Tentamenstof Gespreksvoering.
Boek: ‘Gespreksvoering. Basisvaardigheden en gespreksmodellen’ van Van der Molen,
Hommes en Kluijtmans.
Aanvullende teksten.
Opdracht: Eindopdracht.
Leerdoelen.
Nadat je week 1 hebt afgerond, kun je:
- kennis en inzicht verkrijgen in de algemene principes van communicatie.
- het leren observeren van rollenspelen en geven van constructieve feedback.
- het leren observeren en toepassen van volgende de luistervaardigheden:
o Kleine aanmoedigingen (KA)
o Vragen stellen (V)
Nadat je week 2 hebt afgerond, kun je:
- de volgende luistervaardigheden observeren en toepassen:
o Parafraseren van Inhoud (PF).
o Reflecteren van Gevoel (GR).
o Samenvatten (S).
o Concretiseren (C).
Nadat je week 3 hebt afgerond, kun je:
- de volgende regulerende vaardigheden observeren en toepassen:
o Openen van gesprek en vaststellen doel(en) (GO)
o Terugkoppelen naar (begin)doelen (TD)
o Situatie verduidelijken (SV)
o Hardop denken (HD)
o Afsluiten van het gesprek (GA)
- de luister- en regulerende vaardigheden in een Informatievergarend gesprek integreren.
- delen van dit gesprek in een transcript kritisch evalueren.
Nadat je week 4 hebt afgerond, kun je:
- de volgende zendervaardigheden observeren en toepassen:
o Informatie geven (I)
o Verzoeken doen (VD)
o Opdrachten geven (OG)
o Reageren op verzoeken (RV)
o Reageren op opdrachten (RO)
o Bezwaar maken (BM)
o Kritiek geven (KRG)
o Reageren op bezwaar (RB)
o Reageren op kritiek (RKR)
- gespreksfasen met bijbehorende gespreksdoelen opstellen.
Nadat je week 5 hebt afgerond, kun je:
- de Roos van Leary kunnen beschrijven en gedrag uit de vier kwadranten kunnen
herkennen.
- leren observeren en toepassen van de interactiesleutel in gesprekssituaties.
Nadat je week 6 hebt afgerond, kun je:
,- leren om, binnen een professionele gesprekssituatie, adequaat te reageren op hevige
emoties.
- leren wat de fasen en doelen zijn binnen een adequaat uitgevoerd slechtnieuwsgesprek.
- beschrijven en herkennen van de valkuilen die zich voor u als gespreksleider kunnen
voordoen bij een slechtnieuwsgesprek.
- leren hoe de basisgespreksvaardigheden kunnen worden toegepast om een
slechtnieuwsgesprek op adequate wijze vorm te geven.
Nadat je week 7 hebt afgerond kun je kritisch reflecteren en verslag leggen over:
- de manier waarop u de luister-, regulerende- en zendervaardigheden toepast.
- het bereiken van de gespreksdoelen binnen de fasen van het slechtnieuwsgesprek.
- uw aanpak bij het omgaan met emoties.
- de wijze waarop de assen van de Roos van Leary in dit gesprek tot uiting kwamen en u
evt. gebruik hebt gemaakt van de interactiesleutel voor het behalen van uw doelen.
Nadat je week 8 hebt afgerond, heb je geleerd:
- om inzicht te krijgen in de verschillende rollen die u als adviseur kunt aannemen.
- hoe de basis gespreksvaardigheden kunnen worden toegepast om effectief te
adviseren.
- om de juiste manier van adviseren in de juiste context (contingentie) toe te passen.
Nadat je week 9 hebt afgerond, heb je geleerd:
- wat de fasen en doelen zijn binnen een motiverend gesprek.
- om valkuilen die zich kunnen voordoen bij het motiveren te beschrijven en te herkennen.
- hoe de basis gespreksvaardigheden kunnen worden toegepast om effectief te
motiveren.
Nadat je week 10 hebt afgerond, heb je geleerd:
- leren wat de fasen en doelen zijn binnen een adequaat uitgevoerd
functioneringsgesprek.
- leren hoe de gespreksvaardigheden kunnen worden toegepast om een
functioneringsgesprek op adequate wijze vorm te geven.
- leren toepassen van adviseren binnen een functioneringsgesprek.
Nadat je week 11 hebt afgerond en door het schrijven van het eindverslag heb je kritisch
leren reflecteren op en verslagleggen over:
- de manier waarop u de luister-, regulerende- en zendervaardigheden toepast.
- het bereiken van de gespreksdoelen binnen de fasen van het functioneringsgesprek.
- uw aanpak bij het adviseren.
- uw gebruik van de Roos van Leary voor het behalen van uw doelen.
, Gespreksvoering.
Practicummap meenemen naar de bijeenkomsten met daarin:
- Programma van bijeenkomst.
- Observatie-/feedbackformulieren.
- Formats en voorbeeldverslagen.
- Andere nuttige informatie voor de bijeenkomsten.
Week 1 – Luistervaardigheid.
Samenvatting Hoofdstuk 1 – Aspecten van communicatie.
Communicatie is uitwisseling van symbolische informatie tussen mensen die zich van
elkaars onmiddellijke of gemedieerde aanwezigheid bewust zijn. Deze informatie wordt deels
bewust, deels onbewust gegeven, ontvangen en geïnterpreteerd. Communicatie vereist
minstens twee partijen die in elkaars aanwezigheid zijn, en gebeurt verbaal of non-verbaal.
Bij interpersoonlijke communicatie is iedere deelnemer zowel zender en ontvanger van
boodschappen. Coderen is het verwoorden van ideeën, gedachten en gevoelens. Decoderen
is het terugvertalen van woorden naar eigen ideeën, gedachten en gevoelens. Woorden
hebben zowel een semantische betekenis als een affectieve betekenis, en maken uit van
een iemands referentiekader.
Obstakels in communicatie zijn het niet goed overkomen van de boodschap doordat zender
en ontvanger de codes verschillende interpreteren, en ruis (fysiek, psychologisch of
semantisch) die de doorgang van signalen belemmert.
Specifieke kenmerken van communicatie zijn dat het circulair is (begin en eind zijn niet altijd
eenduidig vast te stellen), we kunnen niet niet communiceren, eenmaal uitgezonden
boodschappen zijn niet ongedaan te maken, en niet de bedoeling van de boodschap maar
het effect op de ander bepaalt het verdere verloop van communicatie.
In boodschappen worden vier aspecten onderscheiden: het referentiële aspect (inhoud), het
expressieve aspect (gemoedstoestand en denkwereld van zender), relationele aspect (relatie
tussen zender en ontvanger), en het appellerend effect (wat wil de zender van de
ontvanger). Op elk van deze aspecten kan de ontvanger reageren, waardoor de
communicatie een bepaalde richting uitgaat.
Zelftoets Hoofdstuk 1.
Boodschappen zijn verpakte (gecodeerde) signalen die de intentie hebben een idee,
gedachte of gevoel onder woorden te brengen. Om deze boodschappen te kunnen uitzenden
maken we gebruik van verschillende kanalen; kanalen vormen de brug tussen zender en
ontvanger. Voorbeelden van kanalen zijn het vocale-auditieve kanaal (‘Hoe gaat het?’), het
tactiele kanaal (knuffel), en het visuele kanaal (duim opsteken).
Oomkes (2000) beschreef het begrip interpersoonlijke communicatie als uitwisseling van
symbolische informatie tussen mensen die zich van elkaars onmiddellijke of gemedieerde
aanwezigheid bewust zijn. Deze informatie wordt deels bewust en deels onbewust gegeven,
ontvangen en geïnterpreteerd.
Samenvatting Hoofdstuk 2 – Luistervaardigheden.
Slechte luistergewoonten zijn te veel met jezelf bezig zijn, je laten afleiden door externe
zaken, inadequaat selectief luisteren, en het invullen of vervormen van boodschappen en
defensief luistergedrag.