100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting biomedisch jaar 2, periode 2, huid en afweer en zintuigen €8,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting biomedisch jaar 2, periode 2, huid en afweer en zintuigen

 30 keer bekeken  2 keer verkocht

De anatomie & fysiologie & pathologie en een klein stukje farmacologie staat in de samenvatting.

Voorbeeld 4 van de 38  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 14, hoofdstuk 5, hoofdstuk 9
  • 3 december 2021
  • 38
  • 2021/2022
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (170)
avatar-seller
mies275
Biomedisch hoofdstuk 16 het spijsverteringsstelsel
Het spijsverteringstelsel (gastro-intestinale kanaal) levert de brandstof waardoor alle lichaamscellen kunnen
blijven functioneren, de bouwstoffen zijn nodig voor celgroei en herstel. Het spijsverteringsstelsel bestaat uit het
spijsverteringskanaal en de accessoire organen. De accessoire organen bestaan uit:




1. Gebit: Kiezen zorgen voor het kauwen (masticatie) van voedsel. De hals van de kies markeert de grens
tussen de kroon en de wortel. De kroon is bedekt met een laagje glazuur. Het grootste deel van alle
gebitselementen bestaat uit dentine, dit is een gemineraliseerde matrix die met die van been te
vergelijken is. Dentine bevat geen cellen. De pulpaholte bevat bloedvaten en zenuwen in één tot vier
kleine wortelkanalen. De wortel ligt in een holte wat alveolus wordt genoemd. Vanuit de dentine van
de wortel lopen collagene vezels van het peridontaal ligament naar het omringende bot. Een laag
cement bedekt de dentine van de wortel, dit biedt bescherming en hecht het peridontaal ligament stevig
vast.

- Snijtanden (dentes incisivi). Dit zijn mesvormige tanden en nuttig voor het afbijten van voedsel.
- Hoektanden (dentes cuspidati, dentes canines). Ze zijn kegelvormig en hebben een scherpe rand,
ze worden gebruikt om voedsel af te scheuren.
- Valse kiezen (premolaren). Ze hebben een afgevlakt kroon met opvallende randen. Ze worden
gebruikt om voedsel te pletten en fijn te malen.
- Ware kiezen (molaren). “
- De verstandskiezen (derde molaren). Dit zijn de laatste kiezen die doorbreken.

De eerste tanden en kiezen die verschijnen zijn het melkgebit (primaire gebit, dentes decidui). De
meeste kinderen hebben 20 melktanden- en kiezen. Later wordt dit door het blijvende gebit vervangen.
De periodontale ligamenten en de wortels van het melkgebit slijten en worden door het blijvende gebit
opzij geduwd. Het blijvende gebit bestaat uit 32 elementen.




1

, 2. Tong: Verplaats het voedsel in de mond en wordt soms gebruikt om voedsel naar de mondholte te
brengen. Het grootste deel van de tong ligt in de mondholte. De basis van de tong loopt door in het
bovenste gedeelte van de keelholte.
- Mechanische bewerking door samendrukken, afklikken ne vervormen.
- Bewerking van voedsel voor te bereiden op het slikken.
- Onderzoek van het voedsel met de tast, temperatuur en smaakzintuigen.
3. Speekselklieren: Er zijn drie paar speekselklieren. Speeksel bestaat uit water, slijmstoffen (mucinen),
verschillende ionen, buffers, afvalstoffen, stofwisselingsproducten en enzymen. Door antistoffen (IGA)
en lysozymen worden de bacteriën geremd.
- Aan beide zijden ligt een grote oor speekselklier (parotisklier en glandula parotis). De gang van
Stensen is de afvoerbuis van de oor speekselklieren. Deze klieren vormen het klierproduct
speekselamalyse, dit is een enzym dat zetmeel (complexe koolhydraten) afbreekt tot kleinere
moleculen.
- De ondertongspeekselklieren (glandulae sublinguales) liggen onder het slijmvlies van de
mondbodem. Ze hebben talrijke afvoerbuizen die uitmonden aan weerszijden van de tongriem.
- De onderkaakspeekselklieren (glandulae submanibulares) bevinden zich in de mondbodem langs
het binnenste oppervlak van de onderkaak. De afvoerbuizen monden uit achter de kiezen.




4. Galblaas (Vesica fellea): De galblaas is een gespierde buidel waarin gal wordt opgeslagen en
geconcentreerd voordat deze aan de dunne darm wordt afgegeven. De galblaas bevindt zich in een
uitsparing onder de rechterkwab van de lever. Er wordt dagelijks één liter gal gevormd. De galblaas
wordt door het hormoon CKK gestimuleerd. Het oddisfincter blijft gesloten wanneer er geen CKK
aanwezig is. Wanneer de galblaas vol is wordt water uit de gal opgenomen en veranderd de structuur
van de gal. Als de concentratie van galzure zouten te hoog wordt ontstaan galstenen. Een andere functie
van de galblaas is het omzetten van gal.



2

,5. Lever (Hepar): Dit is het grootste inwendige orgaan. Hij is 1,5kg. De lever is omgeven door een taai,
vezelig kapsel en door een laag visceraal peritoneum bedekt. De lever is in vier ongelijke kwabben
verdeeld, de grote rechter en linker kwab, en de kleinere lobus caudatus en lobus quadratus. Op de
ventrale zijde vormt het sikkelvormige ligamtentum falciforme hepatis de grens tussen de linker en
rechter helft. De verdikte achterste grens van dit ligament is het ronde ligamentum teres hepatis. Een
derde van de bloedtoevoer naar de lever komt voor de rekening van de a. hepatica propria.

De kwabben van de lever zijn in leverlobjes verdeeld. Binnen een leverlobje zijn levercellen
zogenoemde hepatocyten. De hepatocyten vormen plaatjes, ze zijn één cellaag dik en zijn met
microvilli bedekt De hepatocyten passen de circulerende concentraties voedingsstoffen aan. De
bloedruimten, gespecialiseerde en sterk doorlaatbare capillairen vormen doorgangen tussen de
aangrenzende platen en monden uit in een centrale vene. De bekleding van de bloedruimten bestaan uit
kupffercellen, die ervoor zorgen dat ziekteverwekkers, celresten en beschadigde bloedcellen worden
gefagocyteerd. Levercellen nemen opgeloste stoffen uit het bloedplasma op en geven stoffen af.

Levercellen geven een vloeistof af die gal wordt genoemd. Gal wordt afgegeven aan een netwerk van
smalle kanaaltjes tussen aangrenzende levercellen de zogenoemde intralobulaire galcapillairen. De
gal wordt uiteindelijk afgevoerd via de ductus hepaticus communis. Een deel van de gal stroomt de
ductus choledochus in die in het duodenum uitmondt. Het overige deel gaat naar de ductus cysticus
die uitmondt in de galblaas.

De functies van de lever zijn:
- Regulering stofwisseling: Al het bloed vanuit het opnamegebied van het spijsverteringskanaal
stroomt door de lever voordat het in de algemene bloedsomloop terechtkomt. Een overmaat wordt
verwijderd en opgeslagen en tekorten worden gecorrigeerd door opgeslagen reserves. De lever
neemt vitamine A, D, K en E op.


VB: Glucose glycogeen

1. Opgenomen voedingsstoffen of gifstoffen uit het bloed halen, voordat ze de rest van het
lichaam bereiken.
2. De concentratie van organische voedingsstoffen in het bloed registreren en aanpassen.
- Hematologische regulering: De lever krijgt ongeveer 25% van het bloedvolume. Wanneer bloed
door de lever stroomt verwijderen fagocyterende kupffercellen de oude rode bloedcellen,
ziekteverwekkers en celresten. Kupffercellen kunnen een immuunreactie opwekken. De levercellen
zorgen voor de osmotische waarde van het bloed.
- De vorming en functie gal: Gal wordt in de lever gevormd en in het duodenum afgegeven. Gal
bestaat uit water, ionen, bilirubine, cholesterol en verschillende zouten. Het water en de ionen
spelen een rol bij het verdunnen en neutraliseren van het maagzuur. Galzuren zouten emulgeren


3

, (vetdruppels verkleinen) vetten die niet door de pancreas verteerd kunnen worden.

6. Alvleesklier (pancreas): De alvleesklier ligt achter de maag. Hij is ongeveer 15 cm. De eilandjes van
Langerhans geven de hormonen insuline en glucagon af. De alvleesklier is een exocrien orgaan dat
pancreassappen vormt. Dit is een mengsel van verteringsenzymen en buffers. Er lopen heel veel buisjes
die zich door de hele alvleesklier vertakken en uitmonden in klierblaasjes (acini). In de klierblaasjes
zitten acinaire cellen die enzymen en buffers afgeven. De kleine buisjes lopen naar één grote buis die de
ductus pancreaticus heet. Deze buis mond uit in het duodenum samen met de ductus choledochus van
de lever en galblaas.

Pancreasenzymen worden ingedeeld aan de hand van stoffen waar ze op inwerken. Carbohydrasen
(amylasen) splitsen suikers en zetmeel. Lipasen breken vetten af. Nucleasen breken nucleïnezuren af
en proteasen splitsen eiwitten.

Sap afscheiding:
Dagelijks geeft de pancreas 1000ml sap af. Als de zure maaginhoud in het duodenum binnenkomt
wordt secretine afgegeven. Dit hormoon zet de pancreas aan tot het afgeven van een waterige, basische
vloeistof met een PH van 7,5-8,8. Dit bevat natriumbicarbonaat, waardoor de PH van de darminhoud
wordt verhoogd. Cholecystokinine stimuleert de vorming en afgifte van pancreasenzymen. De pancreas
vormt pancreasamylase wat koolhydraten afbreekt. Proteasen zijn 70% van de enzymen die de pancreas
produceert. Ze heten trypsine, chymotrypsine en carboxypeptidase. Ze breken complexe eiwitten af. De
pancreascellen beschermen zichzelf door hun producten in de vorm van inactieve pro-enzymen af te
geven.




Het spijsverteringskanaal bestaat uit:
1) Mondholte (cavitas oris): De mondholte is bekleed met slijmvlies dat bestaat uit plaveisepitheel.
- Betast en onderzoekt voedsel voordat het wordt ingeslikt.
- Verwerkt materiaal mechanisch door de werking van het gebit, tong en gehemelten.
- Bevochtigt materiaal door met slijm en klierproducten van speekselklieren te mengen.
- Begint de vertering van koolhydraten en vetten door middel van enzymen in het speeksel.
2) Keelholte (Farynx): De keelholte dient als gezamenlijke doorgang voor vast voedsel. Voedsel passeert
de orofarynx en de laryngofarynx. Deze delen hebben een gelaagd plaveisepitheel dat lijkt op dat van
de mondholte. De keelspieren werken samen met de spieren van de mondholte en de slokdarm om het
slikproces te beginnen.
3) Slokdarm (Oesofagus): Een gespierde buis waardoor voedsel en vloeistoffen naar de maag worden
vervoerd. De oesofagus loopt via een opening in het diafragma (hiatus esophageus) voordat hij in de
maag uitmondt. De slokdarm is bekleed met plaveisepitheel dat tegen slijtage, koude, hitte en
agressieve stoffen bestand is. De bovenste en onderste oesofaguskringspier zijn cirkelvormige spieren.
De onderste oesofaguskringspier is altijd samengetrokken zodat het voedsel niet terug kan komen.


4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper mies275. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 64438 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,49  2x  verkocht
  • (0)
  Kopen