Privaatrecht B1
Overzicht tentamenstof
2014-1015
,Privaatrecht
Algemeen
Privaatrecht gaat over alle regels tussen personen en goederen.
art 3:1 (goederen) – Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.
art 3:2 (zaken) – Zaken zijn voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke
objecten.
art 3:6 (vermogensrechten) – Een recht is een vermogensrecht als het
overdraagbaar is of ertoe strekt de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen of verkregen is in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld
stoffelijk voordeel.
Privaatrecht bestaat uit:
Personenrecht:
o Personen- en familierecht
o Rechtspersonenrecht
Vermogensrecht (in objectieve zin):
o Goederenrecht
o Verbintenissenrecht
Goederenrecht Verbintenissenrecht
Heeft betrekking op de Heeft betrekking op de
rechtsverhouding tussen mens rechtsverhouding tussen
en goed mensen
Bevat absolute rechten: Bevat relatieve rechten:
o Tegen iedereen o Gelden binnen een
inroepbaar bepaalde relatie
o Exclusief
o Hebben gevolg, bijv. art
5:2 (Revindicatie)
Oude rechten zijn sterker dan Rechten zijn gelijkwaardig met
nieuwe rechten als uitzondering art 3:298
(botsende rechten op levering)
Dwingend recht Aanvullend recht
Indeling van het Burgerlijk Wetboek
Boek Inhoud
1 Personen- en familierecht
2 Rechtspersonenrecht
3.1 – 3.3, 3.11 Vermogensrecht algemeen
3.4 – 3.10 Goederenrecht algemeen
5 Zakenrecht
6.1, 6.2 Verbintenissenrecht algemeen
6.3, 6.4 Verbintenissen uit de wet
6.5 Verbintenissen uit overeenkomst
7, 7A, 8 Bijzondere overeenkomsten
Rechtshandelingen
Gebeurtenis:
Handeling
, o Rechtshandeling
Eenzijdige rechtshandeling
Gerichte eenzijdige rechtshandeling = een handeling
met een beoogd rechtsgevolg die je alleen kunt
voltooien en aan een specifiek iemand gericht is
Niet gerichte eenzijdige rechtshandeling = een
handeling met een beoogd rechtsgevolg die je alleen
kunt voltooien en niet aan een specifiek iemand gericht
is
Meerzijdige rechtshandeling, oftewel overeenkomst
Niet obligatoire overeenkomst = een handeling met
een beoogd rechtsgevolg waarbij iemand nodig is die
met de handeling instemt en die geen verbintenissen
schept
Obligatoire overeenkomst
o Eenzijdige obligatoire overeenkomst = een
handeling met een beoogd rechtsgevolg waarbij
iemand nodig is die met de handeling instemt en
die rechten/verplichtingen schept voor één partij
o Wederkerige obligatoire overeenkomst = een
handeling met een beoogd rechtsgevolg waarbij
iemand nodig is die met de handeling instemt en
die rechten/verplichtingen schept voor beide
partijen
o Feitelijke handeling = handeling zonder beoogd rechtsgevolg
Bloot rechtsfeit = een gebeurtenis waar niets voor gedaan hoeft te worden
art 3:33 (wil en verklaring) – Een rechtshandeling bestaat uit een wil en een
verklaring die overeenstemt met de wil.
art 3:37 lid 1 (vorm en werking der verklaring) – Een verklaring is in beginsel
vormvrij.
art 3:37 lid 3 (vorm en werking der verklaring) – De verklaring werkt vanaf het
moment waarop zij degene tot wie zij gericht is heeft bereikt. Een verklaring die
degene tot wie zij gericht is niet of niet tijdig bereikt, heeft wel werking indien
het niet of niet tijdig bereiken het gevolg is van zijn eigen handeling, van de
handeling van personen voor wie hij aansprakelijk is, of van andere
omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel
draagt. Dit wordt ook wel de genuanceerde ontvangsttheorie genoemd.
art 3:37 lid 5 (vorm en werking der verklaring) – Een verklaring kan worden
ingetrokken mits de intrekking de persoon eerder of gelijktijdig met de in te
trekken verklaring bereikt.
Uit HR Centavos/Stg. Nieuwenhuis blijkt ook dat een verklaring werkt vanaf
het moment dat iemand in staat is om kennis te hebben van de verklaring.
Oftewel: een verklaring per brief werkt vanaf het moment dat de brief is
afgeleverd.
Als wil en verklaring overeenstemmen komt er in beginsel een rechtshandeling
tot stand. Als er echter sprake is van een discrepantie tussen wil en verklaring zal
er gekeken moeten worden naar hoe beide elementen zich tot elkaar verhouden,
er zijn hierbij drie mogelijkheden:
, Wilsleer = als de wil ontbreekt is de verklaring niet bindend en komt er dus
geen rechtshandeling tot stand
Verklaringsleer = als de wil ontbreekt is de verklaring wel bindend en komt
er dus een rechtshandeling tot stand
Wils-/vertrouwensleer, ook wel leer van de dubbele grondslag = als de
geopenbaarde wil (= grondslag één) niet overeenstemt met de verklaring
wordt gekeken naar art 3:35 (gerechtvaardigd vertrouwen) (= grondslag
twee)
De wetgever heeft in Nederland gekozen voor de leer van de dubbele grondslag.
In beginsel komt er geen rechtshandeling tot stand als wil en verklaring niet
overeenstemmen, maar de ontvanger van de verklaring kan zich wel beroepen
op art 3:35 (gerechtvaardigd vertrouwen), dit vereist:
Opgewekte schijn
Gerechtvaardigd vertrouwen (hierbij dient mee te worden genomen of de
ontvanger van de verklaring wel of geen onderzoeksplicht had)
Beroep op art 3:35 (gerechtvaardigd vertrouwen)
Het gevolg van een geslaagd beroep op art 3:35 (gerechtvaardigd vertrouwen):
De rechtshandeling komt ondanks de discrepantie tussen wil en verklaring
toch tot stand.
Er kan geen beroep op art 3:35 (gerechtvaardigd vertrouwen) worden gedaan als
er sprake is van opgewekt vertrouwen door een handelingsonbekwame. De
misleiding kan soms wel aan de handelingsonbekwame worden toegerekend als
een onrechtmatige daad, in dit geval kan de wederpartij een schadevergoeding
vorderen.
Uit HR Westhoff/Spronsen blijkt dat een werkgever zich op grond van de
redelijkheid en billijkheid niet aan de verklaring van een werknemer omtrent
ontslag mag houden als de werknemer ten tijde van de verklaring niet in staat
was zijn wil te bepalen en er grote nadelige gevolgen zijn voor de werknemer,
tenzij het niet ontslaan nadelige gevolgen heeft voor de werkgever.
Niet elke wil weegt even zwaar. Omdat sommige mensen niet in staat zijn om de
betrokken belangen bij het verrichten van een rechtshandeling en de gevolgen
van de rechtshandeling te overzien, biedt de wet hen bescherming door de
rechtshandelingen van hen aantastbaar te maken. Deze bescherming zien we
terug in art 3:34 (geestelijke stoornis) en 3:32 (handelingsonbekwaamheid):
Een geslaagd beroep op art 3:34 (geestelijke stoornis) vereist:
Geestelijke vermogens zijn blijvend of tijdelijk verstoord
De stoornis staat een redelijke waardering van de bij de handeling
betrokken belangen in de weg, of
De verklaring is gedaan onder invloed van de stoornis
Het gevolg van een geslaagd beroep op art 3:34 (geestelijke stoornis):
art 3:34 lid 2 (geestelijke stoornis): De rechtshandeling is vernietigbaar
tenzij het om een niet gerichte eenzijdige rechtshandeling is, deze is
nietig.
,In dit artikel komen we de woorden ‘geacht’ en ‘vermoed’ tegen. Het verschil is
dat iets wat geacht wordt niet door de tegenpartij weerlegd kan worden en iets
dat vermoed wordt wel door de tegenpartij weerlegd kan worden.
Een geslaagd beroep op art 3:32 (handelingsonbekwaamheid) vereist
handelingsonbekwaamheid. Iemand is handelingsbekwaam tenzij:
art 1:234 (handelingsonbekwaamheid, toestemming): Hij/zij minderjarig is
op grond van art 1:233 (minderjarigheid), tenzij:
o art 1:234 lid 1 (handelingsonbekwaamheid, toestemming):
toestemming is verleend door de wettelijk vertegenwoordiger
o art 1:234 lid 3 (handelingsonbekwaamheid, toestemming): de
handeling een voor de leeftijd gebruikelijke handeling is
o art 1:235 (verlening door de kantonrechter; bepaalde
bevoegdheden): handlichting is verleend door de kantonrechter
art 1:381 (aanvang curatele; handelingsonbekwaamheid;
handelingsbekwaamheid): Hij/zij onder curatele is gesteld op grond van art
1:378 (gronden), tenzij:
o art 1:381 lid 3 (aanvang curatele; handelingsonbekwaamheid;
handelingsbekwaamheid): toestemming is verleend door de
wettelijk vertegenwoordiger
o art 1:382 (bekwaamheid tot familierechtelijke handelingen): het om
familierechtelijke rechtshandelingen gaat bij een onder curatele
gestelde wegens gewoonte van drank- of drugsmisbruik
Het gevolg van een geslaagd beroep op art 3:32 (handelingsonbekwaamheid):
art 3:32 lid 2 (handelingsonbekwaamheid): De rechtshandeling is
vernietigbaar tenzij het om een niet gerichte eenzijdige rechtshandeling is,
deze is nietig.
Totstandkoming van overeenkomsten
De totstandkoming van overeenkomsten is geregeld in afdeling 6.5.2.
Het consensualisme houdt in dat overeenkomsten in beginsel vormvrij zijn op
grond van art 3:37 (vorm en werking der verklaring). Op deze hoofdregel zijn
echter twee uitzonderingen:
Formele overeenkomsten = overeenkomsten die pas tot stand komen als
er aan bepaalde vormvoorwaarden is voldaan, bijvoorbeeld art 7:653
(concurrentiebeding)
Reële overeenkomsten = overeenkomsten die pas tot stand komen als je
ook daadwerkelijk iets doet, bijvoorbeeld art 7A:1777 (bruikleen)
art 6:217 – Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en een
aanvaarding van het aanbod. Zowel aanbod als aanvaarding zijn
rechtshandelingen in de zin van art 3:33 (wil en verklaring).
Er is sprake van een aanbod als:
Alle kernelementen van hetgeen dat wordt aangeboden aanwezig zijn
Het niet gaat om een advertentie waarin een individueel bepaalde zaak
voor een bepaalde prijs wordt aangeboden, uit HR Hofland/Hennis blijkt
dat een advertentie waarin een individueel bepaalde zaak voor een
, bepaalde prijs wordt aangeboden een uitnodiging is tot het doen van een
aanbod
Een aanbod is geldig tot aanvaarding, of:
art 6:219 (herroeping), tot het aanbod herroepen wordt. Herroeping is niet
mogelijk als er sprake is van een onherroepelijk aanbod of als er een
mededeling houdende de aanvaarding is verstuurd, tenzij het om een
vrijblijvend aanbod gaat.
art 6:221 lid 1 (verval aanbod), tot de termijn voor aanvaarding is
verstreken
art 6:221 lid 2 (verval aanbod), tot het aanbod wordt afgewezen. Uit art
6:225 (afwijkende aanvaarding) blijkt dat een afwijkende aanvaarding kan
gelden als een verwerping van het aanbod.
Een aanvaarding werkt alleen als:
Het aanbod nog geldig is, met als uitzondering art 6:223 (te late
aanvaarding) en 6:224 (moment totstandkoming en ontvangsttheorie)
art 6:225 (afwijkende aanvaarding), de aanvaarding aansluit op het
aanbod, tenzij de aanvaarding slechts op ondergeschikte punten van het
aanbod afwijkt
art 3:37 lid 3 (vorm en werking der verklaring), de aanvaarding de ander
heeft bereikt met als uitzondering art 6:224 (moment totstandkoming en
ontvangsttheorie)
Een geldige aanvaarding van het aanbod heeft twee gevolgen:
De eenzijdig gerichte rechtshandelingen aanbod en aanvaarding gaan op
in een overeenkomst.
Pacta sunt servanda, er ontstaan verbintenissen uit de overeenkomst
waaraan de partijen gebonden zijn.
Nietigheid en vernietigbaarheid
Vernietigbaarheid houdt in dat een rechtshandeling in beginsel geldig tot er
beroep wordt gedaan op de vernietigbaarheid.
Nietigheid houdt in dat een rechtshandeling nooit heeft bestaan.
Er zijn verschillende oorzaken voor nietigheid en vernietigbaarheid:
art 3:32 (handelingsonbekwaamheid)
art 3:34 (geestelijke stoornis)
art 3:40 (strijd met wet, goede zeden, openbare orde)
art 3:43 (nietige rechtshandelingen), handelingsonbevoegdheid
art 3:44 (bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden)
art 6:228 (dwaling)
Een rechtshandeling die nietig is wordt op grond van art 3:53 (terugwerkende
kracht vernietiging) met terugwerkende kracht geacht nooit te hebben bestaan.
De terugwerkende kracht heeft gevolgen voor reeds nagekomen verbintenissen:
art 6:203 (terugvordering; ongedaanmaking) als het om
verbintenissenrecht gaat
, 1. Degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is
gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te
vorderen.
2. Betreft de onverschuldigde betaling een geldsom, dan strekt de
vordering tot teruggave van een gelijk bedrag.
art 3:84 (vereisten voor overdracht) en art 5:2 (revindicatie) als het om
goederenrecht gaat
Een vernietigbare rechtshandeling kan op grond van art 3:49 (wijzen van
vernietiging) op twee manieren worden vernietigd:
art 3:50 (buitengerechtelijke vernietiging), door middel van een
buitengerechtelijke verklaring door degene in wiens belang de
vernietigingsgrond bestaat gericht tot hen die partij zijn bij de
rechtshandeling
art 3:51 (rechterlijke vernietiging), door middel van een rechterlijke
uitspraak. Hiervoor moet rechtsvordering worden ingesteld tegen hen die
partij zijn bij de rechtshandeling
Een vernietigbare rechtshandeling kan worden vernietigd tot:
art 3:52 (verjaring), de rechtsvordering tot vernietiging is verjaard, met als
uitzondering art 3:51 lid 3 (rechterlijke vernietiging)
art 3:55 (bevestiging)
De vernietiging werkt op grond van art 3:53 (terugwerkende kracht vernietiging)
met terugwerkende kracht. De terugwerkende kracht heeft gevolgen voor reeds
nagekomen verbintenissen:
art 6:203 (terugvordering; ongedaanmaking) als het om
verbintenissenrecht gaat
art 3:84 (vereisten voor overdracht) en art 5:2 (revindicatie) als het om
goederenrecht gaat
Wilsgebreken
We spreken van een wilsgebrek als de wil op een onzuivere wijze wordt gevormd.
Een geslaagd beroep op art 3:44 lid 2 (bedreiging) vereist:
Een nadeel in persoon of goed
Onrechtmatige bedreiging, een bedreiging kan onrechtmatig zijn doordat
de handelingen waarmee gedreigd wordt onrechtmatig zijn of door een
combinatie van rechtmatige handelingen
Causaal verband tussen de bedreiging en het aangaan van de
rechtshandeling
Een redelijk oordelend mens moet door de bedreiging worden beïnvloed
Het gevolg van een geslaagd beroep op art 3:44 lid 2 (bedreiging):
art 3:44 lid 1 (bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden), de
rechtshandeling is vernietigbaar, tenzij art 3:44 lid 5: een derde wordt
bevoordeeld en wist niet van de bedreiging.
Een geslaagd beroep op art 3:44 lid 3 (bedrog) vereist:
Onjuiste voorstelling van zaken door een onjuiste mededeling, het
verzwijgen van feit dat men mede had moeten delen of een andere
kunstgreep