Ontwikkeling en Psychopathologie hoorcollege aantekeningen
Hoorcollege 1 – Inleiding in de ontwikkelingspsychopathologie – hfd 1, 2 & 4 Mash 2
Hoorcollege 2 – Wat is een diagnose? 8
Hoorcollege 3 – Vroege gehechtheids- en relatieproblemen – hfd 6 Kerig 13
Hoorcollege 4 – Autisme – hfd 6 Mash 19
Hoorcollege 5 – ADHD – hfd 8 Mash 24
Hoorcollege 6 – Antisociaal gedrag bij kinderen – hfd 9 Mash 35
Hoorcollege 7 – Mishandeling, geweld en trauma – hfd 12 Mash 44
Hoorcollege 8 – Angststoornissen – hfd 11 Mash 50
Hoorcollege 9 – Depressie – hfd 10 Mash 61
Hoorcollege 10 – Eetstoornissen – hfd 14 Mash & hfd 12 Kerig 73
Hoorcollege 11 – Middelenmisbruik – hfd 13 Mash & hfd 12 Kerig 80
Hoorcollege 12 – Persoonlijkheidsproblemen – hfd 15 Kerig 84
1
,Hoorcollege 1 – Inleiding in de ontwikkelingspsychopathologie – hfd 1, 2 & 4 Mash
Deel 1: Wat is ontwikkelingspsychopathologie? (HFD 1)
• Afwijkend verloop van typische ontwikkeling.
Bijv: Joris is vrolijk en vriendelijk, naarmate hij ouder wordt, veranderd zijn gedrag. Luistert niet naar ouders en vecht op
school. Is hier sprake van psychopathologie? à Joris hoeft niet problematisch gedrag te vertonen, hij is een puber maar
wanneer dit vaker voorkomt in vergelijking met zijn leeftijdsgenoten kan het een vorm zijn van
ontwikkelingspsychopathologie.
• Ontwikkeling en afwijkend = psychopathologie
• Prevalentie: hoeveel mensen hebben in een bepaalde groep (steekproef), bepaalde klachten.
Dus een percentage van steekproef met klachten à hoe hoger het percentage, hoe hoger de prevalentie.
Bijvoorbeeld: aantal mensen met psychische klachten naar leeftijd 2015.
- The four D’s of Abnormality (dimensies om erachter te komen of het een vorm van psychopathologie/afwijkend gedrag
is):
• Distress (angst): gedrag dat iemand vertoont zorgt voor een belasting in het dagelijks leven (angstig worden van
je gedrag, kind voelt zich vervelend maar is wel nog in staat om huiswerk te maken).
Bijv: Mary voelt zich somber, heeft het gevoel dat ze niet eens uit bed kan komen, heeft zich al vier dagen niet
gewassen en reageert niet op sms’jes van haar vrienden.
• Dysfunctional (disfunctie): gedrag waardoor je minder goed kunt leven in het dagelijks leven
• Deviant (afwijkend gedrag): gedrag dat sterk afwijkt van wat je kan verwachten (kind die stemmen hoort of
psychopathologische symptomen).
• Danger (gevaar): gedrag kan een gevaar opleveren voor een kind of omgeving (overmatige agressie).
Bijv: tijdens zijn manische fasen van bipolaire stoornis, gaat Juan vaak naar het casino en zet zijn huurgeld in op
roulette, zonder zich er zorgen over te maken dat als hij verliest, hij zijn appartement niet kan betalen.
Deel 2: Ontwikkelingspaden
Overzicht van ontwikkeling (Mash & Wolfe, blz 33)
• Leeftijdsgroepen als
referentiekader gebruiken is handig
om te kijken waarin een kind
ongeveer zou moeten staan. Zo is
moeite met een puzzel in elkaar
zetten op 10-jarige leeftijd een
probleem want je kijkt naar de
ontwikkeling die je zou verwachten
op een bepaalde leeftijd.
- Developmental tasks and stage salient issues (Mash, blz 13)
• Het niet behalen van een ontwikkelingstaak kan
zorgen voor psychopathologie of ervoor zorgen dat er
later problemen kunnen zijn in de ontwikkeling waar
rekening mee moet worden gehouden.
• Ook is het belangrijk om rekening te houden met
de omgevingsinvloeden (competence)
Competence: hoe goed is een kind in staat om zich te
ontwikkelen in de omgeving.
- Bijv: een kind kan pestgedrag vertonen door een
onstabiele thuissituatie. Om deze reden is het
belangrijk om altijd de context mee te nemen.
2
,- Ontwikkelingspaden: op welke momenten in de ontwikkeling en vanwege welke redenen ontstaan afwijkingen van de
normale ontwikkeling?
• De paden gaan uit elkaar liggen bij kinderen met hechtingsproblemen (zie afbeelding).
• Uiteindelijk krijgen bepaalde kinderen misschien een vorm van psychopathologie
• OF groeien uit het pad door beschermende omgeving
• Continuïteit of discontinuïteit (verandering in hoe het pad loopt)
• Multifinality: dezelfde beginsituaties leiden tot verschillende uitkomsten. Beginnen met
hetzelfde maar lopen uit in verschillende paden met verschillende stoornissen.
• Equifinality: verschillende beginsituaties leiden tot overeenkomstige uitkomsten.
- Multifinaliteit of equifinaliteit?
• Tess en Lisa: beide opgevoed in gezinnen met weinig ondersteuning van hun ouders en
vertoonde op jonge leeftijd al hechtingsproblemen.
• Tess vertoonde gedragsproblemen op school en is uiteindelijk zonder diploma van school
gegaan. Sinds haar 18e is er sprake van veel veelvuldig middelenmisbruik.
• Lisa ervaarde op school veel steun van leerkrachten en vriendinnen, heeft zonder
problemen het VWO afgerond, is in het buitenland gaan studeren en heeft daarna een
goede baan gevonden.
à Ze komen van eenzelfde beginsituatie maar op andere eindpunten van school gegaan.
Tess: multifinaliteit
Lisa: equifinaliteit
- Risicofactoren (HFD 2)
• Individueel: cognitieve schema’s, lage zelfcontrole, moeilijker om kunnen gaan met lastige situaties
• Biologisch: genetische factoren, neurologische schade (ongeluk of te weinig eten) à hongerwinter (wat voor
invloed heeft dat gehad op later)
• Gezin: waar sprake is van mishandeling en verwaarlozing, kan zorgen voor hechtingsproblemen
• Interpersoonlijk: moeite hebben met relaties met anderen, antisociaal of gedragsproblemen en gaan dat aanleren
- Cumulatief effect:
• Bijvoorbeeld: twee kinderen; een groeit op in een éénoudergezin met alcoholverslaving en het andere kind ook
met een ouder met alcoholverslaving (vulnerabilities/risicofactor) maar heeft wel een andere ouder die de zorg op
zich neemt (protective factors/beschermende factor).
Maar kan ook op biologisch niveau zitten of individueel op coping strategie van de kinderen
• Je kijkt op alle niveaus naar de balans tussen de risicofactoren en beschermende factoren
Dus cumulatief kijken naar al die factoren die een rol spelen: hoe meer beschermende factoren, hoe kleiner de kans
is op psychopathologie.
3
, - Modellen
Gezinsstress à meer gedragsproblemen Bijv: jongens x gezinsstress à meer gedragsproblemen
• Als een jongen blootgesteld wordt aan gezinsstress, zijn er meer gedragsproblemen dan bij meisjes.
Geslacht is hierbij een moderator omdat hierbij het effect van gezinsstress anders is dan bij jongens dan bij
meisjes.
• Moderator: een variabele die invloed heeft op de sterkte van de relatie tussen twee anderen variabelen. Indien
het verband tussen twee variabelen X en Y wordt beïnvloed door de karakteristieken van een andere variabele Z,
wordt deze laatste als moderator beschouwd, De moderator geeft aan wanneer een relatie zal standhouden.
à Bijv: Zo is leeftijd bijvoorbeeld een moderator in de relatie tussen klantentevredenheid en klantentrouw: bij oudere
mensen leidt grotere tevredenheid tot grotere trouw, bij jongeren is dit veel minder het geval. Leeftijd is een concept
dat de relatie tussen variabelen kan beïnvloeden, maar het kan nooit een mediator zijn, omdat het niet op een andere
variabele kan inwerken.
- Mediatie en moderatie effecten
• Mediatie effect (bovenste): je zoekt een verband tussen a en b.
We zien meer gedragsproblemen bij gezinsstress à een verklaring hoe het verband bestaat
Waarom is er een relatie tussen gezinsstress en gedragsproblemen
Begrip mediator: een variabele die de relatie tussen twee andere variabelen verklaart. Er is een samenhang
tussen het ervaren van een positieve band met de leerkracht en de leerprestaties van kinderen.
• Moderatie (onderste): bij jongens verloopt het anders dan bij meisjes à factoren die ervoor zorgen dat een
band anders verloopt.
4
,- Transactionele modellen
• Transactionele modellen: om de balans tussen die factoren te zien en hoe het verklaard kan worden vanuit
risico
• Serie van dynamische interacties (developmental cascades) tussen het kind, gezin en de bredere sociale
context die elkaar wederzijds beïnvloeden
• Kind en omgeving veranderen als gevolg van de interacties (hebben beide een actieve invloed, active
contributors)
• Kan continue of discontinue verlopen.
Bijv: ene kind wordt veel te vroeg geboren, hierdoor kan ouder angstig zijn over ontwikkeling van kind maar ook over
hunzelf à dit zorgt voor angst bij ouders of ze hier wel mee om kunnen gaan à dit heeft invloed op ontwikkeling van kind
à kind slaapt moeilijk, heeft extra aandacht nodig à vraagt dus meer van de ouders die al angstig zijn à kind vraagt
vervolgens meer à reactie van ouders zou kunnen zijn dat ze het gaan vermijden en weinig aandacht aan geven à
minder interactie tussen ouder en kind à kind kan taalachterstand krijgen en ontwikkeld meer sociale problemen.
àConclusie: het hangt allemaal met elkaar samen: risicofactor heeft invloed op de context en gaat continue heen en
weer.
- Afwijkend verloop:
• Kwantitatieve verschillen:
o Vertraging/versnelling: cognitie bij verstandelijke beperking, hoogbegaafd jong kind dat zorgen maakt
over wereld.
Te veel of te weinig van gedrag laat zien à sneller of langzamer ontwikkeling (kind van 4 jaar die nog
niet kan praten)
o Regressie: bedplassen in 10-jarige bij angststoornis (hebben het wel geleerd maar kiezen in bepaalde
situaties ervoor om niet te praten)
o Asynchroniteit: kinderen met ASS hebben verbale voorsprong, sociaal lopen ze achter op hun
leeftijdsgenoten
• Kwalitatieve verschillen:
o Gedrag ongepast in elke situatie
- Wat maakt beschermende factoren protectief?
• Reduction of impact: vermindering van de invloed van het risico (bijvoorbeeld door monitoren van kind door
ouders)
• Reduction of negative chain reactions: verminderen van negatieve kettingreacties (binnen relaties, door
bijvoorbeeld gemakkelijk temperament kind)
• Promote self-esteem and self-efficacy: verhogen van ‘geloof in jezelf’ en copingvaardigheden (door bijv.
sensitieve en responsieve ouders)
• Opening of oppertunities: vergroten van mogelijkheden voor ontwikkeling (door bijvoorbeeld school af te
maken)
- Assumpties van de ontwikkelingspsychologie (samenvatting):
• Kennis van ‘normaal’ gedrag is nodig om afwijkend gedrag te herkennen
• Afwijkend gedrag heeft altijd meerdere oorzaken (multiply determined)
• Psychopathologie ontstaat door een interactie tussen kind en omgeving en hoe de omgeving weer op het kind
reageert à context is belangrijk (transsectionele model).
5
, Deel 3: Etiologie van psychopathologie
• Zoeken naar verklaringen voor de etiologie (=oorzaak) van een stoornis:
o (Neuro) biologisch: dingen die te maken hebben met de
ontwikkeling van de hersenen
o Psychologie (cognitie): afwijkingen die ontstaat door cognitieve
processen
o Gezins- en culturele context: nadruk op sociale interacties en
hechtingssituaties die de kinderen hebben.
1. (Neuro)biologisch perspectief
• Hoe blauwer, hoe meer volwassen de hersenen
zijn. Bepaalde gebieden zijn ook bij mensen op 20-
jarige leeftijd nog niet ontwikkeld.
• Deze studie liet zien hoeveel ontwikkeling er nog
nodig is in de hersenen en dat er nog veel punten zijn
die tot problemen kunnen staan.
à Kinderen met traumatische gebeurtenissen kunnen
problemen krijgen bij het emotionele deel van de
hersenen en hebben langer de tijd nodig om bepaalde
delen in de hersenen te ontwikkelen.
- Gen x omgevingsinteracties
• Ontwikkeling van hersenen wordt ook beïnvloed door de omgeving
- Gen x omgevingscorrelaties
• Ouders met genetische risico’s op depressie kan weer invloed hebben op het kind.
6