Samenvatting – Jurisprudentie privaatrecht I
Week 1 – 4
Week 1
HR 30 januari 1959, NJ 1959/548 (Quint/Te Poel) p. 2
Week 2
HR 11 december 1959, NJ 1960/230 (Eelman/Hin) p. 3
HR 19 mei 1967, NJ 1967/261 (Saladin/HBU) p. 4
HR 13 maart 1981, AA19810355 (Haviltex) p. 5
HR 10 april 1981, AA19810708 (Hofland/Hennis) p. 6
HR 12 september 1986, AA19870099 (Westhoff/Spronsen) p. 7
Week 3
HR 10 juni 1932, NJ 1935/5 (Groentemarktcafé) p. 8
HR 19 juni 1959, NJ 1960/59 (Kantharos van Stevensweert) p. 9
HR 21 januari 1966, AA19670161 (Booy/Wisman) p. 10
HR 21 januari 1990, AA19910661 (Van Geest/Nederlof) p. 11
HR 5 februari 1999, AA20000730 (Ven Venrooij/Ameva) p. 12
Week 4
HR 24 oktober 1997, NJ 1998.69 (Spruijt/Tigchelaar) p. 13
HR 5 januari 2001, NJ 2001/79 (Multi Vastgoed/Nethou) p. 14
1
, Week 1
Quint/Te Poel
Korte samenvatting
Quint is aannemer en heeft een overeenkomst gesloten met Hubertus te Poel (broer van
Heinrich te Poel). Quint zal twee winkelhuizen bouwen voor Hubertus.
Tijdens de bouwwerkzaamheden heeft Quint alleen maar contact met Hubertus, wanneer de
bouw af is wil Hubertus echter niet betalen. Hubertus heeft geen geld en geen vermogen om de
schuld te verhalen.
Het perceel waar op gebouwd is blijkt van de broer van Hubertus, Heinrich. Doordat de huizen
op de grond van Heinrich is gebouwd, is Heinrich eigenaar geworden van de gebouwen zonder
ervoor te betalen (Quint had dit niet van te voren gecontroleerd).
Doordat Hubertus niet kan betalen, is Heinrich dus ongerechtvaardigd verrijkt. Quint probeert
nu Heinrich alsnog te laten betalen via de rechter.
Rechtsvraag
‘Kan Quint zich met succes beroepen op onrechtvaardige verrijking en Heinrich dwingen te
betalen?’
Proces
De rechtbank stelt Quint in het gelijk:
- De rechtbank is van oordeel dat Heinrich te Poel, als eigenaar van de grond, door
natrekking eigenaar is geworden van de winkelhuizen. (p. 37, rechterkolom bovenin)
- Heinrich te Poel heeft jegens Quint onrechtmatige daad gepleegd, hierdoor heeft Quint
schade gelopen. Dit zal Heinrich dus moeten vergoeden. (p. 37, rechterkolom middenin)
- De rechtbank gaat niet mee in Quints verhaal dat Heinrich en Hubertus dit als plannetje
bedacht zouden hebben, dit aangezien gebroeders Te Poel er niet van uit zouden kunnen
gaan dat Quint de eigenaar van de grond zou ‘onderzoeken’.
- Conclusie: Heinrich moet Quint een schadevergoeding betalen.
Het Hof is het eens met het verweer van Te Poel:
- De vordering van Quint jegens Heinrich is niet gebaseerd op een overeenkomst, dit kan
dus geen onrechtmatige daad opleveren. Er staat namelijk niks hierover in de wet, en de
rechter mag niet rechtspreken buiten de wet om (op basis van art. 11 WAB).
- Conclusie: het oordeel van de rechtbank wordt vernietigd.
De Hoge Raad bekrachtigd het oordeel van het Hof:
- Het argument van het Hof is ten onrechte aangevoerd, ze hebben het zinsdeel ‘uit de
wet’ (als in: waaruit mogen overeenkomsten voortvloeien?) te nauw begrepen. Art. 11
WAB is dus door het Hof verkeerd begrepen.
- Daarnaast is er ook geen nieuwe overeenkomst ontstaan waaruit blijkt dat Heinrich zou
moeten terugbetalen. (op basis van art. 658 jo. Art. 1603 (oud) BW)
- Quint heeft niet ‘te goeder trouw’ gehandeld, aangezien hij wel een onderzoeksplicht
had (zoals je als aannemer hebt). Hij kan dus niet rekenen op beschermen volgens art.
659 (oud) BW.
- Conclusie: het oordeel van het Hof wordt bekrachtigd.
2