet stabiel,
b. Situationisme zegt dat het gedrag volledig wordt bepaald door de situatie waar je in zit,
c. Interactionisme zegt dat het gedrag gedeeltelijk dor de persoonlijkheid en gedeeltelijk
door de situatie.
5. Biologische bendaring:
– Basis voor persoonlijkheid zit in de hersenen via werking van neurotransmitters,
– Veel onderzoek naar biologische basis van de eigenschappen: affectieve stijl, emotionele
stabiliteit, extraversie – introversie.
– Gedragsgenetica: erfelijke bepaaldheid van persoonlijkheid.
Intelligentie
Vier benaderingen tot intelligentie:
, 1. Psychometrische benadering: operationaliseren met als doel verklaren en voorspellen,
2. Cognitief-psychologische benadering: zicht krijgen op de mentale processen,
3. Neurologische benadering: kijkt naar bijvoorbeeld de bloedtoevoer naar de hersenen,
4. Beschrijvende benadering: verschillende manifestaties in verband brengen met elkaar.
Intelligentietest zijn populair in gebruik vanwege zijn efficiëntie want veel mensen kunnen tegelijkertijd
gemeten worden, standaardisatie want er is een vast gemiddelde en omdat deze waardevrij is, de invloed
van taal en cultuur is tot een minimum beperkt.
Etnische identiteit
Psychosociale theorie van Erik Erikson gaat hier op verder → identiteit versus rolverwarring
Identiteit wordt steeds belangrijker omdat de maatschappij complexer wordt. De sociale identiteit is wie
je bent in relatie tot de sociale context. De etnische identiteit is onder andere bij welke etnische groep
hoor ik?
College 1b: Hoofdbegaafdheid
DR. JACQUELINE SCHENK
Intelligentie
Acht soorten intelligentie: linguïstische, logisch-mathematische, ruimtelijke, muzikale, lichamelijk-
kinetische, interpersoonlijke, intra-persoonlijke en naturalistische intelligentie.
Andere definities van intelligentie:
– Vaardigheid om succes te bereiken in het leven,
– Succes afhankelijk van omgeving aan te kunnen passen,
– Een balans tussen analytische, creatieve en praktische vaardigheden,
– Een goed ontwikkelde informatieverwerking.
Plomin en Price (2003):
– 50% van de intelligentie wordt door erfelijkheid bepaald,
– De invloed die de omgeving kan uitoefenen neemt af naarmate we ouder worden:
5 jarige leeftijd: 26% van IQ-verschillen genetisch, 5% door de gedeelde omgeving en
24% van de unieke omgeving.
16 jarige leeftijd: 62% genetisch, 0% gedeelde omgeving en 38% van unieke omgeving.
26 jarige leeftijd: 88% genetisch en 12% unieke omgeving.
Definities van Hoogbegaafdheid
De drie persoonsfactoren van Renzulli (1985):
– Hoge intelligentie ( >130 IQ),
– Doorzettingsvermogen (taakgerichtheid),