Samenvatting kennisclips canvas dovenstudies.
Les 1: Introductie
Leerdoelen:
- Kan globaal beschrijven wat hij/zij bij het vak Dovenstudies kan verwachten.
- Weet wat een naamgebaar is.
- Leert om te gaan met de tolk NGT in de les en kent de omgangsafspraken.
- Kan basale vragen over doofzijn, dovencultuur formuleren en de antwoorden zelfstandig
vinden.
- Heeft inzicht in de doelen van de praktijkopdrachten en kan een start maken met het
uitvoeren van de praktijkopdrachten.
- Heeft begrip van de werking van Canvas en is in staat om het vak Dovenstudies te
bestuderen aan de hand van instructies via Canvas.
Naamgebaar Een gebaar dat verwijst naar een persoon of dier
Waarom module dovenstudies?
Dovengemeenschappen worden beschreven als een ‘high-context culture”.
Gebarentaal is sterk context-afhankelijk. Module dovenstudies biedt betekenisvolle contexten,
documentaires, films, literatuur, historische achtergronden, narratieve dialoog met de docenten en
eigen ervaring.
Vergelijking harry potter en dovengemeenschap kennen. Zie hieronder:
Harry potter werd achtergehouden/verstopt niet aan de buitenwereld laten zien, bij doven is dit ook
zo omdat 95% van de kinderen in een horend gezin worden geboren.
Harry potter en draco en de families kunnen allemaal magie en hebben alle kennis, hetzelfde bij dove
kinderen met dove familie die kunnen allemaal gebarentaal.
Harry voelde zich alleen en niet begrepen. Totdat die naar hogwarts ging daar was iedereen zoals
hem en kon iedereen magie. Dove kinderen die opgroeien in een horende familie krijgen geen
gebarentaal mee en denkt dat die alleen is. Maar op de school voor doven is iedereen zoals hij/zij en
vindt hij vrienden die ook gebarentaal kan, waardoor gebarentaal sneller geleerd wordt en meer
geleerd over het dovengemeenschap
,Les 2: Doof en zo.
Leerdoelen:
- Globale beschrijving dovengemeenschap (wie, hoeveel, verschillen in doelgroepen).
- Basiskennis hoe doven leven, wonen, werken en gebruik maken van technische middelen.
- Weet welke organisaties/websites er zijn en kan activiteiten vinden.
15.000 tot 18.000 doven in Nederland 0,1% van de bevolking.
1,5 miljoen mensen met auditieve beperkingen 10% van de bevolking.
Gebarentaal is niet internationaal. Ieder land heeft zijn eigen gebarentaal. En gebarentaal kan ook
regionale verschillen hebben.
Bij baby’s wordt de eerste week al getest of het kind doof is. Per jaar worden er 100 dove baby’s
geboren.
Lawaaidoof en doof zijn niet hetzelfde. Lawaaidoof begint bij de hoge tonen.
Variaties:
- Licht-slechthorend (geen gehoorapparaat).
- Zwaar-slechthorend (wel gehoorapparaat).
- Doof.
- Plotsdoof of laatdoof (wel horend geboren).
- Doofblind (blind of doof geboren en later doof of blind geworden).
- Doof+
- Presbyacusis (ouderdom slechthorendheid).
- Lawaaidoof (door harde muziek).
- Tinnitus (continu geluiden in je oor wat je functioneren kan beïnvloeden), ziekte van
Ménière.
Technische middelen:
- Ondertiteling
- Gebarenpostzegel
- Teksttelefoon (van vroeger)
- Hoornversterker (voor slechthorenden)
- Flits- en trilwekker
- Flitsbel
- Waarschuwingshorloge
- Livebeelden
Tolkvoorziening:
- Leefsfeer 30 uur per jaar. Bijv. huisarts of een feestje.
- Werksfeer 15% van de werktijd.
- Onderwijssfeer Maximaal (tot 30 jaar).
Schrijftolken Tolk typt en de dove kan dan meelezen.
Tolk NGT of tolk NmG (Nederlands ondersteunend)
Tolken op afstand (via beeld communiceren, beeldtelefonie)
Les 3: Cultuur en Cultuuroverdracht.
Leerdoelen:
, - Globale beschrijving cultuur en dit uitleggen.
- 3 belangrijkste elementen van cultuur (symbolen, waarden en normen en vaardigheden)
benoemen en dit uitleggen aan de hand van voorbeelden.
- Subculturen, contraculturen, dominante culturen en minderheden beschrijven en verbanden
benoemen.
- Uitleggen wat Deafhood inhoudt.
- Wat houdt materiële en immateriële cultuur in?
- Beschrijven hoe cultuur verworven wordt en uitleggen of deze aangeleerd of aangeboren
wordt.
- Uitleggen wat er met: “Cultuur is gemeenschappelijk normatief bezit” bedoeld wordt (Dr. De
Jager/ Dr. A.L. Mok, 2014 p. 264).
- Uitleggen waarom cultureel relativisme ons kan behoeden voor etnocentrisme.
- 3 dimensies (tijd, geografisch & sociale ruimte) van cultuuroverdracht uitleggen.
- Benoemen in welke situatie er sprake is van enculturatie, acculturatie en marginalisatie.
Cultuur in historisch perspectief:
18e en 19e eeuw.
o Cultuur/beschaving als bezit van de burger in de moderne samenleving.
o Beoefening van kunsten en wetenschappen.
o Superieur aan andere culturen.
Vanaf 19e eeuw.
o Hele maatschappelijke leven als cultuur proces.
o Geen waardeverschillen tussen verschillende culturen.
Cultuur = Samenhangend geheel van voorstellingen, opvattingen, waarde en normen die mensen
zich als lid van hun maatschappij d.m.v. leerprocessen hebben verworven, dat in hoge mate hun
gedrag beïnvloedt, waardoor zij zich onderscheiden van de leden van andere maatschappijen.
Niveaus van cultuur:
- Nationaal
- Regionaal (etnisch, religieus, taalniveau).
- Sekse
- Generatie
- Sociale klasse (opleiding)
- Organisatie of onderneming
Subcultuur = Een groepje scheidt zich af van een groter cultuur. Veel komt er overeen maar op
sommige facetten onderscheiden zij zich van het grotere gemeenschap.
VB. Christendom katholieken, hervormden, protestanten (subculturen).
Belangrijkste componenten van cultuur.
Symbolen: Betekenis die worden toegekend aan waarneembare zaken, die iets abstracts
vertegenwoordigen. VB. Tulp Nederlandse identiteit.
Waarden en normen:
Waarden Bewuste collectieven voorstellingen wat mensen als goed en juist beschouwen.
Normen Verwachtingen. Geschreven of ongeschreven regels die je met elkaar hebt (in omgang).
Vaardigheden: Vaardigheden die bij de cultuur horen. VB. Fietsen is vanzelfsprekend voor
Nederlanders.
, Minderheidscultuur:
Weinig connectie met dominante cultuur
Cultuur van ergens anders die je overneemt
Multiculturele samenleving
Volgens LADD (Deafhood, 2003) heeft dovengemeenschap kenmerken van de minderheidscultuur.
Komt alleen niet van ergens anders.
Contracultuur = Cultuurpatroon dat ontstaat in en uit conflictsituaties of onder als frustrerend
ervaren sociale omstandigheden (reactie op bestaande opvattingen, normen en waarden) en een
vorm van protest en verzet tegen dominantie cultuur.
Voorbeelden subcultuur:
- Skaters
- Gothic
- Nerds
- Tegen stroom (Emisch in Amerika)
Voorbeelden contracultuur:
- Muziek maken tegen cultuur
- Bikers (veel drinken, afzetten)
- Vrouwenemancipatie
- Krakersbeweging
Deafhood:
Paddy Ladd beschrijft doofheid als identiteit. Niet alleen het oor is kapot, maar juist te maken heeft
met je dovenidentiteit (holistische identiteit).
Aspecten van cultuur:
- Gemeenschappelijk bezit (van ons allemaal)
- Normatief (normen en waarden)
- Materieel (aanwijsbaar)
- Immaterieel (gedrag, omgang, patronen)
- Spontaan en duurzaam (pokemon Go, architectuur)
- Iedereen
Dimensies cultuuroverdracht:
Tijd (tijdsfase)
Geografische ruimte (noordpool of evenaar)
Sociale ruimte (Met wie heb je verbinding)
Etnocentrisme = Je bent heel erg gericht op je eigen cultuur. Mijn cultuur is goed en de rest is
minder. Mijn waarden en normen zijn goed. VB. Blacklivesmatter
Cultureel relativisme = Vanuit ander perspectief kijken en dan je eigen cultuur in terug zien.
Enculturatie = Aanleren en verwerven van de (sub) cultuur van de samenleving of het milieu waarin
met geboren wordt. Van jongs af aan krijg je je cultuur mee (primaire cultuur).
VB. Nederlandse ouders krijgen Nederlands kind en het kind het cultuur leert van de ouders.
Acculturatie = Later alsnog aanleren en verwerven van een ander cultuur of elementen daaruit.