H1 Het begrip sociaal recht
§1.1 Het sociaal recht als juridisch vakgebied
• sociaal recht want arbeidersprobleem werd aangeduid als sociale kwestie
• in meest enge zin alleen het sociale zekerheidsrecht (werkloosheid, arbeidsongeschiktheid,
ouderdom)
• ruimste zin al het recht waarbij degenen worden beschermd die in de maatschappij in
economisch opzicht een zwakke positie innemen (werknemers, huurders, consumenten)
• meest gangbaar is het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht = arbeid in ondergeschikt
verband en daarmee samenhangende voorzieningen
§1.2 Geschiedenis
• ondergeschiktheid aan werkgever sinds industriële revolutie
• arbeiders gedwongen arbeidsvoorwaarden te accepteren => eenzijdig karakter van
arbeidsverhoudingen => arbeidsbeweging (socialisme als politieke beweging)
• eerste periode 1870-1900 => kinderwetje van van Houten, arbeidswet met arbeidstijden beperking
en eerste arbeidsinspecteur, veiligheidswet, ongevallenwet
• tweede periode 1900-1945 => algemene regelingen, arbeidscontract geregeld in BW, collectieve
arbeidsovereenkomst wettelijk geregeld, sociale verzekering verder ontwikkeld (invaliditeitswet,
ziektewet, arbeidswet verbeterd)
• derde periode 1945-1975 = wederopbouw en verzorgingsstaat, socialeverzekeringswetten gingen
alle sociale risico’s dekken, ontslag nog met toestemming van overheid
• vierde periode 1975 - heden = na oliecrisis steeg werkloosheid en stelsel van sociale zekerheid
werd te kostbaar, meer vertrouwen in gereguleerde marktwerking door falen van communisme,
flexibilisering van arbeidsrecht, na crisis werd pensioengerechtigde leeftijd verhoogd,
ontslagrecht gemoderniseerd en duur van WW bekort (Wet werk zekerheid), Wet arbeidsmarkt in
balans in 2020 moet kloof tussen vast en flexibel werk verkleinen
§1.3 Ongelijkheidscompensatie
• basiswaarden van sociaal recht =
1. verantwoordelijkheid
2. bestaanszekerheid
3. bescherming
➡ uitgewerkt in het leerstuk van ongelijkheidscompensatie; werknemer en werkgever op
gelijke voet te brengen; onderhandelingen met vakbonden, inkomen als arbeidsloon
wegvalt, beperkingen aan arbeidsovereenkomst
4. solidariteit
5. non-discriminatie
6. participatie
=> nieuwe wetgeving zou steeds aan deze basiswaarden moeten worden getoetst
• rechters kijken in sociaal recht zo nodig ook niet alleen naar letter van de overeenkomst maar ook
naar hoe partijen zich werkelijk gedragen
• werknemer wordt steeds mondiger; maar heeft sociaal recht nodig bij ontslag om zich te kunnen
verweren/schadevergoeding te kunnen vragen
§1.4 Flexibilisering
,• externe flexibiliteit = behalve vaste werknemers ook gebruikmaken van wisselend personeel
• interne flexibiliteit = meewerken door de werknemer ook als die in vaste dienst werkzaam is aan
wijzigingen binnen de onderneming
• het nieuwe werken => werknemers meer zelf bepalen waar en waneer zij hun werk uitvoeren
§1.5 Internationalisering
• social dumping = landen met elkaar concurreren door het verminderen van het niveau van de
sociale voorzieningen (wat doorwerkt in de kostprijs van producten van bedrijven)
• iternationale regelgeving (richtlijnen van EU) betreffen vooral minimumbescherming van
arbeidsrecht (sociale zekerheid en arbeidsvoorwaarden nog niet)
§1.6 Grondrechten
• klassieke grondrechten = overheid mag zich niet mengen in sfeer van burgerlijke vrijheden =>
ook op werkvloer vrijheid van meningsuiting?
• sociale grondrechten = rechten waarbij overheid actieve rol moet spelen om leefomstandigheden
van burger te garanderen (niet rechtstreeks in te roepen; programmarechten) => sommige rechten
die onvoorwaardelijk zijn geformuleerd zijn in te roepen (stakingsrecht) => Europees Sociaal
Handvest
§1.7 Rechtsbronnen
• titel 10 boek 7 BW & algemeen vermogensrecht, boek 3, 5 en 6 BW => van toepassing op
privaatrechtelijke arbeidsverhoudingen voor zover niet terzijde gesteld
• bijzondere wetten => Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, Wet op collectieve
arbeidsovereenkomst
• ambtenaren nog aanvullende specifieke regels in Ambtenarenwet 2017
• bijzondere ambtenaren: politie, defensie, rechterlijke macht werken onder een aanstelling en niet
onder een overeenkomst en vallen niet onder titel 10 boek 7 BW
• sociale zekerheidsrecht in WW, Wet WIA en AOW
• algemene maatregelen van bestuur en besluiten ter uitvoering = Arbobesluit, Arboregeling
• EU richtlijnen, geratificeerde verdragen van Internationale ArbeidsOrganisatie (IAO) en CAO’s
(geregistreerd bij Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), ondernemingsreglingen/
personeelshandboek. arbeidsovereenkomst, jurisprudentie
I. Individueel arbeidsrecht
H2 De arbeidsverhouding
§2.1 Overzicht
• of sprake is van art. 7:610 BW (arbeidsovereenkomst) bepaalt of grote delen van arbeidsrecht of
sociale-zekerheidsrecht op de arbeidsverhouding van toepassing zijn
§2.2 Arbeidsovereenkomst
• arbeidsovereenkomst, opdracht en aanneming van werk
• arbeidsovereenkomst ex art. 7:610 BW =
a. ene partij (werknemer) arbeid zal verrichten
- ook als portier hele dag niets doet
, - werknemer moet arbeid persoonlijk verrichten (vervanging alleen met toestemming van
werkgever ex art. 7:659 BW)
- arbeid ten dienste van werkgever; dus niet overwegend gericht op uitbreiden van eigen
kennis en ervaring, mede met het oog op de voltooiing van een opleiding
b. tegen loon
- niet een zuivere onkostenvergoeding
- zodra betaling uitstijgt boven zuivere onkostenvergoeding moet het voldoen aan wet
minimumloon en col-bepalingen over loonhoogte
c. in dienst van de andere partij
- gezagsverhouding/ondergeschiktheid
- gebonden aan instructies van werkgever
- bij veel zelfstandigheid afgeleid uit omstandigheid dat de arbeid onderdeel is van
organisatorische verband van onderneming en dat werkgever het ondernemingsrisico
draagt => tegenwoordig flexibele en moderne inhoud aan begrip ‘gezagsverhouding’
- HR 17 juni 1994 Imam => omstandigheid dat degene die zich bij een overeenkomst
verbonden heeft tot het vervullen van een godsdienstig ambt, ter zake van de
godsdienstige aspecten van zijn taak niet aan instructies van de wederpartij onderworpen
is, sluit niet uit dat met betrekking tot overige aspecten van de contractuele relatie
(werktijden, vakantiedagen e.d.) sprake is van een gezagsverhouding
- HR 6 november 2020 Plaatsingsovereenkomst => hoe moet worden vastgesteld of
sprake is van een arbeidsovereenkomst?
- HR oordeelt dat de bedoeling van een partij niet mag worden betrokken bij de
kwalificatie van een overeenkomst als een arbeidsovereenkomst
- toch geen arbeidsovereenkomst want stimuleringspremie is geen loon in de zin van art.
7:610 BW omdat deze blijkens wetsgeschiedenis niet bedoeld is als beloning van haar
concrete werkzaamheden maar als beloning voor verrichten van re-
integratiebevorderende activiteiten
- inhoud van overeenkomst moet met behulp van de Haviltex-maatstaf worden
vastgesteld => niet alleen kijken naar bewoordingen van het contract maar ook naar
hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en redelijkerwijs uit elkaars
verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden (ook maatschappelijke positie van
partijen meenemen)
§2.3 Opdracht en aanneming van werk
opdracht
• art. 7:400 e.v. BW (titel 7.7)
• opdrachtnemer verbindt zich jegens opdrachtgever om buiten arbeidsovereenkomst
werkzaamheden te verrichten
• bepalend is dat een gezagsverhouding ontbreekt
- werkzaamheden zijn iets anders dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard,
het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of vervoeren of doen vervoeren van
personen/zaken
- bijzondere overeenkomsten van opdracht specifieker geregeld => lastgeving,
bemiddelingsovereenkomst, agentuurovereenkomst, behandelingsovereenkomst,
reisovereenkomst, bewaarneming en vervoersovereenkomsten (boek 8 BW)
, freelance overeenkomsten
=> soms verkapte arbeidsovereenkomst (als iemand regelmatiger werkt voor een vaste
opdrachtgever)
• HR 14 november 1997 Groen/Schoevers => partijbedoeling doorslaggevend voor kwalificatie
arbeidsovereenkomst
- HR overwoog dat in dit geval doorslaggevende betekenis toekwam aan de vraag of
partijen totstandkoming van een arbeidsovereenkomst hebben beoogd
- maatschappelijke positie van Groen in aanmerking genomen en met name dat de wijze van
betaling op zijn initiatief tot stand was gekomen
=> uit arrest Groen/Schoevers is afgeleid dat partijbedoeling doorslaggevend zou zijn bij
kwalificatie van overeenkomst (als zij overeenkomst niet als arbeidsovereenkomst aanduiden is
het geen arbeidsovereenkomst), maar in het arrest Plaatsingsovereenkomst maakt Hoge Raad
duidelijk dat de door partijen zelf gegeven kwalificatie niet beslissend is => als partijen bedoelen
een overeenkomst met daarin arbeid, gezag en loon te sluiten dan is niet relevant dat zij niet de
wens hadden om die niet als arbeidsovereenkomst aan te merken
aanneming van werk
• art. 7:750-769 BW
• titel 7.12 BW
• aannemer verbindt zich jegens aanbesteder om bepaald werk van stoffelijke aard tot stand te
brengen
• bepalend is dat een gezagsverhouding ontbreekt
• aannemer is degene die ondernemingsrisico draagt; aannemer kan zelf werknemers in dienst
hebben op basis van een arbeidsovereenkomst maar ook onderaannemers
zelfstandigen zonder personeel
• belastingvoordelen
• schijnzelfstandigheid = als opdrachtgever vooral belastingvoordeel toekomt doordat deze lagere
prijs voor arbeid kan bedingen waardoor zzp’er onvoldoende inkomen ontvangt om zich te
kunnen verzekeren
§2.4 Ambtelijke status
• behalve werknemer tevens ambtenaar
• normalisering van positie van overheidspersoneel = zo veel mogelijk in overeenstemming met
positie van werknemers die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn
• sinds 2020 ook eigen cao’s
• rechterlijke ambtenaren, defensieambtenaren en politieambtenaren zijn uitgesloten ex art. 3
Ambtenarenwet 2017
• arbeidsverhouding gebaseerd op eenzijdig besluit tot aanstelling
• arbeidsverhouding geregeld door eigen regels
• arbeidsvoorwaarden worden eenzijdig door overheid publiekrechtelijk vastgesteld
• aparte rechtsbescherming via bestuursrechter