Hoorcollege 1: Overheidsbeleid
Pedagogiek 1.4
Opvoedingsondersteuning: wat en waarom?
- Opvoedingsondersteuning is gericht op het verbeteren van de opvoedingssituatie van kinderen.
- Drie doelen van opvoedingsondersteuning:
1. Voorkomen van problemen in de opvoeding of ontwikkeling.
2. Helpen oplossen van zorgen en problemen bij opgroeien.
3. Versterken van de pedagogische competenties en vaardigheden.
Opvoedingsondersteuning: hoe?
- Informatie en voorlichting over ontwikkeling en opvoeding van kinderen -> folders,
themabijeenkomsten, etc.
- Bevorderen van sociale steun en zelfhulp met betrekking tot omgaan met kinderen en
opvoeding-> activiteiten, lotgenotengroepen, etc.
- Vroegtijdige signalering en verwijzing.
- Pedagogische advisering, begeleiding, en training -> pedagogisch spreekuur,
videohometraining, etc.
Opvoedingsondersteuning: wanneer?
- Bij opvoedingsnood/opvoedingscrisis -> hulpverlening.
- Bij opvoedingsspanning -> opvoedingsondersteuning.
- Bij opvoedingsvragen -> opvoedingsvoorlichting.
Wettelijk kader
- Ministerie Jeugd & Gezin bestond van 2007 tot 2010.
- Sinds 2015 -> transitie van de jeugdhulp: verantwoordelijkheid van jeugdhulp ligt vanaf toen bij
de gemeente.
Wetten in het werkveld jeugd
- Wet collectieve preventie volksgezondheid: gericht op het waarborgen en bevorderen van
gezondheid van burgers en voorkomen van problemen met gezondheid van burgers. Er zijn drie
deelterreinen:
1. Collectieve preventie: voorlichtingen, campagnes, etc.
2. Jeugdgezondheidszorg: gemeente, GGD.
3. Infectieziektenbestrijding: COVID-19.
- Wet kinderopvang (2005): heeft als doel het combineren van zorg voor kinderen en werken. In
deze wet staan kwaliteitseisen en zaken met betrekking tot financiering. De gemeente is
verantwoordelijk voor het waarborgen van de kwaliteit, GGD voert inspecties uit.
- Wet passend onderwijs (2014): heeft als uitgangspunt dat alle kinderen een plek moeten krijgen
op een school die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden. Scholen hebben zorgplicht en
werken in samenwerkingsverbanden.
- Participatiewet (2015): heeft als uitgangspunt dat iedereen die kan werken, wordt toegeleid
naar werken. Ondersteuning en middelen komen vanuit de gemeente.
- Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO, 2015): gemeente is verantwoordelijk voor mensen
met psychosociale problematiek, chronische psychische of psychiatrische problemen, en
mensen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen. Het doel van deze wet is het
bevorderen van sociale samenhang, ondersteunen van zelfredzaamheid en participatie, en het
bieden van opvang.
- Nieuwe Jeugdwet (2015): gemeenten hebben de regie over jeugdhulp. Deze wet heeft vijf
doelen; inzetten van eigen kracht, de zwaarte van de zorgvraag terugbrengen, eerder hulp op
maat aanbieden, één gezin -> één plan -> één hulpverlener, en meer ruimte voor
jeugdprofessionals.
Aandachtspunten in jeugdzorg
Landelijk integraal jeugdbeleid:
- Ketenbeleid/integraal beleid.
- Registratie kindgegevens is beter.
- Jeugdmonitor, kijken naar effecten van de jeugdzorg.
- Veel aandacht voor kindermishandeling en huiselijk geweld.
Lokaal integraal jeugdbeleid:
- Samenwerkende gemeenten bij de inkoop van jeugdzorg.
- Participatie van de burger.
,Hoorcollege 2: Theoretische modellen (1/3)
Pedagogiek 1.4
Opgroei- en opvoedproblemen
- Ongeveer 15% van de kinderen kampt met serieuze opgroei- en opvoedproblemen, dit zijn
ongeveer 500.000 kinderen.
- Externaliserende gedragsproblemen: botsing met zijn omgeving en de geldende sociale en
maatschappelijke regels en normen.
- Internaliserende gedragsproblemen: kind ondervindt hier zelf de meeste hinder van -> angst,
onzekerheid, verdriet.
Transactioneel
ontwikkelingsmodel
- Transactioneel: door middel
van transacties.
- Ouders ontwikkelen zich
(transactioneel) samen met
hun kind in de omgeving
waar ze leven. Ontwikkeling
en opvoeding horen bij
elkaar en zijn beide
activiteiten voor ouder en
kind.
- Ouder/opvoeder -> belevenis
ouderschap, kennis, vaardigheden, eigen opvoedgeschiedenis.
- Kind -> temperament, lichamelijke eigenschappen, capaciteiten.
- Omgeving -> kinderopvang, speelmogelijkheden, buurtklimaat, opvoedingssteun.
Balansmodel
- Dit model is een aanvulling op het
transactioneel ontwikkelingsmodel. Dit
model gaat er ook vanuit dat ouder en
kind elkaar wederzijds beïnvloeden, en
dat de omgeving invloed heeft op de
interacties tussen ouder en kind.
Aanvulling -> die beïnvloedingen kunnen
positief (beschermende factoren) of
negatief (risico factoren) zijn. Deze
factoren kunnen worden verdeeld over
de niveau’s micro, meso, en macro.
- Risicofactoren: gebeurtenissen en
omstandigheden die het gezinsleven
nadelig beïnvloeden en die bij kunnen
dragen aan het ontstaan van opvoed- en
opgroeiproblemen.
- Beschermende factoren: beschermende
factoren versterken de draagkracht van
een gezin en reduceren de kans op
escalatie van problemen. We noemen
deze ookwel protectieve factoren.
- Je weegt de beschermende factoren
(=draagkracht) af tegen de risicofactoren
(=draaglast).
- Risico- en beschermende factoren kan je
weer verdelen in verschillende gebieden
-> kind, ouder, gezin, en omgeving.
- Daarna kan je deze gebieden weer
verdelen op mico- ,meso-, en
macroniveau.
, Hoorcollege 3: Theoretische modellen (2/3)
Pedagogiek 1.4
Levensloopmodel
- Gebaseerd op de levenslooptheorie van Erikson -> een mensenleven bestaat uit acht
levensstadia, per stadia is er een kernconflict. Deze moet worden opgelost zodat het ‘ego’ zich
goed kan ontwikkelen. Wanneer een kernconflict niet goed wordt uitgewerkt dan heeft dit
gevolgen voor volgende stadia, dit is een dominoeffect.
- Volgens Erikson (1963) is dit dominoeffect onomkeerbaar, conflicten dienen in volgorde te
worden opgelost, Erikson spreekt dan ook van een kritieke periode.
- Volgens Riksen-Walraven (1989) is dit dominoeffect wel omkeerbaar, de mens is namelijk
flexibel en compensatie is mogelijk, zij spreekt van een sensitieve periode.
- Riksen-Walraven spreekt van een ontwikkelingsmodel waarbij er wordt ingegaan op:
1. De aangeboren kenmerken van een persoon -> oftewel de kindkenmerken. Met name
veerkracht (vermogen om flexibel en volhardend te reageren in lastige situaties).
2. De verwachtingen die een persoon opbouwt ten opzichte van zichzelf en van anderen ->
eigenlijk gewoon de mate van vertrouwen in jezelf (zelfvertrouwen), en vertrouwen in anderen.
3. De oplossing van ontwikkelingsopgaven -> hoe jij omgaat met taken/opgaven/conflicten in
een bepaalde levensfase.
4. De sociale steun die een persoon ervaart -> in welke mate jij tijdens de ontwikkelingsopgave
steun krijgt van bijvoorbeeld je ouders.
- Oftewel: in iedere levensfase geldt een aantal ontwikkelingstaken, ieder persoon gaat hier
anders mee om waardoor iedereen uiteindelijk een andere route volgt. En alles heeft weer
invloed op elkaar.
Sociale steuntheorie
- Sociale steun als belangrijke beschermende factor.
- Bij de sociale steuntheorie wordt gebruikgemaakt van empowerment -> nadruk wordt gelegd
op wat wel goed gaat.
- Twee soorten sociale steun:
1. Persoonsgerichte sociale steun:
- Cognitieve steun: informatie, advies, feedback geven.
- Emotionele steun: meevoelen, troosten, luisteren.
- Waarderingssteun: waardering, respect tonen.
- Psychologische steun: gevoel geven van erbij horen.
2. Situatiegerichte sociale steun:
- Materiële steun: geld, kleding.
- Praktische steun: meehelpen in alledaagse taken.
- Sociale en maatschappelijke invloed aanwenden -> je maatschappelijke/sociale invloed
gebruiken om een gezin te ondersteunen.