Bouwkunde kwartiel 1
Week 1:
Hoofdstuk 1
In eerste instantie waren de woningen allemaal van hout, leem en riet gemaakt. In de middeleeuwen begon de
verstening van woningen. Voor het eerste worden toen eisen/regels/wetten, opgesteld waaraan een gebouw
moest voldoen.
Industriële revolutie 1850 vertrok een groot aantal mensen van het platteland naar de stad om daar in de
industrie te werken. Daartoe was huisvesting noodzakelijk. In 1851 ontstond de eerste woningbouwvereniging
in Amsterdam. Hoofddoel = panden aankopen en bouwen die arbeiders en hun gezinnen een goede en
gezonde woonplaats verschaften tegen een lage huurprijs.
Door de woningmalaise die was ontstaan als gevolg van urbanisatie werd een eerste opzet gemaakt voor de
latere woningwet, die in 1901 van kracht werd. Het begin van de overheidsbemoeienis met de bouwwereld.
De gezondheidswet is een controle op uitvoering van de Woningwet.
De woningwet 1901: gemeentelijke bouwverordening, verplichte bouwvergunning, 1902 van kracht.
1962 nieuwe bouwwetgeving: wet op de ruimtelijke ordening, woningwet en nieuwe modelbouwverordening.
De nieuwe modelbouwverordening ging uiteindelijk over in het huidige bouwbesluit.
Bouwbesluit 2012: de niet technische voorschriften en de technische voorschriften.
Bouwstijlen:
Romaanse stijl 1100-1200 Pieterskerk Utrecht/Sint-Servaaskerk Maastricht
Gotische stijl 1100-1500 Sint-janskathedraal Den Bosch/ Domtoren
Renaissance 1400-1650 Vleeshal Haarlem
Barok 1600-1750 Paleis op de Dam/Mauritshuis en Huis Den Bosch
Jugendstil 1890-1910 Tuschinski Amsterdam / Sagrada Familia Barca.
Amsterdamse school 1910-1930
De Stijl, Kubisme 1910-1930
Moderne Bouwkunst 1960-Heden
Woningtypen:
Laagbouw: grondgebonden wonen;
Bungalows
Villa’s
Herenhuizen
Vrijstaande eengezinswoningen
2-onder-1 kap woningen
Rijtjeswoningen
Duplex-woningen – aparte boven elkaar geplaatste wooneenheden voor twee aparte gezinnen.
Drive-in woningen – op de begane grond een garage naast de voordeur.
Hoogbouw:
Portiekflat – huizen bereiken via de trappenhuizen
Galerijflat -- huizen bereiken via galerijen
Terraswoning – heeft een terras.
Torenflat – centraal trappenhuis met lift.
Woningtypen:
Split-level woningen – hoogte van de vloer in een kamer niet overal gelijk is.
Studiowoningen – is een klein appartement bestaande uit één kamer.
Drive-in woning – op de begane grond een afgesloten garage bevindt naast de entree.
, Kamer en suite – de woning bevat een voorkamer en een achterkamer, gescheiden door één of twee
schuifdeuren.
Doorzonwoning – soms veel last van hinderlijke inkijk, bestaat uit een rechte kamer die loopt van de
voorgevel tot achtergevel, naast de woonkamer zijn de keuken, hal, toilet en meterkast gesitueerd.
Z-woning – in de ene hoek de hal, wc en trap en schuin daar tegenover de keuken.
Patiowoning – heeft een binnenplaats.
Etagebouw:
Lift bij maximaal vier verdiepingen dus niet verplicht, voorwaarden waaraan moeten worden voldaan; goede
geluidsisolatie, voldoende voorzieningen.
Utiliteitsbouw; de gebouwen die onder utiliteit vallen hebben een bepaalde nut. De gebouwen kunnen door
verschillende mensen worden gebruikt. Gebouwen die onder de Utiliteit vallen zijn vaak groot omdat ze door
meerdere mensen tegelijk gebruikt kunnen worden.
Hoofstuk 12
Gewicht normale woning +- 1500 KN, dat is 150.000 KG.
De fundering van een bouwwerk is de constructie die het gebouwgewicht overbrengt naar een draagkrachtige
grondlaag. Zetting is het proces waar grond onder invloed van een belasting wordt samengedrukt. Zetting is
een berekende zakking. Zetting van de grond is daling van het oorspronkelijke maaiveld doordat de
onderliggende grond samengedrukt wordt, dus inklinkt, waardoor het volume van de grond kleiner wordt.
Met grondverbetering wordt in de civiele techniek gedoeld op het verbeteren van de slappe grond, meestal
veen of klei, om het draagvermogen te vergroten. Grondverbetering kan gerealiseerd worden door
samendrukken; het laten consolideren van de slappe grondlagen.
Voor het juiste draagvermogen en het type fundering zijn uit het grondonderzoek de volgende gegevens naar
voren gekomen: de samenstelling van de grond, de diepte en dikte van de draagkrachtige laag en de stand van
het grondwater.
Twee groepen grondonderzoek: onderzoek op geringe diepte, onderzoek op grotere diepte. Onderzoek op
geringe diepte voor lichte bouwwerken zoals schuren, carports en serres.
De methode:
Graven van een gat,
Verrichten van boringen met de hand
Pulsboringen.
Onderzoek op grotere diepte:
Sondering – conus in de grond duwen
Mechanische grondboring – buis in de grond
Proefbelasting – om sonderingen te controleren alleen bij fundering op staal of palen.
De fundering draagt het bouwwerk, belangrijk is om rekening te houden met de belasting van het bouwwerk.
Dilataties (=aanbrengen open voegen om het werken van buitenmuren te voorkomen) worden aangebracht in
verband met krimp en uitzetting van de constructie. Stabiliteitswanden zorgen ervoor dat de wanden recht
overeind blijven staan. Rekening houden met de mogelijkheid tot uitbreiding.
De fundering brengt het gewicht en de belastingen van het gebouw over op de draagkrachtige grond. Deze
draagkrachtige laag zorgt ervoor dat het gebouw niet verzakt. De aanleg van de fundering moet vorstvrij zijn
om opvriezen te voorkomen minimaal 800mm beneden maaiveld.
Indien de draagkrachtige grondlaag zich vlak onder het maaiveld bevindt, dan kan hierop rechtstreeks worden
gefundeerd. Er is dan sprake van een zogenaamde fundering op staal.
,Bevindt de draagkrachtige grondlaag zich op grote diepte onder het maaiveld, dan is het meestal fundering op
palen.
Fundering op staal: fundering wijze waarbij de muren of wanden, meestal door tussenkomst van een verbrede
voet, rechtstreeks op de draagkrachtige bodem rusten.
Fundering op staal: bij funderingen op staal rust de constructie direct op de voldoende draagkrachtige
ondergrond, als de grond voldoende vast is om het gebouw te dragen. De belasting van het bouwwerk wordt
via een verbrede voet overgebracht op de draagkrachtige grondlaag. Belangrijk = aanlegbreedte/diepte.
Aanlegbreedte = bepaald door het grondonderzoek en het gewicht van het gebouw; de aanlegbreedte
is minstens: 2,5 x de muurdikte.
Aanlegdiepte = op de laag die het gewicht van het gebouw veilig kan dragen (kan op 300 mm maar ook
op 1,5 meter zijn) Toch niet vaak tot boven de 700/800 mm in verband met vorst.
Staalfundering van metselwerk: een van de oudste vormen, maar is heel arbeidsintensief. Kan wel bij kleinere
werken. Bij staalfunderingen van metselwerk wordt de onderste laag stenen direct in het zand gelegd = de
vlijlaag. Daarna springt de fundering aan beide zijden een vierde deel van een steen (klezoor) in. het wordt dan
steeds smaller en dat heet versnijding. Om ervoor te zorgen dat alle voegen goed dicht zitten, wordt de
fundering vertind. Vertind = met een stoffer met mortel insmeren van het metselwerk.
Staalfundering van stampbeton: metselwerk wordt hierbij vervangen door stroken van stampbeton met een
samenstelling van één deel cement, drie delen zand en vijf delen grind. Wordt door aanstampen in de
funderingssleuf verdicht.
Gewapend beton fundering op staal: gewapend beton is noodzakelijk bij grotere belastingen of een minder
draagkrachtige ondergrond. De trekkracht die beton kan opnemen is gering. De trekkracht van staal is groot.
Door het beton te versterken met een hoofd- en verdeelbewapening is het in staat grotere trekspanningen op
te nemen.
Strokenfundering van gewapend beton: de strook zal onder invloed van trekspanningen vervormen. De
hoofdbewapening bestaat uit korte staven staal die in de breedterichting liggen, loodrecht hierop ligt een
verdeelbewapening. Bij de uitvoering wordt eerst een werkvloer van 50 mm stampbeton aangebracht, hierop
wordt de wapening aangebracht, die veelal bestaat uit een wapeningsnet. Eenvoudig, geschikt voor lichte
bebouwing.
Strokenfundering met verstijvingsrib: heeft een grotere stijfheid in de lengterichting dan de strokenfundering.
Een verstijvingsrib draagt bij aan een gelijkmatigere verdeling van de krachten op de fundering.
Doorgaande gewapende betonplaat: wanneer de funderingsstroken te dicht bij elkaar komen, is een
gewapende betonplaat de oplossing, voorzien van boven- en onder wapening. In de plaat kan een versterkte
strook worden gemaakt om grotere belastingen op te vangen.
, Eenzijdige fundering: toestemming nodig van de eigenaar van het aangrenzende perceel als er op de
erfscheiding gebouwd gaat worden, omdat de funderingsstrook dan uitsteekt als erfscheiding dienende geval,
dan eenzijdige fundering.
Puttenfundering: door het aanleggen van putten zijn er vaste punten tot aan of in de draagkrachtige grondlaag.
Putten worden gevuld met zand of beton en de funderingsbalken worden van put naar put gelegd. Voordeel =
er hoeft geen grote bouwput aangelegd te worden. Nadeel = de grond wordt geroerd, door het ingraven ook
aan de onderzijde van de put losgemaakt waardoor de put kan zakken.
Fundering op grondverbetering: grondverbetering kan plaatsvinden door de grond te vervangen of te
verdichten. Grondvervanging = het verwijderen van de grond met onvoldoende draagvermogen en daardoor in
de plaats zand storten, dit zal na verloop van tijd inklinken. Dit kan versneld worden door trillingen.
Grondvervanging: - ontgraven
- zandbed van 300 mm aanbrengen
- trilmachine of explosiestamper overheen halen
- weer een zandlaag aanbrengen en trillen
Dit mag alleen droog gebeuren, grondwaterspiegel niet hoger dan 500mm, anders veroorzaken de trillingen
wateroverspanning waardoor de grond slap wordt. Grondverbetering is het geschikt maken van de grond.
Twee methoden voor grondverbetering:
Diepte verdichten = korrels dichter op elkaar brengen, dichtheid neemt toe;
Injecteren = hierbij vindt de verbetering plaats door de holle ruimte tussen de zandkorrels op te
vullen, te stabiliseren.
Vervangen.
Twee methoden voor het stabiliseren: injecteren met cement & injecteren met chemische stoffen
Wapening is een versterking die in beton wordt aangebracht = gewapend beton.
Beton heeft: wel drukkrachten en geen trekkrachten.
Fundering op poeren of stiepen: toepassing bij puntlasten. Let op voldoende dikte in verband met pons.
Materialen: metselwerk, stampbeton, gewapend beton.
Fundering op palen: fundering middels funderingspalen, waarbij de kracht uit een bouwwerk via
funderingspalen worden overgebracht op een draagkrachtige laag. Hierbij ligt de draagkrachtige laag dieper
dan drie meter en worden palen gebruikt om de belasting over te brengen op die diepere vaste laag. Voor
paalfunderingen geldt dat het draagvermogen van de palen groot genoeg moet zijn om de belasting over te
brengen naar dieper gelegen grondlagen.
Stuit paal staat in vaste grondlaag
Kleef paalschacht ondervindt wrijving door grondlaag. Hier wordt de draagkracht aan ontleend.
Verschillende palen: houten palen, in de grond gevormde palen, vooraf gemaakte of prefabpalen & stalen
palen.
Heipalen kunnen verschillende functies hebben:
Druk en trekpalen = d.m.v. gewichtsberekening moet het gewicht overgebracht worden op de vaste
grondlaag, een trekpaal wordt belast op trek;
Schoorpalen = worden onder een hoek in de grond gedreven, als functie zijdelings uitwijkende
krachten uit de constructie opvangen.
Zijn er minder kalanderslagen nodig om de paal 250 mm te laten zakken dan berekend, dan is de berekende
weerstand niet bereikt, de paal staat dan niet op stuit.
Koppen snellen = de paalkop vrijmaken om verbonden te kunnen worden met de funderingsbalken.
Voordelen van het direct op hoogte slaan voor het milieu zijn: heipalen kunnen ongeveer een halve meter
korter gemaakt worden en geen berg gesneld beton dat moet worden hergebruikt.