Identiteit en de
diverse mens
Hoorcollege
aantekeningen
,Genderidentiteit en
ontwikkeling
College Femke van den Brink: klinisch-psychologisch perspectief
De vraagstukken waar zij zich mee bezighoudt:
- Hoe houdt het lichaamsbeeld verband met seksueel functioneren en de mate van seksueel welbevinden?
- Welke interventies zijn effectief in het verbeteren van de seksuele gezondheid van jongeren met problematiek?
- Hoe houdt het lichaamsbeeld verband met mentale gezondheid bij transgender en gender non conforme (TGNC) personen? Het
vraagstuk van vandaag.
Genderidentiteit is een inherent deel van onze overkoepelende identiteit. In de klinische psychologie wordt er gericht op het negatief
afwijken van de norm. Als je vanuit deze bril hiernaar kijkt is er op dit moment veel aandacht voor mensen die zich niet of gedeeltelijk niet
kunnen identificeren met het geboortegeslacht. Met genderidentiteit wordt echt iets anders bedoeld dan het biologische geslacht van mensen.
Het gaat om de persoonlijke beleving van gender, dus ook wel het psychologische geslacht. Ongeveer 0.8% van de Nederlanders zou dit niet
overeenkomen met het biologische geslacht. Denk aan transgender personen.
Transgender en gender non conforme personen: Individuen die zich niet identificeren met het tegenovergestelde geslacht, of mensen die
zich identificeren als een beetje van beide of allebei helemaal niet (non conform). Trans wordt gebruikt om de hele groep te beschrijven in
de literatuur, maar in de praktijk blijkt toch dat je onderscheid moet maken tussen de verschillende groepen.
Binair: Identificatie met het tegenovergestelde geslacht. Non-binair gedeeltelijk met het andere geslacht.
Genderdysforie: Gevoelens van onvrede, veroorzaakt door de incongruentie tussen het toegewezen geslacht en genderidentiteit. Dit is een
categorie in de DSM. Hiermee wordt bedoeld het ‘lijden’ onder een incongruentie tussen het biologische en het psychologische geslacht.
Mentale gezondheid: een conditie van iemand die gaat over psychologische en emotionele welbevinden. Enerzijds wordt er naar
psychologische symptomen gekeken (depressie, angst), maar ook naar algemene indicatoren van gezondheid (positiever: life satisfaction).
Kijk naar beiden. Want er kan niet alleen van mentale gezondheid gesproken worden als er sprake is van de afwezigheid van angst en
depressie, maar ook als er sprake is van life satisfaction. Dit zijn vaak uitkomstmaten.
Vanwaar de aandacht voor mentale gezondheid bij transgender personen? Veel studies wijzen uit dat het daar slecht mee gesteld is t.o.v.
cisgender personen (niet-transgender). Transgenders scoren veel hoger op depressie, angst, zelf-destructief gedrag, suïcide pogingen/plannen
en eetstoornissen. Er blijkt dat 32 - 50% van de transgender in hun leven een suïcidepoging doet. Je ziet ook dat cisgender personen veel
hoger scoren op life satisfaction.
Ten tijde van de COVID-19 pandemie is er gevonden dat transgender personen veel last ondervinden van isolatie. Bijvoorbeeld doordat hun
genderidentiteit niet wordt geaccepteerd door de thuissituatie of doordat hormoonbehandelingen in het ziekenhuis niet meer door kunnen
gaan.
Hoe kunnen we meer zicht krijgen op het bestaan van deze klachten? De methoden van dit onderzoek lijken vaak best wel op elkaar. Er
wordt vaak een groep transgender personen geïncludeerd, of subgroepen daarvan. Vaak wordt ook de vergelijking gemaakt met cisgender
personen. De meeste onderzoeken worden gedaan op individueel niveau en niet op groepsniveau (soms ook ouders gevraagd, of partner).
Vaak worden er vragenlijsten gebruikt, omdat men geïnteresseerd is in de persoonlijke ervaring en beleving van mensen. Soms ook
kwalitatief onderzoek, zodat er diepgaander dit uitgevraagd kan worden.
Belangrijke onderzoeksvragen:
- Moet genderdysforie wel beschouwd worden als psychische stoornis? Daar is veel debat over. Er is kritiek over het feit dat dit
nu zo is. In 2019 is besloten dat het niet meer opgenomen wordt in de ICD-11. Het is hernoemd tot incongruentie van het
geslacht en daarvoor is er een nieuwe hoofdstuk toegevoegd: conditions related to sexual health. Het wordt dus gespecificeerd
als lichamelijk aandoening en niet zozeer als psychologische aandoening. Dat is een belangrijke erkenning voor veel transgender
personen. In de DSM-5 is er ook veel debat geweest hierover. Besloten is om het wel erin op te blijven nemen, omdat dit het
bekostigen van behandelingen verbetert. Dat is ook wel een belangrijke overweging.
- Hoe kunnen we de mentale gezondheidsproblemen van TGNC personen verklaren?
- Hoe kunnen we de psychologische hulpverlening voor hen verbeteren?
Welke theorieën staan centraal?
1. Gender minority stress model. Het is een toegepaste versie van het minority stress model. Hierin staat centraal hoe het geboren
tot een minderheidsgroep mentale en fysieke gezondheidsproblemen tot gevolg kan hebben. Met minority stress wordt aan
additionele stress bedoeld, een specifieke vorm van stress die wordt ervaren door het ervaren van de gevolgen van onderdeel zijn
, van de minderheidsgroep. Die komt bovenop de stress die iedereen in het leven wel eens ervaart. Er zijn verschillende factoren
betrokken bij het model. Er zouden allereerst twee typen minority stressoren die impact kunnen hebben:
a. Distale stress factoren, factoren die objectief zijn en verifieerbaar zijn. Feitelijkheden. Dit heeft een directe impact of
de mentale en fysieke gezondheid, in negatieve zin. Zelfs in NL hebben deze personen hier heel vaak mee te maken.
Hiernaast heeft het ook een indirecte route, namelijk via de proximale stressfactoren. Ze kunnen namelijk leiden tot
interne processen, die ook weer stress oproepen en schadelijk zijn voor de gezondheid.
i. Gender gerelateerd geweld.
ii. Gender gerelateerde discriminatie.
iii. Gender gerelateerde afwijzing.
iv. Niet-affirmatieve genderidentiteit. Het wordt niet geaccepteerd door de omgeving. Bijvoorbeeld vaak
aangesproken worden met ‘hij’, terwijl je ‘zij’ wil zijn.
b. Proximale stress factoren, ook wel interne stressoren. Processen die in iemand plaatsvinden, maar aan de buitenkant
niet zichtbaar zijn. Dit heeft ook een directe relatie met gezondheid. Uitleggen hoe dit werkt, via distale factoren, kan
behulpzaam zijn tijdens de behandeling.
i. Geïnternaliseerde transfobie, het proces wat plaatsvindt als je wordt blootgesteld aan distale stress
factoren. Iemand die gediscrimineerd wordt kan dit bijvoorbeeld op zichzelf gaan betrekken. Dit kan tot
gevolg hebben dat iemand negatieve opvattingen krijgen over de eigen genderidentiteit.
ii. Negatieve verwachtingen, over toekomstige negatieve gebeurtenissen (+ angst en stress).
iii. Verhulling, het niet willen laten zien van de genderidentiteit.
c. Factoren van weerstand, effecten van distale en proximale factoren tegengaan. Deze hebben invloed op de relatie van
distale en proximale stressoren met gezondheid.
i. Verbinding met de groep (community).
ii. Het ervaren van trots.
iii. Appearance congruence?
Lichaamsbeeld: gevoelens die mensen hebben over hun uiterlijk, net zoals percepties en waarnemingen. Het belang dat ze aan hun uiterlijk
hechten. Voor transgender personen geldt dat zij zich druk maken om de vraag of het uiterlijk wel in overeenstemming is met de ervaren
genderidentiteit. Dat begrip noemen we appearance congruence. Dit kan een beschermende werking hebben t.o.v. gezondheid.
Appearance congruence: De mate waarin transgender personen zich authentiek en comfortabel voelen met hun externe uiterlijk en in
hoeverre dit in overeenstemming is met de genderidentiteit, hoe die door iemand ervaren wordt. Er zou een direct verband zijn tussen
appearance congruence en self-esteem (+). Ook is er een indirect verband gevonden, via het rumineren over de genderidentiteit
(herhaaldelijk nadenken over problemen die samenhangen met de genderidentiteit). Personen die minder rumineren, hebben meer
self-esteem.
Klinische implicaties:
- Het ervaren van congruentie met het uiterlijk. Het is belangrijk om dat te bereiken. De wachtlijsten voor zorg zijn toegenomen,
helaas. Dit is zorgelijk.
- Vergroot je kennis over genderidentiteit. Zo kun je je beter verplaatsen in iemands belevingen en in de uniciteit van de cliënten.
Wat zijn sterke en zwakke punten van het klinisch psychologisch perspectief op het thema van genderidentiteit?
Sterk Zwak
Ervaringen en de beleving van het individu staat centraal, want zo Ervaringen en de beleving van het individu staat centraal, want de
krijg je goed inzicht hoe dit in grotere groepen mensen speelt. grootste factor is ook wel gebeurtenissen die feitelijk gebeuren in
Vragenlijsten afnemen is een methode die goede de maatschappij (geweld, discriminatie). Je kunt je afvragen of je
aanknopingspunten biedt voor interventies. het verkeerde behandeld. Ben je niet aan het dweilen met de kraan
open? Meer inzichten vanuit de sociale psychologie nodig!
Met vragenlijstonderzoek kijk je naar gemiddelden, terwijl je in de
praktijk veel onderlinge verschillen ziet. Die ervaringen zijn niet
altijd uit te drukken in individuele scores.
, College Judith Dubas: genderidentiteit vanuit een ontwikkelingsperspectief
Wanneer begrijpen kinderen het concept ‘gender’? En hoe relateert dat aan hun gevoelens en emoties?
1. Het belang het onderzoeken van gender
Wanneer je denkt aan diversiteit en identiteit, is gender het meest opvallende te onderscheiden kenmerk aan ons. Als we iemand net
ontmoeten, baseren we onze oordelen op wat we gepresenteerd krijgen (gender).
Daarnaast is het ook belangrijk omdat het een significant deel is onze algemene identiteit. Het bepaalt hoe we onszelf presenteren. We
kleden ons als man of vrouw bijvoorbeeld.
Ook is het een mediator om te bepalen hoe we interacteren met andere mensen. Het bepaalt ook welke objecten we kiezen om mee te
interacteren. Dit allemaal is gerelateerd aan het feit aan dat gender betrokken is bij wat we doen in het leven.
2. De complexiteit van het probleem
Maar, gender is een complex concept.
Video nog bekijken!
Dus, we hebben eigenlijk twee verschillende constructen:
- Sekse (biologisch construct). Dit is genetisch, of we een XX of XY chromosoom hebben. Dit reflecteert de anatomische sekse die we
hebben, bijvoorbeeld de hormonen die we hebben. Dus, de gender die we krijgen bij de geboorte.
- Gender (sociaal construct). Het zelf-concept van gender van iemand. Deze wordt bepaald door biologische factoren, psychologische
factoren en sociologische factoren.
Wat er zo complex is, is dat sekse niet hetzelfde kan zijn als gender. Bij cisgender mensen is dat wel het gevoel. De genderidentiteit past bij
sekse identiteit. Dit heet ook wel non-trans. Bij transgender mensen matcht dit niet. Hoe gaan we hiermee om, bijvoorbeeld als je kijkt naar
openbare toiletten?
Deze complexiteit, die neerkomt op het kunnen beschrijven van gender op twee manieren, leidt tot de vraag: Hoe voeden we onze kinderen
op? Gaan we onze kinderen kleding aantrekken die gekenmerkt wordt door gender? Mensen in NL hebben hier geen goed antwoord op.
In 2017 kwam de HEMA met een kinderafdeling zonder gender. Dit was de eerste afdeling in NL die dat deed. In datzelfde jaar kwam Sire
ook met een campagne.
Video nog bekijken!
De campagne zegt: “Laat jij jouw jongen genoeg jongen zijn?”
Je ziet met deze advertenties twee verschillende perspectieven. De ene wil het onderscheid tussen gender verwijderen. De ander wil de
verschillen die er zijn respecteren en benadrukken. Die verschillen zouden beschikbaar moeten zijn in onze maatschappij. Dat is iets waar je
over kunt discussiëren.
3. Theorieën van genderontwikkeling en hoe overtuigingen hierover zich vertalen in gevoelens en gedrag
Hoe ontwikkelen we onze genderidentiteit?
Genderidentiteit: De kennis dat iemand een meisje of jongen is. Gender is onveranderbaar.
Genderrol stereotypen (standaarden): Verwachtingen vanuit de maatschappij die gaan over toegestaan vrouwelijk en mannelijk gedrag.
Gender getypeerd gedrag: De neigingen om gedrag te selecteren dat geassocieerd is met iemands gender.
Er zijn verschillende theorieën die genderontwikkeling verklaren. Deze zeggen dat het komt vanwege biologische redenen, socialisatie of
cognitie. Of een combinatie van alle drie.
1. Social-learning theory
“Socialisatie is een van de grootste oorzaken van genderverschillen”
Er zijn twee manieren waarop kinderen hun genderrollen leren.
- Kinderen ontvangen beloningen of straffen voor specifiek gedrag dat past bij een bepaalde genderrol. Ouders moedigen bepaald gedrag wel
of niet aan.
- Kinderen imiteren gedrag van anderen. Met name het gedrag van anderen met dezelfde sekse.