Kennisclip 4 – De matrix van Brian Berry
Brian Berry is een Amerikaanse geograaf die heel beroemd is geworden in de jaren 60-70 om zijn
studie over steden. Dit was een nieuw terrein van geografen. Nog veel geografen bleven weg van de
stadgeografie, ook al is dat nu de belangrijkste subdiscipline. Brian Berry zei: er is een overgang van
regionale geografie (beschrijvend, Vidal) naar de ruimtelijke analyse. Dit begon in de jaren 50 in de
VS, Berry was een van de motoren hierachter. Ruimtelijke analyse werd verspreid over de wereld,
eerst GB daarna EU. Hierdoor is de regionale geografie verdwenen. Franse leerboeken verdwijnen
Amerikaanse leerboeken komen. Deze overgang kan je in een matrix weergeven:
Regio’s
A B C D E F
Fysisch
Klimaat
Bevolking
Nederzettingen
Economie
Thema’s
De traditionele geografie bestudeerde in deze matrix via kolommen. Regio
1, regio 2 etc. Deze regio’s konden heel groot zijn, zoals hele landen, maar ook klein, zoals de pays
van Vidal. In NL waren er ook verschillende rurale regio’s zoals de Achterhoek. Er was altijd een vast
recept: binnen deze regio’s bestudeerde je verschillende thema’s. Je begon altijd met het fysisch
milieu en daarna het klimaat. Als je dit wist kon je ook bepalen hoeveel mensen er woonden
afhankelijk van de fysische omgeving. Dit verklaarde dan ook de nederzettingen en daarna de
economie. Dus als je eenmaal de gegevens had, kon je de nederzettingen, bevolking en economie
verklaren. Bijvoorbeeld: Scandinavië: warme golfstroom, daardoor visserij mogelijkheid, echter geen
landbouw, dus grote steden in het zuiden. Dus economie hing indirect af van het fysisch milieu.
Al die verschijnselen hingen op een unieke manier samen. Regionale geografie is daardoor ook
ideografisch. Niet mogelijk op basis van wetten, want elke regio was uniek. Alaska toch anders dan
Scandinavië, ondanks de overeenkomsten geen warme golfstroom = een hele andere samenhang
tussen die verschijnselen. In NL vond je dit terug in de schoolaardrijkskunde terug. In Utrecht was
deze traditionele regionale benadering ook lang terug te vinden
Ruimtelijke analyse: niks daarvan!
Ruimtelijke wetenschap is pas een wetenschap als je wetten kan formuleren: dat maakt het sterk
nomothetisch. Ook geografen kregen de taak om wetten over spreidingspatronen te vinden als ze
mee wilde doen in de wetenschappelijke wereld. Je ging onderzoeken of er causale samenhangen
zijn in verspreiding in de bevolking en steden; kenmerk van de economie; hightech. Is het zo dat in
de Randstad meer inwoners werkzaam zijn in de hightech? En in de rurale gebieden niet? Je gaat dus
eigenlijk spreidingspatronen met elkaar correleren. Is de spreiding van de bevolking nou van invloed
op de spreiding van de kenmerken van de economie of niet? Dit is de overgang van de regionale
geografie naar de ruimtelijke analyse.
Berry: MAAR eigenlijk gebeurt er nog iets meer
Je moet ook kijken naar de tijd! de matrix word een kubus door de 3e dimensie tijd. Je kan kijken
, hoe spreidingspatronen in de loop der tijd veranderen. Bijv. de spreiding van high-tech van 1960 tot
2000. Hoe zijn spreidingspatronen aan tijd onderhevig? Iemand die vooral de veranderingen van
spreidingspatronen onderozcht: T. Hägerstrand tijdgeograaf. Hij begon al in 1950 onderzoek te
doen naar innovaties en nieuwe dingen in de economie (maar ook in landbouw en huishoudens). Hoe
er als het ware ruimtelijke diffusies plaatsvonden van zo’n vernieuwing. Aanvankelijk in 1 regio, maar
later verspreiden deze vernieuwingen zich Hoe verspreidt een vernieuwing naar aangrenzende
regio’s? Verspreiding als een olievlek? Of hiërarchisch: eerst grote steden, daarna platteland. Hij
maakte hier allerlei modellen over (Monte Carlo modellen). Dit was een voorbeeld van: zo kan je ook
geografie studeren, een andere richting dus.
Maar er was nog iemand: W. Christaller (1933)
bekend van de Centrale plaatsentheorie: hoe nederzettingen verspreid lagen, wat de onderlinge
afstanden waren. Theorie in een traditionele tijd: ontwikkeld ver voor de oorlog, buitengewoon
innovaties want de gangbare manier van denken was heel anders kijken naar het fysisch milieu:
een stad/nederzetting ontstond een rivier Parijs bij makkelijk oversteekbare Seine, Koblenz
kruising van 2 rivieren.
Christaller ging niet meer in fysische patronen redeneren, maar in de geometrische ruimte waarin
patronen zichtbaar worden. Hoe ging Christaller deze theorie toetsen? NO-polder is ingericht onder
de patronen volgens Christaller
Kennisclip 5 – Terugkeer van de geografi sche ruimte in de
marxisti sche geografie
Marxistische geografie is een reactie op de ruimtelijke analyse. Een van de moeilijkste stromingen.
Deze stroming zei: ruimtelijke spreidingspatronen zijn niet zo interessant om te bestuderen, maar om
de stromen te willen begrijpen moet je maatschappelijke processen bestuderen, zoals klassenstrijd
ook wel ongelijkheid tussen arm en rijk, tussen bezitters en mensen die met hun handen moeten
werken. Die maatschappelijke processen slaan neer in de ruimte dmv ruimtelijke patronen. In grote
steden is er ongelijkheid in de ruimte tussen rijken en armen. Zie je terug in stedelijke omgevingen in
segregatie patronen armen in getto’s, rijken in gated communities. Segregatie-index berekenen
voor de mate waarin rijken en armen gescheiden leven. Dit vormt een verklaring vanuit klassenstrijd.
De ruimtelijke processen zijn voor Marxisten de neerslag voor de maatschappelijke processen.
Maar het marxisme heeft zich ook ontwikkeld geleidelijk aan wel steeds meer aandacht gekregen
voor de ruimte. Die neerslag heeft ook z’n weerslag op maatschappelijke processen ruimtelijke
patronen beïnvloeden de maatschappij. Oorspronkelijke marxistische geografie komt uit de jaren 70
en deze hernieuwde variant ontstond vanaf de jaren 90. Je ziet dan geografen ruimtelijke patronen
toch wel interessant gaan vinden niet alleen de neerslag, maar ze beïnvloeden maatschappelijke
processen ook. Hoe bepaald de ruimtelijke inrichting de sociale processen? Marxistische geografen
kregen zo meer interesse voor de maatschappij
Illustratie: Brabant en de Brabantse stedenrij
Beroemde stedenrij: Bergen op Zoom, Roosendaal, Breda, Tilburg, Eindhoven, Helmond in 1950. In
de jaren 50 zie je dat fabrikanten belangrijk zijn. Helmond en Tilburg: echte textielsteden,
fabrikanten trokken aan de touwtjes. Dat zijn de traditionele categorie die ook door de marxisten
werd bestudeerd. De fabrikanten waren de bezitters van alle productiemiddelen terwijl arbeiders
alleen hun arbeidskracht hadden. Die fabrikanten hadden natuurlijk ook connecties met provinciale
en regionale politici en met de kerk (verzuiling). Noord-Brabant was de jaren 50 bij uitstek in handen