Leertaak geneesmiddelen
Definitie geneesmiddel
1. Genezen of voorkomen van ziekte wond of pijn (paracetamol)
2. Het stellen van een geneeskundige diagnose
3. Het herstellen, verbeteren of wijzigen van fysiologische functies (de pil)
5 fases van geneesmiddel
1. Inname/toediening (oraal/rectaal)
2. Opname en transport (bloed)
3. Werking/bijwerkingen
4. Omzetting = metabolische (lever zorgt hier voornamelijk voor)
5. Eliminatie
Bloedspiegel: concentratie van geneesmiddel in bloed (plasma concentratie). 3 gebieden:
- Ondergrens: sub-therapeutisch gebied
- Midden: therapeutisch gebied
- Bovengrens: toxisch gebied
Oorzaken bijwerkingen
1. Eigenschappen geneesmiddel zelf: geneesmiddel beïnvloedt celstofwisseling direct of via
receptor. Vaak misselijkheid/braken. Lichaam wil zich ontdoen van potentieel verkeerde
stoffen.
2. Eigenschappen gebruiker. Genetisch bepaald (farmacogentica).
Verschil in eliminatie snelheid, allergische reacties, overige persoonsgebonden bijwerkingen
3. Verkeerd gebruik: tijdstip of hoeveelheid.
Slaapproblemen (te veel Ritalin). Uitdroging (plastabletten). Iets gebruiken wat je nog in de
kast had liggen.
4. Interacties van medicijnen (gebruik van meerdere medicatie.
Door aangrijpen op dezelfde receptoren: antipsychotica en antidepressiva: slaperigheid
Enzyminductie: ene gebruik verminderd het andere werking
Concurrentie bij opname uit darm: ijzer en sommige antibiotica
Voorschrijven medicatie: van arts – apotheek. Soms in blitsers geleverd. Soms zelf uitzetten in
cassettes (weekdoosjes).
Wettelijke kaders
- Geneesmiddelenwet: zegt niet wie het mag uitdelen
- Wet BIG: bevoegd wanneer je bekwaam bent, maar zegt niks over uitdelen medicatie. Alleen
‘voorbehouden handelingen’ maar dit gaat om injecteren van medicatie.
- Kwaliteitswet zorginstellingen: via deze Wet kan een instelling eisen stellen voor het uitdelen
van medicatie.
Toedienen van medicatie: geconcentreerd en zorgvuldig, vaak via instelling een cursus verplicht.
Werkingsmechanisme psychofarmaca, 3 groepen:
1. Slaap en kalmeringsmiddelen
2. Antidepressiva
3. Antipsychotica
Psychofarmaca oefenen werking uit in synaptische spleet. 3 manieren:
1. Blokkeren van receptor (antipsychotica)
2. Werking neurotransmitter versterken (slaapmiddelen)
3. Remmen van de heropname (antidepressiva)
, Groepsnamen van medicatie: duidt de werking aan (slaapmiddelen) en chemische structuur:
benzodiazepine (slaap en kalmeringsmiddel).
Slaap en kalmeringsmiddelen
- Indicatie: angst-onrust, slaapstoornissen, alcoholdetoxificatie. Moet kortdurend, tijdelijk zijn
ivm afhankelijkheid (verslaving).
- Bijwerkingen: suf, concentratieproblemen, spierzwakte (ouderen), verslaving en verwardheid
Antidepressiva
- Effect: stemmingsverbetering
- Indicatie: depressie, angststoornissen
- Bijwerkingen: misselijkheid, hoofdpijn, spierpijn, sufheid, hartgeleidingsstoornissen
(overdosis suïcide), autonome zenuwstelsel.
Antipsychotica
- Effect: demping van psychotische verschijnselen, hevige angst, pijn, bewust zijn
- Indicatie: psychotische toestanden (schizofrenie). 2 vormen: klassiek en atypsich.
- Bijwerkingen: parkinsonisme, sufheid, gewichtstoename, autonome zenuwstelsel: droge
mond, obstipatie, hartfrequentie, bloeddruk, blaaslediging, seksuele functie.