Week 1
Kennisclip 1: communicatie en informatie
Zou er niet een woordenboek moeten bestaan waarin staat wat de ander bedoelt?
Communiceren: delen, gemeenschappelijk maken
Dominant: transmissie
→ berichten over tijd en afstand versturen, nadruk op goede overdracht.
Maar ook: ritueel
→ behoud van gedeelde maatschappelijke waarden en overtuigingen
→ bvb hallo zeggen: niet echt informatieve functie
Informatie: vormen, vorm geven aan
Pas wanneer we data inkleuren/ er vorm aan geven wordt het informatie.
Er is pas sprake van kennis wanneer informatie aan elkaar verbonden wordt.
Wanneer wij informatie overbrengen doen wij dit op zo’n manier dat er betekenis aan is
gegeven.
Kennisclip 2: historisering van studie naar communicatie en informatie
Historisering:
- wat onder ‘communicatie’ en ‘informatie’ wordt begrepen staat niet voor eeuwig vast:
in verschillende culturen en verschillende tijdsperioden zijn er verschillende
interpretaties
- ook pogingen om theorieën en modellen van communicatie en informatie te maken
kennen een geschiedenis; dit proces is niet af
1920-1940: schools (Chicago)
- John Dewey, Charles Horton Cooley, George Mead
→ propaganda ten behoeve van ‘ideal of human society’: zolang we goed
communiceren en we de juiste informatie geven, komt het goed. Dit zou kunnen
leiden tot een ideale samenleving.
→ hypodermic needle model: een bedoeld bericht wordt direct ontvangen en
volledig geaccepteerd door de ontvanger. De theorie legt uit hoe media bepalen wat
het publiek ziet en hoort en wat de effecten zijn.
- Harold Lasswell: who (says) what (to) whom (in) what channel (with) what effect
→ hoe komen boodschappen tot ons?
→ houdt niet veel rekening met ruis of hoe mensen een rol kunnen spelen in hoe
boodschappen verspreiden (feedback)
- Paul Lazarsfeld en Elihu Katz
→ media effects
→ two-step flow of communication: niet één persoon of kanaal die een toehoorder
bereikt, maar ook tussenkanalen. Er zijn tussenlagen in hoe boodschappen
verspreiden. Dit laat zien dat boodschappen intussen ook kunnen veranderen.
,1920-1940: Schools (Frankfurt)
- Horkheimer, Adorno
→ mediaboodschappen zijn steeds meer gecommodificeerd; ontstaan van
massacultuur
→ mensen gaan steeds meer op dezelfde manier denken
- Benjamin
→ nieuwe communicatiemedia zorgen voor verschuivende blik op onze wereld, we
kijken en luisteren fysiek en cognitief anders
Theorieën en modellen na 1940
- Uses & Gratifications (McQuail, Blunder, Katz)
→ waarom maken mensen gebruik van bepaalde communicatie-technologieën?
→ waarom communiceren mensen?: behoeften
→ er moet aandacht zijn voor de specifieke wensen en behoeftes van mensen in hun
communicatie- en informatiegebruik
- Media ecology (Innis, McLuhan)
→ zien media als een milieu, vraagt bepaalde vormen van overleven.
→ it’s the framework which changes with each new technology and not just the
picture within the frame.
→ the environment in which the medium is used – what they are and how they affect
society.
- Agenda-setting theory (McCombs, L. Shaw)
→ we moeten nadenken hoe boodschappen worden gecreëerd en met welk doel.
→ wat wij tot ons krijgen kent een vorm van selectie
→ voorselectie maken van waarover wij denken: er is een bepaling van de agenda
- Active audiences, cultural studies (Fiske, Hall)
→ de hedendaagse communicatietechnologieën zijn manipuleerbaar door de
technologie lezers.
→ technologie biedt mogelijkheden voor gebruiker om actief na te denken wat voor
betekenis ze geven.
→ geen generaliserende oordelen over hoe mensen met communicatie omgaan.
Kennisclip 3: informatiekunde en verlichtingsdenken
Ontstaan van informatiekunde:
- H2: vanaf jaren 1940 een groeiende aandacht voor technologische overdracht van
informatie en processen van feedback
- Norbert Wiener → cybernetics
- Shannon & Weaver
→ the mathematical theory of communication
→ informatie is iets dat verstuurd wordt via een kanaal, er is een ontvanger en dus
komt de informatie bij een eindbestemming.
→ hierbij kan een ruis zijn: noise source.
→ zo klein mogelijk maken van het risico dat informatieoverdracht verstoord wordt.
→ begrip van ‘informatie’ zeer wiskundig opgevat: entropie
, - Field of study van informatiekunde beweegt in jaren 1960/70 naar vragen/kwesties
over documenten, opslag, classificatie, zoeken, vinden
- Diverse filosofieën over informatie, data, kennis
→ interdisciplinaire aanpak noodzakelijk
De Vries: ‘things were increasingly seen as types of ‘information’ which were then cast in
‘communicative structures’: DNA became known as ‘genetic information’, the brain turned
into an ‘information processor’, and people (even whole nations) could begin to truly
understand each other if they ‘shared information’ and communicated better”
Verlichting: verbeterbaarheid
- Gericht op reden, kennis, opvoeding
- Iedereen zou kunnen betogen en denken om tot beter begrip te komen.
Effecten van Verlichting: 1870-1910
- Belle époque: opkomst van
- The first unified electric sphere
- Spoorwegbedrijven als ‘the earliest modern corporations’
- Globalisering op economisch en politiek niveau
- Tijdperk gekenmerkt door grote doorbraken en optimisme over de meet- en
maakbaarheid van de toekomst.
Paul Otlet
- Geboren in 1868
→ kind van de “Belle Époque”
- League of Nations (later de VN); The International Commission on Intellectual
Cooperation (later UNESCO)
- Hij was “a pioneer both of international organisation and of documentation”, die aan
de basis stond van wat we nu informatiekunde zouden noemen.
- Sterk verlichtingsgeloof in de positieve gevolgen van het samenbrengen en
beschikbaar maken van alle informatie
- zag het als noodzakelijk om de nieuwste informatietechnologieën voor dat doel in te
zetten.
- God zelf: ‘als al deze informatie universeel is, als al deze informatie correct/ waar is,
compleet is, als we er makkelijk en snel toegang tot hebben, als die informatie
geupdate is, het moet ter beschikking worden gesteld aan een grote hoeveelheid
mensen’.
- De genetwerkte technologieën zouden ons even perfect en volledig maken als ‘God
zelf… alomtegenwoordig, alziend, alles-horend en alwetend’.
Mattelart: “The dream of reestablishing the preBabel ‘great human family’ is present
throughout the history of the imaginary of communication [and information] networks”
Objecten van studie en paradigma’s van informatiekunde:
- systeem
- cognitief
- socio-cognitief