Kernvak Strafrecht I
Week 7 Strafrechtelijke aansprakelijkheid
Werkgroepvragen- en opdrachten
Opdracht 1: Arrestanalyse IJzerdraad.
Analyseer het arrest IJzerdraad aan de hand van de onderstaande vragen:
1. Wat is de rechtsvraag?
Kan een leidinggevende strafrechtelijk worden vervolgd voor verboden
gedragingen van ondergeschikten, ook als hij hier niet van op de hoogte is of
hiertoe geen opdracht toe gegeven heeft?
Kan de eigenaar van de eenmanszaak als pleger van een strafbaar feit worden
aangemerkt voor de gedragingen voor zijn exportmanager?
2. Wat zijn de relevante feiten?
De requirant is eigenaar van Exportbedrijf X, wordt als exporteur vervolgd,
maar heeft zelf geen formulieren ingevuld.
Voor de export van ijzerdraad is een vergunning nodig.
Werknemer van de requirant, namelijk de chef inkoper en export manager
heeft verzinkt en of blank ijzerdraad vanuit Nederland naar Finland
geëxporteerd zonder geldig vergunning omdat,
Hij op een daartoe bestemd formulier opzettelijk gegevens heeft
opgeschreven die in strijd waren met de waarheid. Hij schreef namelijk dat
het ijzerdraad afkomstig was uit Nederland, terwijl deze waren
geïmporteerd vanuit België.
Ondanks de valse formulieren heeft hij dus illegaal opzettelijk uit het vrije
verkeer in Nederland naar Finland 53700kg en 38300kg verzinkt en/of
blank ijzerdraad geëxporteerd, terwijl deze niet van Nederlandse oorsprong
waren.
Requirant is eigenaar van het bedrijf en dus verantwoordelijk, krijgt
tenlastegelegd: Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij
het Deviezenbesluit 1945, meermalen gepleegd.
3. Bespreek de rechtsgang, en wijs aan op grond van welke argumenten de
Hoge Raad komt tot de aanvaarding van het leerstuk functioneel
daderschap.
Standpunt van de verdachte: er is niet bewezen dat de eigenaar de
formulieren heeft ingevuld, laat staan dat hij dit opzettelijk verrichte.
De Rechtbank: Het standpunt van de verdachte faalt, de ondergeschikte
heeft een algemene opdracht uitgevoerd, waarbij vanuit gegaan mag
worden dat dit toe te rekenen is aan de eigenaar. (Gedraging van
ondergeschikte valt te rekenen onder de eigenaar) De rechtbank heeft het
tenlastegelegde feit bewezenverklaard. Omdat de requirant het
tenlastegelegde feit meermalen heeft gepleegd wordt hij veroordeeld tot
een geldboete van 250 gulden subsidiair 10 dagen hechtenis.
, Het OM gaat in hoger beroep tegen dit vonnis.
Overweging van het Hof: Het Hof is het eens met dat de Rechtbank de
verdediging van de verdachte verwerpt, behalve wat betreft de
opzettelijkheid. De aansprakelijkstelling gaat niet zo ver dat er opzet in
het spel is.
Het Hof veroordeeld de requirant tot twee geldboeten van respectievelijk
1000 gulden en 4000 gulden, omdat het strafbare feit tweemaal is
gepleegd.
Cassatiemiddelen:
- P-G/OM: Analoge uitleg van Artikel 15.
- Verdachte: Herhaalt het centrale verweer van de verdachte, namelijk
dat uit de bewijzen niet kan worden afgeleid dat hij het strafbare feit
ook echt heeft gepleegd.
Conclusie P-G Asch van Wijk: Geen opdracht aan het personeel
gegeven.
Hoge Raad: De Hoge Raad vernietigt deze uitspraak en verwijst de zaak
naar het Hof te Amsterdam. De Hoge Raad vindt niet dat de eigenaar van
het Exportbedrijf als dader kan worden gezien voor het delict, gepleegd
door zijn exportmanager tevens chef inkoper. De eigenaar heeft geen
opdracht gegeven aan zijn exportmanager. Daarnaast is er ook geen
sprake van opzet, de geestesgesteldheid is niet bij de eigenaar zelf
aanwezig geweest (Pag. 7 rechterkolom)
Alleen bij beschikkingsmacht of de gedraging te hebben
aanvaard/placht te hebben aanvaard.
4. Wat is de betekenis van het arrest voor het leerstuk inzake het daderschap
van natuurlijke personen?
In dit arrest geeft de Hoge Raad de twee criteria voor functioneel daderschap: (1)
beschikkingsmacht over en (2) aanvaarding van het verboden fysieke gedrag van
een ander.
Beschikkingsmacht betekent dat verdachte de baas is over degene –vaak
een werknemer– die de verboden handeling uitvoert.
Aanvaarding betekent dat verdachte wist dat een verboden handeling
plaatsvond, of wist dat het in het algemeen op een dergelijke manier
gebeurt.
Opdracht 2: Casus Tabak
Bespreek aan de hand van Art. 317 Sr en de betreffende literatuur en
jurisprudentie, het plegerschap van:
1. Benno Baas
Benno Baas is de fysieke pleger van het delict. Dat wil zeggen dat hij degene is
die feitelijk de strafbare handeling heeft uitgevoerd, dus de afpersing. Hij
bedreigt namelijk de jongen tot de afgifte van zijn telefoon, ook al behoort deze
tot de jongen. Hij valt binnen de delictsomschrijving van Art. 317 Sr, want hij
heeft het oogmerk gehad om een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door
geweld of bedreiging.
Benno is dus de ‘fysieke pleger’ van het delict en kan aansprakelijk worden
gesteld.
2. Anton van Asch
,Anton van Asch heeft Benno Baas in dienst genomen om jongeren op heterdaad
te betrappen op diefstal. Hij is dus de werkgever van Benno Baas en zou kunnen
worden aangemerkt als Functionele pleger, omdat hij beschikt over een
functionele verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn werknemers.
Om te bepalen of hij in dit geval ook echt als ‘functioneel pleger’ kan worden
aangemerkt moet voldaan worden aan de criteria van het IJzerdraad arrest.
Ook kijken naar de afdreiging, voor het gemak.
Functioneel daderschap:
- Natuurlijke persoon
- Beschikken
- Aanvaarden
- Plachten te aanvaarden
- (Zorgplicht) > Week 13
Allereerst afdreigingen:
Of we vertellen je ouders dat je steelt, of je betaalt ons 50 euro en we zeggen
niets.
Anton is een natuurlijk persoon
Heeft beschikkingsmacht over de gedraging van Benno, heeft kunnen ingrijpen
Aanvaardt de gedragingen van Benno.
De opzet is ook aanwezig, ze hebben het plan van de 50 euro samen bedacht.
Het geld is ook van Anton.
Dan de afpersing (Art. 317):
- Natuurlijk persoon? Ja, Anton is een natuurlijk persoon. Er is dus voldaan
aan dit criterium.
- Beschikkingscriterium > Dit houdt de beschikkingsmacht in van Anton,
ook wel de feitelijke zeggenschap.
Anton was de baas van Benno, dit geeft hem de macht om in te grijpen bij
een actie van Benno, omdat Benno zijn ondergeschikte is. Omdat Anton
bevoegd is tot ingrijpen bij handelingen van Benno is voldaan aan het
beschikkingscriterium. Er is een organisatorisch en hiërarchisch verband
en Anton heeft het foutieve gedrag moeten kunnen voorkomen.
- Aanvaardingscriterium > Houding met wilselement, stelselmatig
gedrag, onvoldoende toezicht.
- Hierbij kun je meerdere kanten op, namelijk of je de gedraging van Benno
als een soortgelijk feit als de afdreigingen beschouwt. Als dat zo is kun je
tot ‘’placht te aanvaarden’’ komen, waardoor wordt voldaan aan het
criterium.
- Het kan ook geen soortgelijk feit zijn, Benno gaat voor zichzelf de telefoon
pakken. Het geld was voor Anton dus het is een heel ander feit. ‘’Ik huur je
in, we gaan dit dat doen. En verder niets.’’ Dan is het criterium niet
bewezen. Dan is functioneel daderschap niet op zijn plaats.
, - Zorgplicht > Drijfmestarrest: wordt beschouwd als geldende voor
natuurlijke personen EN rechtspersonen! (In dit geval alleen nodig wanneer
je kiest voor ‘’geen soortgelijk feit’’
Kernvak Strafrecht I
Werkgroepopdrachten
Week 8 Causaliteit en Wederrechtelijkheid
Opdracht 1: Casus Rebelse scholier
Vraag. Heeft dit verweer van de raadsman van Jeroen kans van slagen?
Bij deze casus dient te worden vastgesteld of er een causaal verband is tussen
Jeroen zijn gedraging en het opgelopen letsel. Mocht dit zo zijn, is het gevolg toe
te rekenen aan de gedraging van Jeroen en is hij dus strafrechtelijk aansprakelijk.
Door Jeroen ligt de conciërge in het ziekenhuis met een glassplinter in zijn oog.
Hij heeft namelijk de molotovcocktail stukgeslagen op het hoofd van de
conciërge. Dat die splinter daarna in zijn oog is gekomen is een causaal verband
van Jeroen zijn gedraging. Dat de conciërge blind wordt, komt door een fout van
de arts tijdens de operatie.
Wanneer toerekenbaar?
Opzet: vastgesteld kan worden dat Jeroen opzettelijk heeft gehandeld.
Aard van de gedraging: De aard van de gedraging van Jeroen was zo
ernstig, dat de conciërge al meteen zware letselschade had kunnen
oplopen. Van de molotovcocktail had hij ook al blind kunnen worden.
Aard en strekking van de delictsomschrijving (ratio): In dit geval zwaar
lichamelijk letsel. (Welk rechtsbelang wordt beoogd?)
Ernst van het letsel: De letselschade van de conciërge was na het incident
minder dan na de operatie, maar alsnog was er wel sprake van letsel,
namelijk de glassplinter in het oog van de conciërge. Dit is een direct
gevolg van de gedraging van Jeroen
Tijdsverloop in causale keten: Nog op dezelfde dag als het incident heeft
plaatsgevonden wordt de conciërge blind.
Als men de causa proxima theorie zou hanteren, zou het verweer van de
raadsman slagen, omdat bij deze theorie de laatste oorzaak, dus de oorzaak die
het dichtst bij het gevolg staat, gevolgd worden. In dit geval zou dit de fout van
de arts zijn, waardoor het gevolg intreedt dat de conciërge blind wordt.
Echter is er een belangrijk criterium waaraan niet voorbij mag worden gegaan.
Het betreft de vuistregel: Latere incidenten hoeven geen belemmering te