Samenvatting onderzoeksvaardigheden (GEO1-2204)
Hoofdstuk 1: de oorsprong en het proces van sociaal onderzoek
Twee onderzoeksstrategieën:
Kwantitatief onderzoek Kwalitatief onderzoek
Meting van sociale variabelen, kwantificering van Inzicht in de subjectieve betekenissen van actoren.
data
Numerieke en statistische gegevens Gegevens zijn woorden, teksten en verhalen
Deductieve benadering: toetsing van theorieën Inductieve benadering: theorie ontstaat uit gegevens
Objectivistische ontologie Sociaal constructivistische ontologie
Positivistische epistemologie Interpretivistische epistemologie
Gangbare methoden: enquêtes, experimenten Gangbare methoden: interviews, etnologie
Waarom onderzoek?
1. Om een vraag te beantwoorden
2. Om bestaande kennis te vergroten of een bestaand probleem op te lossen
3. Beroepspraktijk
4. Persoonlijke professionele ontwikkeling
Begrijpend sociale is onderzoeksmethoden is belangrijk omdat:
1. Helpt beginnende onderzoekers valkuilen te vermijden
2. Bekend raken met manier waarop onderzoek wordt uitgevoerd
Social research = wetenschappelijk onderzoek met hoofdvragen over sociaalwetenschappelijke gebieden
(sociologie, politiek, criminologie)
Uitgevoerd omdat bepaald aspect in de maatschappij op een zeker niveau onopgelost is
Gemotiveerd door veranderingen in de maatschappij en niet in een vacuüm
Factoren bepalen context sociaal onderzoek:
1. Theorieën: worden gebruikt om de sociale wereld beter te begrijpen. De onderwerpen die worden
onderzocht worden beïnvloedt door beschikbare theoretische ideeën die helpen de achtergrond beter
te begrijpen en geven het onderzoek vorm
2. Literatuur: bestaande kennis over het gebied waarin de onderzoeker geïnteresseerd is, vormt de
achtergrond van sociaal onderzoek
3. Visie op relatie theorie en onderzoek: beginnen of eindigen met de theorie (hypotheses)
4. Epistemologische overwegingen: aannames en meningen over hoe het onderzoek uitgevoerd moet
worden. Wat is de beste manier om sociale fenomenen te meten?
5. Ontologische overwegingen: aannames van sociale fenomenen (vb. deterministisch). Is het fenomeen
te beïnvloeden of een product van onze interacties?
6. Normen en waarden: etnische zaken (binnen de maatschappij)
7. Doel van onderzoek: draagt bij aan de vergaring van kennis over de sociale wereld of moet het
praktisch zijn om de wereld te veranderen? 2 onderzoeksaanpakken kwesties voor dagelijks leven:
- Evaluatieonderzoek
- Actieonderzoek
8. Politieke context: sommige onderwerpen zijn aantrekkelijker om te onderzoeken, krijgen meer
aandacht en zijn vaker gepubliceerd. Gefundeerd door de overheid
9. Training en persoonlijke waarden: voorkeuren van de onderzoeker zelf
Sociaal onderzoek is geen lineair proces en zit vol met onverwachtheden waardoor dingen niet altijd volgens
plan gaan.
1
,Kernelementen sociaal onderzoek chronologische volgorde:
Literatuuronderzoek: wat er al bekend over het onderwerp, welke concepten & theorieën en
onderzoeksmethoden zijn toegepast, welke controversen en bewijsmaterialen bestaan er, wie zijn de
belangrijkste bijdragers van het onderzoek (kritisch op significantie)
Concepten en theorieën: concepten om de sociale wereld te begrijpen (status, macht, kapitaal),
verschil tussen deductieve en inductieve benadering. Vertrouwd raken met concepten en theorieën:
o Helpt gegevens te interpreteren door een framework aan te bieden
o Geeft een beeld van hoe nuttig de theorie is in het onderzoek naar het sociale fenomeen
Onderzoeksvragen: leiden van literatuuronderzoek, beslissingen over soort onderzoek,
dataverzameling en data-analyse, vermijden van bijzaken, zorgen voor duidelijkheid
Steekproeven “cases”: inhoudsanalyse, representatieve steekproef om bredere populaties goed weer
te geven. Case-study toepassen als een enkele casus wordt onderzocht
Dataverzameling: bijvoorbeeld neuropsychologische test en gestructureerd interview, participant
observatie en semigestructureerd interview zodat de onderzoeker een open mind kan houden over de
benodigdheden waaruit concepten en theorieën ontstaan
Data-analyse: managen, analyseren en interpreteren van data vaak met behulp van een
gecomputeriseerd programma
o Primair: verantwoordelijke onderzoekers voeren de analyse uit
o Secundair: iemand anders analyseert de data
Rapporteren: introductie → literatuurbespreking → onderzoeksmethoden → resultaten → discussie →
conclusie
2
, Hoofdstuk 2: sociale onderzoeksstrategieën, kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Hoe kunnen we de sociale werkelijkheid beschrijven, verklaren en/of voorspellen?
Er is niet één wetenschappelijk methode: eerst onderzoeksstrategie, daarna de methode (instrument of
techniek) om onderzoek uit te voeren.
Relatie tussen theorie en onderzoek:
Theorie als startpunt of als uitkomst: deductief versus inductief
Onderzoekstrategie: kwalitatief versus kwantitatief
Methodes: onderdeel van strategie (vragenlijst, interview, focusgroep, observaties, documentanalyse)
Samenhang strategie, design en methode belangrijk voor kwaliteit onderzoek
Theorie en onderzoek
Bryman: Theory is important because it provides a background and justification for the research being
conducted, but is also provides a framework within which social phenomena can be understood a research
finding can be interpreted
Een goede theorie is verifieerbaar, verklaart een fenomeen, faciliteert abstractie en bestaat uit concepten
2 soorten theorieën:
1. Grand theories: ongeacht het onderzochte fenomeen; het kan altijd worden ingepast in een breder
theoretisch schema. Niks wordt weggelaten, alles wordt verklaard
o Abstract, lastig toe te passen om toepasbaar te maken
o Bijvoorbeeld: marxisme
2. Middle range theories: toegepast op domein
o Bijvoorbeeld: diffusion of innovation van Rogers
Naïef empirisme/empirische bevindingen = benadering om de werkelijkheid te bestuderen. Kennis wordt
opgedaan vanuit ervaringen
Deductieve theorie (kwantitatief onderzoek): onderzoeker leidt hypothese af van beschikbare theorie
Expliciete hypothese empirisch toetsen → accepteren/verwerpen
Deductieve aanpak: theorie → data
Bijvoorbeeld: als het regent, wordt alles dat buiten staat nat (regel). Het regent en de tafel in
mijn tuin is nat (observatie). Theorie bevestigd
Inductieve theorie (kwalitatief onderzoek): conclusie terugplaatsen in literatuur aan het einde van onderzoek
Generaliseerbare gevolgen o.b.v. observaties (patronen)
Vaak kwalitatief onderzoek, maar kwalitatief niet altijd inductief
Inductieve aanpak: data → theorie
Bijvoorbeeld: de eerste eend is bruin, de tweehonderdste eend is bruin (observatie). Alle
eenden in het park zijn bruin (conclusie).
Abductie: gaat uit van de meest waarschijnlijke verklaring, vaak o.b.v. observaties
De relatie tussen theorie en de werkelijkheid:
3