Cognitieve ontwikkeling en
leerproblemen
Samenvatting
Sonja de Jong
Universitaire Pabo
2014
, Inleiding
Statistieken
Hoeveel leerlingen gr 1 2009-2010 2011-2012
t/m 8?
Totaal 1.591.744 1.559.268
Regulier basisonderwijs >1,5 miljoen >1,5 miljoen
Speciaal basisonderwijs 44.055 = 2,8% 41.792 = 2,6%
Speciale scholen 34.540 = 2,2% 34.373 = 2,2%
Speciale scholen
Cluster 1: visueel gehandicapten
Cluster 2: auditieve en spraaktaalstoornissen
Cluster 3: lichamelijk gehandicapten en ernstig verstandelijke beperkingen
Cluster 4: ernstige gedragsstoornissen
Belang van leerproblemen/stoornissen
Wetenschappelijk belang: leren over (ab-)normale ontwikkeling
Maatschappelijk relevant: recht op voorzieningen, in geval van dyslexie
bijvoorbeeld:
o Vergoeding van behandeling
o Verlengde examentijd
Is het eerlijk t.o.v. net niet dyslectische personen?
Moet bij alle vakken extra tijd gegeven worden?
In hoeverre is leesvaardigheid van invloed op de prestatie van
een vak? En/of is leesvaardigheid een wezenlijk onderdeel van
dit vak?
Wat is het (VWO)diploma waard bij hulp? Overschatting?
o Groter lettertype
o Auditieve ondersteuning
o Mogelijk mondeling examen, opgaven op CD
Verwijsgedrag
Scholen verschillen in het (terechte) verwijsgedrag
o Waar komen die verschillen vandaan?
Verdeling kinderen met leerstoornissen ongelijk
Leerstoornissen ontstaan niet alleen door kindfactoren
Kwaliteit van het onderwijs
Gebrek aan menskracht op scholen
Gebrekkige toepassing van protocollen
Wat is de invloed van ouders?
De term leerproblemen/stoornissen wordt gebruikt om:
a) Verantwoordelijkheid voor het eigen werk te minimaliseren
b) Te ontkennen dat talenten ongelijk verdeeld zijn
c) Te profiteren van bijbehorende voorzieningen
Veel zogenaamde leerstoornissen bestaan niet
, Definitie van leerproblemen
Historische ontwikkeling:
Vroeger: relatie tussen hersenbeschadiging en specifieke uitval van
vaardigheden (Gall)
o Hersenbeschadiging leidt tot stoornis
o Dus als iemand een stoornis heeft, heeft die ook een
hersenaandoening?
Nu: Gedurende de ontwikkeling ontstaat uitval van een vaardigheid. De
uitval is specifiek en onverwacht
Kindfactoren verwijzen naar het vermogen
of de potentie om de vaardigheid te
verwerven.
Omgevingsfactoren verwijzen naar de
gelegenheid om de vaardigheid te
verwerven (opportunity to learn).
Specifieke leerstoornis
Probleem in verwerven van
vaardigheid in luisteren, spreken, lezen, schrijven, spellen of rekenen (=
gedragsniveau)
Probleem is het gevolg van een stoornis in één of meer basale
psychologische processen die van belang zijn voor het begrijp en gebruik
van gesproken of geschreven taal (= cognitieve niveau).
De term omvat condities als perceptuele handicap, hersenbeschadiging,
MBD, dyslexie en ontwikkelingsafasie
De term heeft geen betrekking op kinderen die leerproblemen hebben die
vooral het gevolg zijn van visuele, auditieve, motorische handicaps,
mentale retardatie, emotionele of gedragsproblemen of door omgevings-,
culturele of instructieve factoren (=exclusiecriteria).
Wat opvalt in deze definitie:
Biologisch niveau ontbreekt ten dele. In veel definities is de stoornis
vermoedelijk van biologische origine (genetisch en/of neurologisch)
Geen verwijzing naar onverwachtheid van de stoornis
Definitie gaat vooral over wat een leerstoornis niet is
Waarom is het moeilijk om een leerstoornis te definiëren?
LD is een niet-observeerbaar construct: unexpected underachiever
LD’s zijn dimensionaal, er is geen specifieke grens tussen LD en niet-LD
, Modellen voor het vaststellen van leerproblemen
1. Achterstandsmodel (low achievement model)
Kind heeft leerprobleem wanneer hij onder de grensscore presteert.
o Betrouwbaarheid is in orde wanneer met een goede test gemeten
o Validiteit is ook in orde, maar…
Bevat geen onverwachtheid betreft wat verwacht mag worden
van andere vaardigheden
Geen onderscheidt met underachievers waarvan de lage
prestatie veroorzaakt wordt door emotionele problemen,
economische nadelen of inadequate instructie
2. Aptitude-Achievement discrepantiemodel
Laag IQ: slecht lezen komt door laag IQ (leerling A)
Hoog IQ: slecht lezen komt door een leerprobleem/stoornis (leerling B)
o Moreel probleem: leerling B wel hulp , maar leerling A niet?
Betrouwbaarheid is niet in orde want twee meetsystemen met en
mogelijk meetfout combineren, verdubbelt de meetfout.
Validiteit is zwak:
o Verschillen tussen groepen met en zonder discrepantie
o Ontwikkeling van de stoornis
Uitkomsten van een behandeling (interventie) zijn
onafhankelijk van IQ
o IQ is een verzamelnaam voor scala aan vaardigheden
o IQ als maat voor leerpotentieel, geen invloed van de omgeving
Kritiek:
o Stoornis zou laag IQ kunnen veroorzaken
o Omgeving wordt soms onterecht uitgesloten
o Moreel probleem
o ‘Wait-to-fail’ strategie
o Is IQ een valide maatstaaf?
3. Intra-individuele verschillen model (model 2 is een variant op dit model)
The person with LDs is one with strengths in many areas but weaknesses
in some core cognitive processes that lead to underachievement.
4. Procesbenadering →uitsluiten van omgevingsfactoren
De geobserveerde vaardigheid kan mede bepaald zijn door de
gelegenheid om de vaardigheid op te doen.
De interne processen die ten grondslag liggen aan het leren van de
vaardigheid zijn niet bepaald door omgevingsfactoren.
Uitsluiten van omgeving door exclusief richten op kind
Instructie → cognitief proces → leren
Werkt niet zo goed omdat niet alle onderliggende processen bekend zijn
Exclusiefactoren als:
o Auditieve en visuele handicaps
o Mentale retardatie
o Verzuim etc
o Factoren in de thuisomgeving
o Inadequate instructie op school
,5. Gevoeligheid voor instructie = Responsiveness To Intervention (RTI) → uitsluiten
omgevingsfactoren
Response op instructie of instructie gevoeligheid
Treatment validity: A treatment validity approach, by contrast, requires that special
education be considered when a student not only performs below the level of peers but
also demonstrates a substantially lower learning rate; that is, the student manifests an
unresponsiveness to the instructional environment. We refer to unsatisfactory
performance along with inadequate growth as a "dual discrepancy”.
o Welk type instructie heeft het kind nodig?
o Steeds opnieuw nagaan of interventie werkt.
Fase 1: Bepaal gemiddelde groei van de klas (en/of school)
Fase 2: Identificeer kinderen met dubbele discrepantie in
vergelijking met peers
Fase 3: Aanpassen van reguliere instructie op behoeften van
individu (in klas)
Fase 4: Speciale instructie buiten de klas
Dubbele discrepantie: niet alleen achterstand maar ook trage
ontwikkeling
Nonresponders : kind groeit niet mbv instructie (≠ slechte instructie)
Curriculum Based Measurement (CBM) a.k.a. “performance indicator”
o Within a treatment validity approach to identification, an assessment system must
document that (a) the regular classroom is producing acceptable growth for many
students and thus is nurturing, (b) important dual discrepancies on performance
level and growth rate exist between a target child and classroom peers, (c)
inadequate individual learning occurs even with general education adaptations, and
(d) improved growth can be derived with the provision of a special education. To
provide these multiple sources of documentation, an assessment method must be
valid for modelling academic growth, distinguishing between ineffective general
education environments and unacceptable individual student learning, informing
instructional planning, and evaluating relative treatment effectiveness. CBM is one
assessment method that can generate these multiple sources of documentation.
Tiers (niveaus van zorg)
o Reguliere instructie in de klas Primary prevention
o Extra instructie in de klas Secondary prevention
o Extra instructie buiten de klas Secondary prevention
o Speciaal (basis)onderwijs Tertiary prevention
Onverwachtheid: discrepantie tussen groei en kwaliteit van het
onderwijs. Inadequate respons op instructie die voor de meeste
leerlingen effectief is gebleken. Dus onverwacht betreft wat je van
instructie mag verwachten.
Multi-stage testing:
o One-stage screening: Findings from this research frequently show unacceptably
high rates of false positives (or students who appear at risk but are not) with one-
stage screens, particularly in the early grades. We recommend a two-stage
screening process as part of Smart RTI.
o Two-stage screening: The first stage of a two-stage screen should exclude
children clearly not at risk. These students pass a cut-point set sufficiently high to
miss only a small number of students with actual risk. The second stage should
target the subset of students who failed the first-stage screen and whose risk status
is uncertain. These students receive an additional and more thorough assessment to
discriminate false positives from those with actual risk. Recent studies show that a
two-stage screening process can improve the accuracy with which students are
identified for secondary prevention.
Betrouwbaarheid:
o Discreet of dimensioneel blijft probleem
o Intensiteit van testen
o Wat is de grens tussen responders en nonresponders?
, Validiteit:
o Variatie in implementatie (toepassing)
o Beschikbaarheid van evidence-based interventies
, Intelligentie
Ontwikkeling van intelligentie meten
Vroeger: intelligentie als responsiviteit en gevoeligheid voor zintuigen,
zoals reactiesnelheid en verschil tussen warm en koud (Galton).
Later: identificeren van mindere capaciteiten d.m.v. testen
o Binet-Simon test (om kinderen naar sbo door te kunnen sturen)
Volgen van een brandende lucifer met de ogen
Handen schudden
Lichaamsdelen benoemen
Munten tellen
Onthouden van reeks cijfers
Definities
Ontbrekende woorden in een zin aanvullen
o Kenmerken
Breed scala aan taken
Verschillende intelligenties in één test met maar één
prestatiescore
Taken zijn door cultuur bepaald
In de taak toename in moeilijkheid die paste bij de specifieke
ontwikkeling van leerlingen naarmate ze ouder worden. Op
deze manier kon de mentale leeftijd gescoord worden en
vergeleken met de werkelijke leeftijd.
Begin van IQ en gestandaardiseerd testen
o Terman (Stanford-Binet)
Vond de norm van de Binet-Simon test niet goed werken → IQ-
norm
Ontwikkelde gestandaardiseerde testen
o Yerkes: The Army Test
Army Alpha voor geletterden
Oral directions
Arithmetical problems
Practical judgement
Synonyms-antonyms
Army Beta voor niet- of laaggeletterden of mensen die geen
Engels spraken
Doolhoven
Kubussen tellen
Figuren completeren
Geometrische figuren construeren
Stern’s Intelligentie Quotiënt (IQ)
o IQ = (mental age/chronological age)*100
o Huidige berekening (Wechsler):
IQ = (testscore/verwachte score voor die leeftijd)*100
, Psychometrische
benadering van
Intelligentie
Positive manifold:
verschillende testen
correleren. Correlatie ontstaat
door een algemene factor (g)
die alle verschillende s-
factoren (intelligenties)
beïnvloedt.
Wechsler tests bevatte de volgende verbale en performance aspecten van
intelligentie
Arithmetic (v): oplossen van rekenkundige problemen
Block design (p): patronen creëren met gekleurde blokjes
Comprehension (v): begrijpen van woorden en uitspraken en een gepaste
reactie geven
Digit span (v): het (omgekeerd) herhalen van een reeks cijfers
Digit symbol (p): cijfersymbolen herkennen
Information (v): algemene kennis van scheikunde, politiek, aardrijkskunde,
literatuur en geschiedenis
Object assembly (p): puzzels binnen een bepaalde tijd oplossen
Picture arrangement (p): aan de hand van afbeeldingen een verhaal
vertellen
Picture completion (p): lijnen van objecten aftekenen
Similarities (v): vergelijken van dingen die op elkaar lijken
Vocabulary (v): definities van woorden
Dit was de eerste test die gemaakt kon worden door mensen van alle leeftijden.
Ook veranderde Wechsler de normering. Omdat de ‘mental age’ groei bij
volwassenen anders is dan bij kinderen, voldeed de IQ-berekening van Stern niet.
Nieuwe berekening werd dus:
IQ = (testscore/verwachte score voor die leeftijd)*100