Klinische psychologie II
Hoofdstuk 3 Leertheoretische benadering
Deze benadering kijkt naar de interactie geschiedenis van een fysiologisch systeem met
diens omgeving. In deze benadering gaat men ervan uit dat die interactie geschiedenis op
een bepaalde manier zijn sporen nalaat in het individu en zodoende gewoonten vormt.
Meestal wordt aangenomen dat dit in het zenuwstelsel (met name hersenen) gebeurt. Op
die manier leert het individu bepaalde reacties op specifieke omgevingsprikkels. Wanneer
zulke aangeleerde reacties disfunctioneel zijn, spreken we van psychopathologie.
Kenmerkend voor de leerpsychologie is de translationele benadering: de voortdurende
wisselwerking tussen onderzoek en praktijk.
Klassieke en instrumentele conditionering en de verschillen Instrumentele (operante)
conditionering (Straffen en belonen). Er wordt uitgegaan van gedrag van iemand zelf. (Welk
effect heeft het?)
- Acquisitie: verkrijgen, verwerven.
- De wet van het effect: Thorndike formuleerde de wet van het effect: gedrag dat tot
een aangename uitkomst leidt, zal in frequentie toenemen, terwijl gedrag dat tot een
onaangename uitkomst leidt in frequentie zal afnemen.
(s) De discriminatieve prikkel of situatie (Kat in een kooi)
(R) De respons (Trekt aan een touw)
(O) De uitkomst (Krijgt voedsel)
Skinner heeft de procedure van de instrumentele conditionering uitgewerkt, waarna de naam
operante conditionering ontstond. Hierna hoefde de onderzoeker niet altijd zelf aanwezig te
zijn om gedrag te observeren.
Klassieke conditionering
Pavlov: Een experiment begint standaard met de toediening van een neutrale stimulus.
(geluid van een zoemer) (Zin in snoepen als je tv gaat kijken)
(OP) Onvoorwaardelijke prikkel (Voedsel in de mond van de hond)
(OR) Onvoorwaardelijke reactie (Lokt automatisch (onvoorwaardelijk) een speeksel reactie
uit)
(VP) Voorwaardelijke prikkel (Onder bepaalde voorwaarden kan een zoemer)
(VR)Voorwaardelijke reactie (De speeksel reactie uitlokken).
Verschillen
Bij instrumentele conditionering wordt uitgegaan van het gedrag van de persoon zelf. Bijv.
Harder werken om een sticker te verdienen. Of voor straf vroeg naar bed moeten, waardoor
je de volgende keer beter zal luisteren. Het experiment van Thorndike is dus afhankelijk van
het gedrag van de proefpersoon. Bij klassieke conditionering wordt uitgegaan van een
neutrale stimulus die wordt gekoppeld aan een stimulus die leidt tot een reflex. Wanneer je
eten in je mond hebt lokt dit automatisch een speeksel reactie uit. Wanneer je telkens het
geluid van een zoemer hoort wanneer je dit gevoel hebt, dan zal de zoemer uiteindelijk
automatisch een speeksel reactie uitlokken. (Je koppelt dit aan eten). Het experiment van
Pavlov was dus onafhankelijk van het gedrag van de proefpersoon.
1
,Klassieke en instrumentele conditionering vormen een leergeschiedenis, hoe
De experimenten van Thorndike en pavlov hebben duidelijk gemaakt dat er wordt gefocust
op het leren controleren van gebeurtenissen (Zelf verwerven van voedsel door aan een touw
te trekken). en het leren anticiperen op gebeurtenissen. (toegediend krijgen van voedsel na
het geluid van een bel).
De Houwer, Barnes-Holmes en Moors (2013) definiëren leren als gedragsveranderingen van
een organisme die het resultaat zijn van regelmatigheden in de omgeving.
- Regelmatigheden in relatie tussen stimuli en gedrag (altijd aan een touw moeten
trekken voor eten).
- Regelmatigheden in de relatie tussen stimuli (altijd een bel horen voor het eten).
Associatievorming
De traditionele verklaring voor conditionering is dat leren plaatsvindt door associatievorming
in het geheugen. Bijvoorbeeld bij S-R (Stimulus-Respons) leren (het leggen van een directe
verbinding tussen de voorwaardelijke prikkel en de voorwaardelijke reactie. Conditionering
wordt dan dus gezien als een mechanisme, waarbij de controle over een respons van de
onvoorwaardelijke prikkel, naar de voorwaardelijke prikkel verschuift.
Stimulus-Stimulus (S-S) leren. De geconditioneerde respons wordt dan gemedieerd door
een voorwaardelijke prikkel- onvoorwaardelijke prikkel-associatie. De reactie op de
voorwaardelijke prikkel wordt aangedreven door het verwachten van de onvoorwaardelijke
prikkel.
Propositionele theorie
Deze theorie verklaart conditionering via dezelfde geheugen- en redeneerprocessen die
ingeroepen worden om bijvoorbeeld schaken te verklaren. Er wordt een hypothese gesteld
en opgeslagen. (als ik dit doe, zal er dit gebeuren).
Ontogenetische adaptatie
Aanpassing aan de omgeving tijdens de levensloop van één organisme.
Proces van appetitieve conditionering, hoe leidt dit tot stoornissen
(verslaving/obesitas)
Pavlov gebruikte in zijn experimenten een appetitieve (aangename) onvoorwaardelijke
prikkel. (Eten) Verslaving en obesitas worden beide gekenmerkt door een sterke craving en
preoccupatie met het product(voedsel/drugs).
Klassieke conditionering
Stimuli (VP) raken geassocieerd met de inname van het product (OP) en/of de lichamelijke
effecten (OR) ervan. De VP kan daardoor craving uitlokken naar het product (VR). (Het zien
van een glas wijn wordt geassocieerd met de inname van alcohol. Als resultaat van
herhaalde gepaarde aanbiedingen zal reeds enkel het zien van een glas wijn de cravings om
te drinken oproepen) Deze craving motiveert gedrag dat leidt tot product inname.
2
,Instrumentele conditionering
De consumptie van het product (alcohol/eten) is instrumenteel gedrag dat wordt beloond
door positieve consequenties. De consumptie kan ook beloond worden door de reductie van
een negatieve toestand (afname van ontwenningsverschijnselen).
- Doelgericht gedrag: Dit gedrag is gebaseerd op associaties tussen responsen en
uitkomsten. (R-O)
- Gewoontegedrag: Dit gedrag is gebaseerd op associaties tussen stimuli en
responsen (S-R), maar wordt niet gemedieerd door de uitkomst die het gedrag
genereert. (Financiële kosten en druk op interpersoonlijke relaties stoppen het
gebruik niet).
Uitkomst de-evaluatieprocedure
Proefdieren leren een respons uit te voeren om een beloning te krijgen (bepaald type
voedsel) -> Devaluatie: zoveel laten eten van dit type voedsel dat ze helemaal verzadigd
zijn -> leidt dit tot vermindering van gedrag? -> Doelgericht gedrag.
Proefdieren leren een respons uit te voeren om een beloning te krijgen (bepaald type
voedsel) -> Devaluatie: zoveel laten eten van dit type voedsel dat ze helemaal verzadigd
zijn -> leidt dit niet tot vermindering van gedrag? -> Gewoontegedrag.
In het begin zal drugsgebruik doelgericht zijn: de gebruiker streeft een bepaalde uitkomst na
(prettig gevoel). Na herhaald gebruik zal het gebruik meer onder controle van
omgevingsstimuli komen te staan. De negatieve uitkomsten zullen geen invloed meer
uitoefenen -> Gewoontegedrag.
Pavloviaans-instrumentele transfer (PIT)
De interactie tussen klassieke en instrumentele conditionering is belangrijk voor een goed
begrip van verslaving en verstoord eetgedrag.
Het dier leert dat een bepaalde VP (zoemer), gevolgd wordt door een bepaald type voedsel
(klassieke conditionering). Onafhankelijk daarvan leert het dier bovendien dat het dit type
voedsel ook kan krijgen door een bepaald gedrag (R) te vertonen, bijvoorbeeld op een
hendel te duwen (instrumentele conditionering).
-> Mevrouw probeert van de drank af te blijven. Ze heeft eerder geleerd dat het kopen van
een fles drank de aangename consequentie van alcoholinname oplevert (instrumentele
conditionering). Ze heeft bovendien geleerd om bepaalde stimuli te associëren met
alcoholinname (klassieke conditionering), bijvoorbeeld het vermoeid thuiskomen na een
lange werkdag. Wat PIT ons verteld is dat het vermoeid thuiskomen na een lange werkdag
de kans vergroot dat mevrouw een fles drank zal gaan kopen.
Proces van aversieve conditionering, hoe leidt dit tot angststoornissen
Watson behaviorisme
Watson was ervan overtuigd dat psychologie geen mentale toestanden nodig had om
menselijk gedrag te kunnen verklaren en te voorspellen. Hij toonde experimenteel aan dat
angstreacties kunnen ontstaan via klassieke conditionering.
-> Initieel neutrale gebeurtenissen (zien van een ratje) die gepaard gaan met een akelige of
gevaarlijke gebeurtenis (met een hamer op ijzer slaan) zullen angst gaan uitlokken.
3
, Kritieken hierop:
- Een eerste kritiek gaat uit van de observatie dat niet iedereen die aan een
angststoornis lijdt een relevante geschiedenis van aversieve conditionering heeft.
- Een tweede kritiek luidt dat niet iedereen die een trauma of een akelige gebeurtenis
heeft meegemaakt een angststoornis heeft ontwikkeld.
Er wordt daarom rekening gehouden met verschillen tussen mensen. Interindividuele
verschillen in genetische dispositie en in psychologische trekken.
Latente inhibitie
Het latente inhibitie-effect verwijst naar de observatie dat conditionering trager verloopt
indien de voorwaardelijke prikkel vooraf enkele keren zonder onvoorwaardelijke prikkel
aangeboden is. (Kinderen die een aantal keer naar de tandarts zijn geweest zonder iets
akeligs mee te hebben gemaakt een kleinere kans hebben om tandartsangst te
ontwikkelen).
Sensitatie-experiment
Het sensitisatie-experiment maakt inzichtelijk hoe bij sommige mensen een slechts matig
aversieve gebeurtenis toch tot serieuze angstklachten kan leiden.
-> Wanneer ratten in een kooi een milde elektrische prikkel krijgen, zullen ze een matige
angstreactie vertonen. Indien ze vooraf in een heel andere kooi een reeks elektrische
prikkels gekregen hebben, zullen ze na diezelfde een milde prikkel heel erg angstig zijn.
Aangeleerde hulpeloosheid
Controleerbaarheid speelt een bepalende rol. Bij aangeleerde hulpeloosheid heeft men
geleerd passief en hulpeloos te zijn. Volgens Seligman zou aangeleerde hulpeloosheid een
mechanisme kunnen zijn dat een rol speelt bij het ontstaan van een depressie en langdurige
angstklachten.
Inflatie-effect
Ervaringen die mensen hebben na de aversieve conditionering gebeurtenis kunnen de mate
van angst die blijft bestaan beïnvloeden. Het horen van een erg luide en onaangename toon
na gepaarde aanbieding van een voorwaardelijke prikkel met een slechts matige luide toon
kan de angst voor deze voorwaardelijke prikkel doen verergeren.
-> Lichte rijangst na een paniek aanval in de auto -> Kan zware rijangst worden, wanneer
achteraf een veel hevigere paniekaanval heeft plaatsgevonden. Ook herhaald denken aan
de gebeurtenis kan aangeleerde angst in stand houden en zo een angststoornis in de hand
werken.
Generalisatie
Indien iemand een aversieve gebeurtenis meemaakt tegen de achtergrond van een
bepaalde prikkel of situatie, dan kun je vaststellen dat de aangeleerde vrees zich vaak
uitbreidt (generalisatie) naar gerelateerde stimuli. Vrees reacties worden getransfereerd naar
stimuli die perceptuele kenmerken delen met de oorspronkelijk geconditioneerde prikkel.
->Iemand wordt gebeten door een hond en is daarna niet alleen bang voor die ene hond,
maar ook voor andere honden.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper cheyennedeschipper. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.