VBR-literatuur
Week 1
H1
Een verbintenis is een rechtsplicht waarmee een subjectief vermogensrecht correspondeert.
Op wie door toerekenbaar onrechtmatig handelen schade veroorzaakt , rust volgens art
6:162 een verbintenis om de schade te vergoeden.
Maar het begrip rechtsplicht is veel breder dan het begrip verbintenis. Zo kan men zeggen
dat een ander verplicht is om zich te onthouden van het toebrengen van schade door
onrechtmatig handelen. Men noemt dit wel ‘’kale rechtsplichten’’, omdat er geen
vermogensrecht tegenover staat.
Binnen de grenzen van art 3:296 kan nakoming worden gevorderd.
6:95 BW regels voor schadevergoeding
6:74 BW wanprestatie ‘’iedere tekortkoming in de nakoming..’’
Art 6:213 BW verbintenis uit overeenkomst
Art 6:74 BW verbintenis wegens niet nakomen
Art 6:162 BW verbintenis uit onrechtmatige daad
Art 6:198 BW zaakwaarneming
Het buitencontactuele aansprakelijkheidsrecht (oog op de onrechtmatige daad) kent als
uitganspunt dat ieder zijn eigen schade draagt. Dat betekent dat men in beginsel zelf de
lasten draagt van alle mogelijke onheil, zoals ziekte, weersomstandigheden, maar
bijvoorbeeld ook een terroristische aanslag.
Dit recht biedt echter wel uitzonderingen. Wanneer iemand anders op grond van een
verbintenis uit de wet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het ontstaan van
schade, kan die schade op hem worden afgewenteld.
Juridische opvatting; ieder draagt zijn eigen schade, tenzij hij erin slaagt het op de schade op
een ander af te wentelen.
Contractuele verplichtingen (aanspraken tot nakoming van een verbintenis en aanspraken
wegens tekortschieten in contractuele verplichtingen)
H2
Wanneer is er sprake van een onrechtmatige gedraging ?
Art 6:162 lid 2 BW
- Inbreuk op een recht (niet alleen voldoende)
- Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
- Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in
maatschappelijk verkeer betaamt
,Toerekening
Een onrechtmatige gedraging wordt in de eerst plaats toegerekend aan de dader als hij
‘’schuld’’ heeft. lid 3 van artikel 6:162 BW.
Een tweede mogelijkheid om de dader verantwoordelijk te stellen voor zijn onrechtmatige
gedrag is daat er gesproken kan worden van een oorzaak welke krachtens de in het verkeer
geldende opvattingen voor rekening van de dader komt. schuld is dan niet noodzakelijk.
Art 6:162 vereist naast de vaststelling dat het gedrag onrechtmatig is dus ook dat het gedrag
aan de dader kan worden toegerekend. Indien er aan beide voorwaarden is voldaan, is er
sprake van een toerekenbare onrechtmatige daad, in de wet aangeduid met de term ‘’fout’’
zie bv art 6:170 BW.
Niet alleen natuurlijke personen kunnen toerekenbaar onrechtmatig handelen, ook
rechtspersonen kunnen dit. Bijvoorbeeld een directeur.
Er zijn twee gronden waarop een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld.
1. Als door een formeel bevoegd orgaan (directeur) namens de rechtspersoon
onrechtmatig wordt gehandeld.
2. Als de gedragingen van een niet-formeel bevoegde persoon toch aan die
rechtspersoon worden toegerekend omdat zij in het maatschappelijk verkeer als
gedragingen van die rechtspersoon hebben te gelden. (hoge raad;
vereenzelvigingstheorie)
Art 6:162 lid 2 wordt afgesloten met ‘’voorbehoud’’, namelijk de mogelijke aanwezigheid van
een rechtvaardigingsgrond. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond heeft tot gevolg
dat een handeling die op zichzelf beschouwd onrechtmatig zou zijn, dat onrechtmatige
karakter verliest.
Art 40-43 Sr;
- Overmacht (als noodtoestand)
- Noodweer
- Uitvoering van een wettelijk voorschrift
- Bevoegd gegeven ambtelijk bevel
Relativiteitsbeginsel art 6:163 BW
Dit artikel kan ertoe leiden dat, ondanks de overtreding van een wettelijke norm, toch geen
aansprakelijkheid wordt aangenomen omdat de overtreden norm de belangen die in het
concrete geval zijn geschonden niet beschermt.
Het is algemeen aanvaard dat een gedraging die in strijd is met de wettelijke plicht
onrechtmatig is (hoofdregel)
, Gevaarzetting
Gebruik kelderluidfactoren voor gevaarzettende situaties.
Gezichtspunten;
- De mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste
oplettendheid en voorzichtigheid (bij het slachtoffer) kan worden verwacht
- Aard en omvang van de gevreesde schade (letsel- en zaakschade, zuivere
vermogensschade en immateriële schade)
- De waarschijnlijkheid dat deze schade zich als gevolg van bepaald gedrag zal
voordoen
- De aard van de gedraging
- De bezwaarlijkheid (voor de dader) in termen van kosten , tijd en moeite voor het
nemen van voorzorgsmaatregelen
Vuistregels in verband met een gevaarzettende situaties;
- Naarmate het waarschijnlijker is dat potentiële slachtoffers minder oplettend en
voorzichtig zijn, dient een hogere zorgplicht betracht te worden
- Naarmate de ernst (met name letselschade) en de omvang van de mogelijke schade
groter is, dient een hogere zorgplicht in acht genomen te worden
- Naarmate de kans op schade groter is, dient een hogere zorgplicht betracht te
worden
- Naarmate de gedraging gevaarlijker is, dient eveneens een hogere zorgplicht in acht
genomen worden
- Naarmate het nemen van bepaalde voorzorgsmaatregelen door de potentiële dader,
zowel op zichzelf beschouwd als in relatie tot de mogelijke schade, minder
bezwaarlijk is qua kosten, tijd en moeite, bestaat een sterkere gehoudenheid tot het
treffen van preventieve maatregelen.
Sport en spel; context gebonden gedragsnormen
Bij sportactiviteiten zal er veelal sprake zijn van een bepaalde mate van (over en weer
geaccepteerde) gevaarzetting. Dat betekent dat eenzelfde gedraging bijvoorbeeld een
gegeven karatetrap in de ene situatie, namelijk tijdens een karakterwedstrijd, niet
onzorgvuldig is, terwijl die dat in een andere situatie, bijvoorbeeld op straat wel is.
Bij contactsporten is het risico op letsel vrij groot. de aard van de sport, bv boksen, judo en
voetbal brengt dat nu eenmaal onvermijdelijk met zich mee.
De Hoge raad heeft een aantal vuistregels geformuleerd voor de beoordeling van letsel
toebrengend gedrag in een sportsituatie.
1. Een dergelijke gedraging is in het kader van sportbeoefening minder snel de
onrechtmatige te kwalificeren dan daarbuiten het geval zou zijn.
2. Het enkel overtreden van de spelregel, waaronder regels ter bescherming van de
veiligheid van de spelers, is niet reeds om die reden onrechtmatig.
Dat neemt niet weg dat het op een zeer grove wijze inbreuk op die spelregels maken
wel onrechtmatig kan zijn. ook blijkt dat het overtreden van een belangrijke regel een