Psychologie tentamen
Minor Trainen en Coachen in Organisati es Elvira Tenback
Psychologische verschijnselen in coaching
Hoofdstuk 1 Verantwoording
Coachen:
1. een activiteit waarbij de nadruk ligt op het vergroten van de persoonlijke effectiviteit in het werk of de
kwaliteit van de loopbaanontwikkeling. Er staan in het boek drie definities:
2. Iemands potentieel mobiliseren voor maximale prestatie
3. Coachen richt zich op het vergroten van de zelfverantwoordelijkheid voor en zelfregie van de eigen
competentieontwikkeling van de gecoachte
4. Een gestructureerd en doelgericht proces, waarbij de coach op interactieve wijze de gecoachte aanzet
tot effectief gedrag etc.
Psychotherapie: gericht op ernstige problematiek die het functioneren belemmert. Hierin zit ook een
onderscheid, namelijk:
Curatieve begeleiding als begeleidingsvorm voor zwaardere psychische problematiek.
Preventieve begeleiding voor minder ernstige problematiek.
Overeenkomsten coachen en psychotherapie:
1. Richten zich op (de ontwikkeling) van het functioneren van de persoon die begeleid wordt en het
welbevinden.
2. Betreft een vertrouwelijke relatie tussen een professional en een cliënt.
3. Verschillende interventies worden ingezet die helpen om nieuwe vaardigheden te leren en blinde
vlekken en tekortkomingen te onderzoeken.
Verschillen coachen en psychotherapie:
1. Ernst van de problematiek
2. Coaching is vaak gericht op arbeidssituaties- en vraagstukken
3. Duur van de begeleiding: bij coachen korter dan bij psychotherapie
4. Achtergrond van de coach vs. Psychotherapeut
Coaching vs counseling:
Coaching: veelal gericht op arbeidssituaties en -vraagstukken.
Counseling: gericht op interne, persoonlijke processen (meer therapeutisch karakter).
Beide zijn niet-klinisch van karakter, maar worden in de literatuur vaak als groep behandelmethoden
genoemd.
Ernstig Minder ernstig
& curatief & preventief
Psychotherapie Individuele counseling Individuele coaching (kortdurend)
(langdurend)
Het is belangrijk dat de coach zich bewust is van psychologische aspecten, processen en patronen om valkuilen
te vermijden en het proces te versterken.
Als coach is het onverstandig om als coach (zomaar) op het gebied van de psychologie (en psychotherapie) te
begeven. Een coach dient voorzichtig te werk te gaan wanneer hij terecht komt in de onderliggende lagen van
de persoonlijkheid van de gecoachte. Wanneer deze processen en patronen onderwerp van gesprek zijn,
begeeft de coach zich op glad ijs.
Een coach moet zich afvragen of hij het onderwerp voldoende heeft kunnen bespreken en afsluiten, zodat
degene die hij begeleidt er zelf voldoende grip op houdt. Het is belangrijk om steeds te checken of de ander
niet te veel in de war raakt, te veel te overdenken heef, of te veel moet verwerken na een begeleidingsgesprek.
,Coachgesprekken: gesprekken die vaak gaan over de wijze waarop mensen handelen in bepaalde situaties en
hoe ze hun functioneren kunnen verbeteren.
Het handelingsrepertoire: een concrete situatie die vaak de aanleiding is voor het gesprek en veelal ook de
ingang voor de coach.
IJsbergmodel McClelland: Model om allerlei
gedachten, overtuigingen, gevoelens en
ervaringen die je dagelijks meemaakt onder te
verdelen.
Alles wat onder het ijs ligt, is onzichtbaar. Het
bovenste deel is veel kleiner dan het deel eronder.
Als coach wordt je hiermee vaak geconfronteerd.
Ui-model van Korthagen en Vasalos: een model
voor niveaus van veranderingen. Zeven niveaus
(schillen) waarop kunnen veranderingen plaatsvinden (van binnen naar buiten):
Kernkwaliteiten:
Betrokkenheid; wat is je ideaal/ je missie?
Identiteit; hoe zie je jezelf/je professionele rol?
Overtuigingen; waar geloof je in (in de situatie)?
Bekwaamheden; wat kun je?
Gedrag; wat doe je?
Omgeving; wat kom je tegen? Waar heb je mee te maken?
Door te vragen naar het waarom van een bepaald gedrag kunnen de diepere lagen verkend worden. Vooral de
overtuigingen zijn belangrijke gedragsbepalers. Wanneer gedrag werkelijk tot het vaste repertoire van de
gecoachte moet gaan behoren, is het van belang om ook op het gebied van de overtuigingen te onderzoeken of
deze meeveranderen met de voorgenomen verandering in gedrag.
Waaromvragen: om tot diepere laag (niveau) te komen.
Hoevragen: om van onderliggende processen in de richting van gedrag te komen.
Wanneer je signalen waarneemt bij de coachee, is het goed deze ter sprake te brengen.
JOHARI-kwadrant van Luft en Ingham: Een gesprek is het meest effectief en open wanneer er veel vrije ruimte
is. De grootte van de vrije ruimte wordt bepaald door de mate waarin aspecten van de persoonlijkheid en de
beleving die van belang zijn voor het gesprek en de gesprekspartner beiden bekend zijn. De coach moet deze
aspecten bespreekbaar maken en er open over communiceren.
Voorbeeld: je stoort je erg aan de ideeën over opvoeding van de coachee, of je denkt te merkten dat
er ideeën spelen bij de coachee over opvoeding waarvan hij zich zelf niet bewust is. Bespreek dit,
zodat er vrije ruimte ontstaat.
Bekend aan jezelf Onbekend aan jezelf
Bekend aan ander Vrije ruimte Blinde vlek
Onbekend aan ander Verborgen gebied Onbekende zelf
Drie redenen om gesprekken te verdiepen
1. Stagnerende ontwikkeling
2. Tegenstijdige of ondermijnende overtuigingen
3. Behoefte van de gecoachte om verder in te zoomen op emotionele en psychische problematiek
Als je de vragen of gevoelens van de coachee niet kan beantwoorden, verwijs dan door naar huisarts.
Onwetend de deur uit gaan kan resulteren in depressie of bij minder ernstige gevallen tot minder
arbeidssatisfactie of een gevoel van minder zeker voelen over eigen kunnen. Een ander risico kan zijn dat het
coachingstraject nergens toe leidt.
Psychische stoornissen, ofwel DSM-IV stoornissen, zijn stoornissen beschreven in de Diagnostic and
Statistic Manual (DWM) van de American Psychiatric Association (APA).
,Hoofdstuk 2 Wat is de werkelijke oorzaak van gedrag?
Attributie: het verbinden van eigenschappen aan wat we mensen zien doen.
Automatische spontane gevolgtrekking: onbewust het trekken van conclusies over iemand waarbij we uitgaan
van het waargenomen gedrag.
Intentionele gevolgtrekking: bewust eigenschappen afleiden uit waargenomen gedrag.
Belangrijk is dat spontane gevolgtrekkingen automatisch gaan, maar het bijsturen geen automatisch
proces is. De verandering van inschatting op basis van de specifieke situatie noemen we situationele
correctie: wanneer we rekening houden met de situatie waarin het gedrag werd vertoond, schrijven
we het voornamelijk toe aan omgevingsfactoren. Wanneer we deze situationele invloeden
onderschatten noemen we dat een fundamentele attributiefout.
Interne locus of control: er vanuit gaan dat je zelf je gedrag bepaalt (ook: internaliseren)
Externe locus of control: er vanuit gaan dat de omgeving je gedrag bepaalt (ook: externaliseren)
Mensen met interne locus of control, hebben vaak het idee meer invloed te hebben op lastige of
stressvolle situaties. Mensen met een interne locus of control hebben veelal meer zelfvertrouwen.
Coachen van mensen met een externe locus of control kan het best door hen meer te laten
internaliseren, de andere kant te laten zien. Ook is het goed om motieven voor zijn externe locus of
control boven water te halen.
Wanneer men anderen beoordeelt op hun (onsuccesvolle) gedrag, dan wordt de invloed van de
situatie op dat gedrag vaak kleiner geacht dan bij de beoordeling op eigen gedrag. “De ander had
meer kunnen doen, bij mij was de situatie er echt niet naar”.
Self serving bias: een vorm van beoordelen waarbij we eigen succes toeschrijven aan eigen capaciteiten en/of
talenten (interne attributie) terwijl het falen wordt toegeschreven aan omstandigheden en invloeden van
buitenaf (externe attributie).
Overtuigingen (beliefs volgens Vonk, Dijksterhuis en Dijkstra) zijn belangrijke gedragsbepalers. Ze
zijn de onderliggende elementen van attitudes. Drie (gedrags-)componenten van attitudes:
1. Cognitief: de toekenning van kenmerken
2. Affectief: de toekenning van gevoelens
3. Conatief: de toekenning van bijbehorend gedrag
(Denk- en) Gedragspatronen: komen voort uit ervaringen die mensen opdoen tijdens hun leven. Die ervaringen
kunnen tot zowel effectieve als ineffectieve patronen leiden en zijn min of meer onbewust van aard, omdat ze
vaak snel opkomen.
Overtuigingen: de visie die aan vaardigheden en concrete situaties ten grondslag ligt.
Als coach belangrijk deze overtuiging op te pikken en bewust en open te onderzoeken samen met de coachee.
The Big Five: hulpmiddel dat wordt gebruikt bij persoonlijkheidstests. Deze tests gaan uit van vijf
dominante persoonlijkheidsfactoren. Bij de big five gaat het om vijf factoren die samen een groot deel van onze
persoonlijkheid bepalen (Carver & Scheier, 1992). Deze vijf persoonlijkheidsdimensies
vormen een continuüm op een schaal van twee uitersten:
1. open-nieuwsgierig vs gesloten-ongeïnteresseerd
2. betrouwbaar-georganiseerd vs onbetrouwbaar-chaotisch
3. dominant-extravert vs ondergeschikt-introvert
4. warm-vertrouwend vs koel-achterdochtig
5. gelijkmatig-verzekerd vs nerveus-temperamentvol
Acroniem: OCEAN - open, consciëntieus, extravert, aangenaam, neurotisch.
Hoofdstuk 3 Waarom loopt de communicatie niet?
Transactionele analyse (TA): een psychotherapeutische behandelmethode.
, Transactie: De term duidt op wederzijdse communicatie die uit feitelijke, waarneembare
communicatie en onuitgesproken, psychologisch niveau bestaat.
Script (volgens Berne): een proces waarin mensen in hun jeugd een script ontwikkelen dat het
opgroeiende kind helpt de wereld en zijn plaats hierin te begrijpen. Het kan gezien worden als een soort
ontwikkelpad of levensloop wat wordt beïnvloed door de wijze waarop men zichzelf en de wereld om hem of
haar heen beoordeelt, dit gebeurt op basis van ervaringen.
TA probeert scripts te analyseren en door gedragsveranderingen om te buigen.
Dramadriehoek: onderdeel van TA. Het beschrijft een destructieve interactie (transactie) die gestuurd wordt
door strategieën van een of meer van de betrokken persoenen. De interactie wordt als destructief gezien
omdat de interactie plaatsvindt vanuit één van de drie posities:
1. Aanklager: de communicatie is veelal verwijtend.
2. Slachtoffer: legt de nadruk op kwetsbaarheid van de eigen persoon en het gebrek aan inspraak of
invloed
3. Redder: richt zich op de kwetsbaarheid en hulpeloosheid van de ander en de zorg die iemand
daarvoor op zich neemt.
Een reactie vanuit verschillende posities is een bewust proces dat gestuurd wordt door onbewuste behoeften.
Vaak heeft het gedrag betrekking op het verleggen van de verantwoordelijkheid voor het gedrag. Alle drie de
rollen maken het mogelijkheid de focus op iemand anders te leggen en geen verantwoordelijkheid te hoeven
nemen voor de situatie. Je kan hieruit komen door het onuitgesprokene boven tafel te leggen.
Defensieve projectie: toeschrijven van eigen (negatieve) eigenschappen naar anderen. Gedrag dat je bij jezelf
niet waardeert of fijn vindt, valt je bij een ander eerder op.
Verheffing: door defensieve projectie kom je er zelf beter uit (bij de ander is het erger).
Projectie: eigen aannames over een persoon op basis van eerdere ervaringen.
Als coach belangrijk om deze patronen boven tafel te krijgen zodat bewustwording wordt gecreëerd.
Drie definities van overdracht:
1. (Onbewust) overdragen van oude gevoelens, verwachtingen en oordelen op een ander.
2. Alle gevoelens, drijfveren, houdingen, fantasieën en afweermechanismen tegenover een actueel
persoon die niet overeenstemmen met de realiteit (definitie van Greenson).
3. Naast gevoelens, drijfveren, houdingen e.d. ook nog de reactie van de hulpverlener en de reactie van
de patiënt op de hulpverlener (definitie van Luborsky).
In de context van Luborsky is overdracht dus een patroon van gedragingen tussen de hulpverlener en de cliënt.
Luborsky noemt bovenstaande het Core Conflictual Relationship Theme. Van Dam (2003) vertaalt dit als het
thema van het relationele kernconflict. Freud noemt de reactie op de overdracht van de cliënt de
‘tegenoverdracht’. Onderzoek van Luborsky toont aan dat het bespreken van deze situaties het best helpt om
bewustwording te creëren en daarmee samen naar nieuwe gedragspatronen toe te werken.
Weerstand: bereidheid (tot verandering). Een afweer- of copingstrategie van de gecoachte. Het komt in
begeleidingsprocessen voort uit een innerlijk proces dat de persoon angstig maakt. Mogelijke oorzaken:
1. Angst en onveiligheid in de coachrelatie
2. Onvoldoende erkenning voor professionele capaciteit door de gecoachte
3. Nieuwe informatie die niet strookt met het eigen zelfbeeld van de coachee
4. Een gedragsverandering die de coachee wil/moet ondergaan die niet overeenkomt met zij zelfbeleving
In coachgesprekken is een bepaalde mate van ongelijkheid. Wees oprecht, transparant en
betrouwbaar in je communicatie en begeleiding zodat vertrouwen ontstaat. Weerstand kan dan
worden overwonnen door een integere houding van de coach en door te benoemen wat je ervaart in
je begeleiding.
Vier aspecten van communicatie volgens Schulz von Thun