HC 2. Schilderkunst & Laagopbouw
Paneel Schilderkunst in 13e- 15e eeuw
& Noord vs. Zuid
1. De drager van Hout, of Koper (of ander metaal)
Hout:
• Bomen werden gekapt en gespleten door een hamer en een wigge (zo breek hout
langs de houtnerf af) → daarna in 4 delen → hierna in richtigen zagen: dit was
belangrijk om krommingen tegen te gaan → (Radiale planken)--> Nadeel is dus dat je
minder grote panelen kan maken
• Kan ook via een zaagmolen (tangentieel) → op deze manier bredere planken die net
zo breed als de boom zelf waren → nadeel is: dat alleen de middelste plank
bruikbaar is voor een paneel → de rest zou krom trekken door de nerven in het hout
• Soms werden verschillende panelen aan elkaar verlijmd, en verbonden met een
deuvelverbinding
Noord: Baltisch eikenhout, hardere houtsoorten
Zuid: Populierenhout, zachtere houtsoorten
2. Preparatie van de drager:
Bij de klassieke manier van prepareren komt eerst een 1. dierlijke beenderlijmlaag om het
doek of hout af te sluiten. Daaroverheen een 2. grondlaag van krijt en gips (ook wel ‘gesso’).
Door het aanbrengen van enkele lagen gesso, gevolgd door fijn schuren, wordt de
ondergrond glad en egaal wit gemaakt.
(Je kan ook nog onderschijd maken tussen: Gesso grosso = grof. Gesso sottile = fijn)
(Reden voor lijmlaag en gromlaag: verbergen van de kleur van de drager; en het oppervlak zo
regelmatig en glad mogelijk te maken)
3. ondertekening
Een ondertekening werkt als een soort planning:
• Een gids voor de verflagen
• scheiding van verschillende kleuren
• De basis voor de schaduwen en middentonen
Er zijn een aantal manieren/technieken om een ondertekening te maken:
• Een vrije ondertekening
• Een al bestaande tekening (of carton) overtrekken
• spolvero (gaatjes met stof)
Verschillende tekenmaterialen
• droge materialen: Zwart krijt/houtskool
• vloeibare materialen: Pigment + water of bindmiddel
Een ‘pentimento’ is een verandering in de ondertekening ten opzichte van het uiteindelijke
werk. Deze kunnen worden ontdekt met infrarood technieken. Ook kan het zo zijn dat de verf
transparanter wordt met de tijd. Dan komen deze bedenkingen ook naar voren.
, 4. tussenlaag / isolatielaag
Dit is een dunne vernisachtige (soms lokale) laag (wassing) over de drager (doek/paneel), incl.
de tekening of schets; deze laag dient als middentoon voor het schilderij (vergelijk getint papier
dat als tussentoon dient bij krijttekenen); en als scheidingslaag/ isolatielaag tussen
ondertekening/olieverfschets en de latere vervolglagen. Kortom: deze laag:
voorkomt dat grondlaag de verf absorbeert, en geeft meteen de eerste kleurtoon aan.
Meestal is de laag van: Lijnolie en Lijm (met of zonder pigment) (als er olieverf word gebruikt)
(bij ei-tempera alleen lijmlaag)
Gekleurde Tussenlagen:
Noorden: Voornamelijk:
• Primeursel (van mander): Een dunne (roze/ vleeskleurige) transparante, laag, welke
soms nog doorschemerd in bepaalde schilderijen. Rozig met weinig verfstreken
Zuiden: Vanaf de 16e eeuw ook in Italië:
• Imprimatura: transparante, vaak bruinige laag met veel verfstreken
5. verflagen (evt. met glacislagen)
Opaque onderlagen en vervolgens details (bij olieverf ook vaak de (gekleurde) transparante
glacislagen!)
6. vernis
Bestaat meestal uit: lijnolie verhit met hars. (vernis kan echter ook van eiwit of was gemaakt zijn)
Functies vernis:
• Bescherming tegen stof, vuil, zonlicht, vocht of andere schade
• Grotere verzadiging van kleuren en beter uitkomen details (wegnemen verstrooiing licht
door glad oppervlak)
, Paneel: Middeleeuws Bladgoudverguld Paneel
Nadat het houten paneel geprepareerd is, word er een ondertekening gemaakt.
preparatie: lijmlaag en preparatie: gladschuren om oppervlak zo ondertekening
en grondlaag glad mogelijk te maken
Op het paneel worden de contourlijnen van figuren ingekrast, omdat als het bladgoud over
de tekening heen komt zal je misschien de tekening niet meer kunnen zien. Dergelijke
krassen die dieper liggen zul je wel nog zien.
contourlijnen inkrassen
Vervolgens worden een aantal lagen bolus aangebracht, daar waar je het bladgoud wilt
hebben. Bolus is een laagje klei die je makkelijk kan polijsten. De bolus moet zo egaal
mogelijk aangebracht worden. Vervolgens word de bolus vochtig gemaakt met water
(“vergeluders-water”) (en evt. met eiwit), waarna op deze natgemaakte bolus een klein
blaadje bladgoud gelegd word (‘laten vallen’).
bolus (kleilaagje) aanbrengen, daar bolus nat maken met water (+ evt. eiwit) Blaadje bladgoud op de natte
waar je het bladgoud wilt hebben bolus leggen (‘laten vallen’)
Laat het rusten, en dan kan het bladgoud gepolijst worden (-> zo krijg je gladde
spiegelende goudlaag). In deze techniek word in het bladgoud vaak met een hamertje kleine
puntjes geslagen (vaak bij de halo’s: ander soort reflecties): “geponst”.
glad polijsten ponsen
,Vóór geschilderd kan worden moet een isolatielaag aangebracht worden. Zo zal bindmiddel
niet te veel in de grondering trekken. Hierna kan geschilderd worden. Dit gebeurde heel
structureel. Eerst blauwe partij. Dan rood. Dan gezichtjes.
Nadat per kleur gewerkt is, kan opgewerkt worden: aan de details gewerkt. Details in de
gezichten. Op het laatste de allerkleinste details ( zoals letters in een boekje)/
isolatielaagje per kleur en vakje details zoals plooien laatste: kleinste details
word geverfd
Hier nog een andere demonstratie van puur het ‘watervergulden’ zelf:
Een belangrijk verschil tussen olie- en watervergulding is dat je olie-vergulding niet kan
polijsten, omdat je dan het fixeermiddel weghaalt.
Olievergulding (ook wel ‘Mordant Vergulding’):
geschikt voor kleine details, dunne lijnen ! vergulde lijnen op fixeermiddel of lijm
• fixeermiddel aanbrengen met een penseel. Daarop fixeert goud zich
Poeder- of schelp goud (gemalen bladgoud in bindmiddel gebruikt op dezelfde manier als pigment,
vooral gebruikt in de 15e eeuw)
Verflagen:
• ei tempera
- snelle droogtijd
- streperige karakter van de verflaag
- vlak oppervlak
- relatief mat
- heldere kleuren
Vernis: zowel olie-hars en eiwit vernissen
,Altaarstuk Italië: paneel met watervergulding
Tot 15e eeuw paneelschilderingen veel verwantschap met goudsmid door het
gebruik van bladgoud
• Hout: in het zuiden / Italië populieren hout
• Lijmlaag = dierlijk lijm
• Voorbereidende lagen aanbrengen:
o gesso grosso = grof
o gesso sottile = fijn
• ‘pastiglia’
o 3D effect op de schilderijen
• Ondertekening
o vrije ondertekening, overtrekken carton of een tekening, of:
o spolvero (gaatjes met stof)
• Voorbereiding voor vergulding:
o Contourlijnen inkrassen
" grens tussen vergulding en schildering: met een stylus
" Halo’s met een passer
o Bolus (rode aardpigmenten) waar bladgoud moet komen te liggen
" aangebracht met een spons of kwast
" na het drogen: gepolijst
• Water Vergulden:
" Neerleggen vierkant bladgoud op kussen
" snijden bladgoud met vergulders-mes
" Bevochtigen rode bolus met water (en eventueel met eiwit)
" oppakken bladgoud met vergulders-kwast
" bladgoud op vochtige rode bolus ‘laten vallen’
" polijsten van het goud met agaat
• Decoraties van de vergulding
" Met een hamertje werd er zachtjes op de pons getikt
" Ponsen waren handgemaakt dus identificatie soms handig
" sgraffito
, Schilderen op DOEK
Drager
• Soms van hennep of katoen, maar meestal gemaakt van linnen:
• Linnen is gemaakt uit dezelfde plant als de olie waarmee wordt gemaakt:
> Stengel wordt bewerkt tot vlas, vlas tot linnen. De fijne vlas voor doeken gebruikt
> Dan wordt het gewoven.
- Plain weave → linnenbinding (1 onder, 1 over)
- Keperbinding → twill (Diagonaal patroon)
- Visgraatverbinding (visgraatvorm)
• Gaugain gebruikte jute doeken
Opspannen van het doek:
-> een spanraam en touw (voordeel is dat je in het proces het doek nog verder aan kan spannen), of:
-> een spanraam met spijkers.
(Het kon ook beiden, als tweestappenproces. De reden hiervoor was dat er tot de 18e
eeuw geen spieramen waren, dus men kon het niet aanspannen)
Luchtlijn: een fijn geweven linnen doek met een lijmlaag maar geen grondering.
- matte verflaag
- geen vernis
- gevoelig voor vocht en vaak in slechte staat
Preparatie van het doek !zie paneel.
De klassieke manier van prepareren betekent eerst een dierlijke lijmlaag om het doek of hout
af te sluiten. Daaroverheen een grondlaag (van krijt en gips) (‘gesso’):
De Grondlaag (Gesso):
15e eeuw 1 laag. Vanaf 16e eeuw twee lagen, en later meer lagen. Venetië 16e
eeuw → gekleurde donkere gronderingslaag → van donker naar licht werken →
dikste lagen: ‘hoogsels’, dunnere lagen: ‘schaduwen’.
In de loop van de 17e eeuw steeds meer lagen, grondlaag steeds vaker gekleurd en
absorberend, en ondertekening steeds minder belangrijk
Ondertekening
(Een ondertekening van pigment + water/bindmiddel onder een primuersel)
Tussenlaag / isolatielaag ! Zie paneel!
Verflagen (pigmenten+bindmiddel en glacislagen (vaak lak met olie).)
o Doodverf:
" oorspronkelijk voor lijken
" onderschildering geworden
" globaal vastleggen belangrijkste kleurpartijen
" vastleggen belangrijkste licht-donker partijen
o verflagen (pigmenten+bindmiddel lagen en glacislagen (zoals lak met olie)).
De verflagen maken gebruik van de onderste grondering
Vernis: Beschermende laag
, HC 3: Schilderkunst
Tempera & Olieverf
Verf = pigment + bindmiddel
Bij TEMPERA worden de pigmenten vermengd met eidooier (of lijm of gom) en water.
De verhouding bindmiddel en pigment bij tempera moet 1:1 zijn. Temperaverf wordt vaak op
een systematische manier aangebracht. Het modelleren van vormen en het mengen van
kleuren wordt gedaan door hele dunne en fijne streepjes.
Verf eigenschappen Tempera:
• snelle droogtijd • kleine penseelstreken
• streperig karakter (door verfstreken) • vlak oppervlak (geen impasto!!*)
• relatief mat • heldere kleuren
*Impasto is een schildertechniek waarbij de verf in zeer dikke streken op het kunstwerk wordt
aangebracht. Door het gebruik van impasto wordt de structuur van het oppervlak versterkt
waarmee speciale effecten kunnen worden bereikt.
Bij tempera wordt er vaak gebruik gemaakt van een drie tinten systeem om kleuren optisch te
laten mengen. De donkerste kleur bestaat uit de gekozen onvermengde kleur. De middelste
kleur bestaat uit twee delen van de onvermengde kleur en een deel loodwit. De lichtste kleur
bestaat uit een deel van de onvermengde kleur en een deel loodwit.
incarnaten aanbrengen bij ei-tempera :
• onderlaag van groene aarde (letto)
• een bruin groen mengsel van gele oker, zwart en loodwit (verdaccio)
• een roze verf laag van vermiljoen en loodwit
Omdat de verf zo transparant is komt met de jaren de Letto iets meer naar voren en lijkt het
alsof de figuren een groene huid hebben.
Vanaf 1450 zijn veel kunstenaars OVERGESTAPT NAAR OLIEVERF. Dit komt vooral door
de invloed vanuit het Noorden en de visuele effecten die olieverf met zich meebrengt.
Voordelen olieverf, t.o.v. ei-tempera:
- langer bewerkbaar
- meer glans
- stofuitdrukking goed, doordat je veel (transparante) laagjes kan aanbrengen
- nauwkeuriger schilderen met meer details
- een ‘raam’ naar de zichtbare wereld
Olieverf bestaat uit een pigment met een drogende olie (lijnzaad, walnoot, papaverzaad).
Als je de olie verhit wordt hij; dikker, transparanter, donkerder, een snellere droogtijd en heb
je minder penseelstreken nodig.
Als je de olie blootstelt aan de zon wordt hij; dikker, lichter en transparanter.
glacis zijn dunne, doorschijnende verflagen gemaakt van een pigment en een bindmiddel
met een gelijke brekingsindex. Olie is het enige bindmiddel wat een brekingsindex heeft gelijk
aan sommige pigmenten.
, Kenmerken olieverf
- bestand tegen water
- droogt hard op
- beter uitstrijken
- laat verf glanzen zonder vernis
- kan worden opgebouwd in lagen (hierdoor goed voor stofuitdrukking en
overgangen)
- maakt de verf levendiger
- nat-in-nat schilderen
VERSCHILLEN TEMPERA EN OLIEVERF
Tempera Olieverf
droogtijd snel langzaam
doorzichtigheid opaque Glacis-lagen mogelijk
glans mat glanzend
impasto onmogelijk mogelijk
bindmiddel water olie
penseelstreken arcering zachter overgang
modellering drie tinten systeem nat-in-nat of opbouw van lagen
Goed voor
Moeilijk makkelijk
stofuitdrukking?
Eigenschappen acrylverf
- droogt door verdampen van water
- droogt helder
- kan zand aan worden toegevoegd
- droogt relatief snel
- veel toevoegingen mogelijk
- zeer elastisch