WEEK 1
College 1: Introductiecollege: wat is chronische zorg?
Doelstellingen
1. De student kan de zorgcategorie ‘chronisch zorg’ typeren;
Gezondheid als het vermogen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van
de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven (Huber, 2014). Deze definitie wordt
gezien vanuit een chronische zorgvrager. Chronisch zorg is zorg die langdurig is.
2. De student kan uitleggen wat huidige ontwikkelingen zijn bij de zorgvragers categorie;
Ontwikkelingen in de zorg voor Chronisch zieken
- Van zz (zorg en ziekte) naar gg (gedrag en gezondheid).
Verandering in de zorg door:
- Demografie (vergrijzing)
- Epidemiologie (meer chronisch zieken)
- Economie
- Cultureel (media)
3. De student kent de begrippen autonomie en empowerment en kan dit toepassen;
Autonomie > je maakt je eigen keuzes, eigen regie
Empowerment > mensen in eigen kracht zetten, als je ziek bent kun je ook stappen zetten
4. De student kan de vijf fasen van Morse (1997) uitleggen en toepassen bij iemand met een
chronische ziekte;
Ondersteuning bij het verwerken van chronisch ziek zijn:
1. Vigilance (allertheid) > letten op symptomen, wat is er met me aan de hand?
2. Disruption (verstoring) > werk is verstoord, sociale rollen verstoord
3. Enduring to live (herstellen) > Er komt een nieuwe structuur in iemands leven
4. Suffering (verdriet en rouw over verloren functies)
5. Learning to live (leren leven met veranderde zelf) > Dit is nu mijn leven, ik ben veranderd, ik
herpak de regie
(Blz 14. uit boek chronische zorg)
5. De student kan uitleggen wat bestaansproblemen zijn en deze problemen herkennen bij iemand
met een chronische ziekte;
Volgens het boek ‘VPK in zorg aan chronisch zieken’ is dit de definitie van bestaansproblemen:
Bestaansproblemen worden niet veroorzaakt door de ziekte. Ze komen voort uit het leven met
een ziekte en kunnen betrekking hebben op het sociale netwerk van de cliënt, de fysieke
omgeving en de economische omstandigheden.
Door beroepsprofiel V&VN wordt bestaansproblemen gedefinieerd als: Verstoringen van het
welzijn die een relatie hebben met ziekte of stoornis. Er is sprake van bestaansproblemen
wanneer de cliënt het als problematisch ervaart dat door zijn ziekte zijn dagelijks leven
verandert, zijn zelfbeeld wordt aangetast, of zijn relatie tot zijn sociale netwerk of zijn fysieke
omgeving wordt aangepast.’
Voorbeelden bestaansproblemen:
- Niet serieus worden genomen
- Gebruikelijke rollen verliezen in gezin
- Inkomen en werk verliezen
- Niet kunnen voortbewegen zonder hulpmiddel
- Aanpassingen doen in huis
- Afhankelijk zijn van anderen
,6. De student kan uitleggen welke attitude gevraagd wordt van een verpleegkundige wanneer
gewerkt wordt volgens de principes van belevingsgerichte zorg en reflecteert vervolgens op zijn /
haar eigen attitude.
College 2: Diabetes mellitus en farmacologie
Doelstellingen
1. De student kan benoemen en beschrijven wat diabetes mellitus is en welke soorten er zijn;
DM heeft alles te maken met glucosestofwisseling. DM is een systeemziekte.
Type 1: Absoluut insulinetekort. Vaak op jongere leeftijd ontstaan. Behandeling: insuline.
Type 2: Relatief insulinetekort. Lichaam is omvang te groot waardoor niet alle cellen voorzien
kunnen worden van suikers. Vaak op oudere leeftijd ontstaan door overgewicht. Behandeling:
insuline reserves worden gestimuleerd door medicatie, resistentie opheffen, insuline, afvallen.
2. De student kan de hormonen van de endocriene alvleesklier noemen;
Pancreas scheidt drie hormonen uit:
1. Insuline
2. Glucagon
3. Somastatine
Insuline is een polypeptide dat uit ongeveer 51 aminozuren bestaat en de belangrijkste functie ervan
is het verlagen van een verhoogd gehalte aan voedingsstoffen in het bloed, niet alleen glucose, maar
ook aminozuren en vetzuren. Deze effecten worden anabolisch genoemd, ofwel ze stimuleren de
opslag van voedingsstoffen. Als hiervan, vooral van glucose, te veel is, bevordert insuline de opslag
door:
Op de celmembranen in te werken en de opname en het verbruik van glucose door spier- en
bindweefsel te stimuleren;
- De omzetting van glucose in glycogeen te verhogen, vooral in de lever en de skeletspieren
- De opname van aminozuren door de cellen en de synthese van eiwitten te versnellen;
- De synthese van vetzuren en de opslag van vet in vetweefsel te bevorderen
- De glycogenolyse (afbraak van glycogeen in glucose) te verminderen;
- De afbraak van eiwitten en vetten en gluconeogenese (vorming van nieuwe suikers) te
voorkomen.
- De secretie van insuline wordt gestimuleerd door een verhoogde bloedsuikerspiegel,
bijvoorbeeld na het eten van een maaltijd. De secretie wordt verlaagd door bijvoorbeeld
adrenaline.
Glucagon verhoogt de bloedsuikerspiegel door stimulering van:
- Omzetting van glycogeen in glucose in de lever en de skeletspieren (glycogenolyse)
- Gluconeogenese
Glucagonproductie wordt gestimuleerd door lage bloedsuikerspiegels en inspanning, en wordt
geremd door insuline en somatostatine.
Somatostatine (GHRIH) dit hormoon dat ook door de hypothalamus wordt gevormd, remt de secretie
van insuline en glucagon, naast het remmen van de secretie van groeihormoon door de
hypofysevoorkwab.
De pijnappelklier (glandula pinealis) is een kleine klier aan de bovenkant van de derde
hersenventrikel, en zit daaraan vast met een korte steel die zenuwen bevat, waarvan er veel in de
hypothalamus uitkomen.
3. De student kan de werking van insuline en glucagon beschrijven;
Zie hierboven.
4. De student kan het ontstaan en de symptomen van diabetes mellitus type 1 en type 2 met elkaar
, vergelijken;
Type 1 DM: het lichaam maakt helemaal GEEN insuline meer aan, vaak op jongere leeftijd.
Type 2: Lichaam maakt bijna geen insuline meer aan, vaak op oudere leeftijd t.g.v.
overgewicht/ongezonde leefstijl.
Symptomen:
- Te beredeneren uit de pathofysiologie
- Stofwisselingsprobleem: vetstofwisseling > keto-acidose
- Afvallen
- Bewustzijnsproblemen
- Virusproblemen
5. De student kan de complicaties van diabetes mellitus op langere termijn beschrijven;
Kort termijn: bijwerking van medicatie, hypoglycemie.
Lange termijn complicaties: op basis van micro-angiopathie, zenuwen, hersenen, hart en grote
vaten, diabetische voet, uitvallen delen van netvlies (beschadiging ogen), nieren.
6. De student kan benoemen welke medicatie er voor deze patiënten categorie ter beschikking is;
Medicijnsoorten voor diabetes patiënten:
- Medicijnen die gevoeligheid van spieren en lever voor insuline verhogen, zoals Metformine. Op
deze plekken wordt meer insuline wordt opgeslagen > hierdoor daalt bloedsuikerspiegel. Ook
heeft het positieve invloed op bloedvaten en remt eetlust (voordeel voor diabetes type 2
patiënten).
- Medicijnen die insulineproductie bevorderen zoals; Daonil. Lichaam kan meer glucose uit bloed
halen en hierdoor daalt bloedsuikerspiegel.
- Medicijnen die glucoseproductie in lever verminderen zoals Glucophage.
- Medicijnen die omzetting van koolhydraten tot glucose vertragen zoals Glucobay. Hierdoor
wordt glucose langzaam in bloed opgenomen. Minder snel een glucosepiek na het eten.
- Medicijnen die van invloed zijn op de hormonen van de darmen.
- Er bestaan van bovenstaande medicijnen ook combipreperaten zoals Glucovance.
7. De student kan benoemen wat een hypo en hyper is en hoe je dit kan voorkomen en wat er
preventief aan kan worden gedaan.
Hyperglykemie: Als er te weinig of geen insuline wordt geproduceerd is een hyperglykemie het
gevolg.
Hyperglykemie symptomen:
- Dorst
- Polyurie (veel plassen)
- Droge mond
- Vermoeidheidsklachten
- Vaag en wazig zien
- Snel en diep ademhalen (Kussmaul-AH)
- AH die ruikt naar aceton
- Verhoogde kans infecties
Oorzaken hypoglykemie:
- Stress
- Infectie
- Braken, diarree of veel energie verbruiken door bijvoorbeeld te sporten
- Glucose verlagende middelen gebruikt
- Te veel insuline spuit
- Niet of tijdig niet eet
Symptomen hypoglykemie:
- Tachycardie (versnelde hartslag, meer dan 100 slagen per minuut)
- Transpireren
, - Hoofdpijn
- Dysartrie (moeilijk woorden kunnen uitspreken)
- Wisselende stemmingen
- Beven, gapen
!! Glucagon wordt door arts SC of IM toegediend als patiënt bewustzijn verliest. Dit verhoogt
bloedglucosespiegel. Andere mogelijkheid om hypoglykemie coma op te hebben is IV toedienen van
50 tot 100 ML glucose 50%.!!
College 3: Zingeving.
Doelstellingen
1. Welke spanningen de zorg voor chronisch zieken met zich kan brengen ten aan zien van:
de autonomie van de zorgvrager
zijn of haar participatie in de maatschappij
zijn of haar algehele welbevinden;
2. Wat de begrippen hoop en troost betekenen voor de patiënten;
Troost: bemoediging bij verdriet, (proberen) verdriet te verwachten/opbeuren (van Dale)
Hoop: een zekere mate van verwachting (van iets goeds), hoop hebben, graag willen; wensen
(van Dale)
Hoop: Spirituality, goals, comfort, caring, interpersonal relationships, control, expectation and
life review (Nweze 2015)
Hoop en controle hebben een link.
3. Welke begeleiding je hier als verpleegkundige bij kan bieden.
College 4: RET
Doelstellingen
1. De student kent de belangrijkste uitgangspunten van de RET en kan dit toepsassen op een casus
en een eigen situatie.
- Stap 1: Beschrijf de situatie
- Stap 2: Beschrijf je gevoelens en gedrag
- Stap 3: Beschrijf je gedachten
- Stap 4: Beschrijf gewenst gedrag
- Stap 5: Daag ineffectieve gedachten uit
- Stap 6: Vervang je ineffectieve gedachten door effectieve gedachten
- Stap 7: Check of het werkt
- Stap 8: Oefenen, oefenen, oefenen
2. Een korte beschrijving geven van de historische context van het RET
Albert Ellis (1913-2007), grondlegger Rationeel Emotieve Therapie (RET).
3. Vier kenmerken van irrationele overtuigingen beschrijven
Een irrationeel denkpatroon kan men herkennen aan:
- Demandigness (het moeten, dwingend karakter)
‘Ik wil graag dat mensen mij aardig vinden, en daarom moeten ze mij aardig
vinden.’
- Catastrophizing/ramp-denken
‘Het is absoluut vreselijk als mensen mij onaardig vinden.’ Of ‘Als ik
onvoldoende haal voor toets dan stop ik met de hele opleiding.’
- Lage frustratietolerantie
‘Ik kan er niet tegen als mensen me onaardig vinden. Dat is te veel voor me.’
- Zelfveroordeling en veroordeling van anderen.
‘Als mensen me onaardig vinden, dan ben ik ook een onaardig mens.’