College 1: Introductiecollege
Pijn: een onplezierige sensorische en emotionele ervaring geassocieerd met echte of potentiële
weefselschade, of ander zulke schade.
Emotioneel component: hoe onplezierig of stressvol het is
Sensorisch component: kwaliteit v/d pijn (branden, steken), intensiteit
Vroeger gold het descartian perspectief: de geest en het lichaam zijn compleet gescheiden van
elkaar. Toen werd er dus geloofd dat er alleen nociceptische signalen v/h lichaam naar het brein gaan
en niet andersom. Nu geldt het nieuwe bio-psycho-sociale perspectief waarbij zowel ascending als
descending pathways in acht worden genomen.
Acute pijn: heeft als (adaptieve) functies waarschuwen voor gevaar en steun voor het helingsproces.
Fases van acute pijn:
1. Trauma: nociceptoren worden gestimuleerd door de pijn en signalen worden doorgestuurd
via de zenuwen en via de ruggengraat naar het brein.
2. Signaal: het pijnsignaal wordt doorgestuurd langs axonen v/d nociceptieve zenuwcellen naar
de ruggengraat. Signalen v/d ruggengraat worden dan doorgestuurd naar het brein.
3. Pijn: nociceptieve input voegt samen in de breinstam en wordt vervolgens via ascending
pathways doorgestuurd naar verschillende breingebieden. Het gevoel van pijn wordt nu echt
ervaren.
Chronische pijn: maladaptieve functie. Heeft een zware impact op het dagelijks leven;
slaapproblemen, weinig sporten, minder sociale activiteiten, depressie, anxiety, etc. Is deels een
neurologische ‘’ziekte’’. Ongeveer 19% v/d Europese populatie lijdt aan chronische pijn.
Langer dan 6 maanden
Geen waarschuwingsfunctie meer
Komt ook voor in de absentie van een schadelijke stimulus
Komt ook voor ná succesvol helingsproces
Veel mensen raken verslaafd aan opiaten (pijnstillers) die ze krijgen voor de chronische pijn.
Mythes over pijn:
1. Vrouwen kunnen beter tegen pijn dan mannen recente onderzoeken hebben
aangetoond dat dit niet waar is. Mannen en vrouwen verschillen wel in hun responses op
pijn. Er kan ook sprake zijn van een soort selectie-effect; de mensen die zich opgeven voor
een experiment waar ze pijn gaan hebben kunnen al beter tegen pijn, anders zouden ze zich
niet opgeven. Mannen die masculienere traits hebben en zich meer identificeren met de
mannelijke rol doen vaker mee aan zulke experimenten waardoor het lijkt alsof zij beter
tegen pijn kunnen.
2. Als iets pijn doet moet je het niet bewegen dit is niet waar. Het niet bewegen van een
pijnlijk gebied leidt vaak tot chronische pijn.
3. Als de bron v/d pijn niet gevonden kan worden, is de pijn niet echt dit is niet waar, pijn
kan ook psychologisch zijn.
4. Stemming kan pijn beïnvloeden dit is waar. Denk bijv. aan kleine kinderen; als het kind
valt en de ouders reageren heel geschokt zal het gaan huilen en pijn ervaren, als de ouders
doen alsof er niets aan de hand is doet het kind dit waarschijnlijk ook.
Congenitale analgesie: genetische aandoening waarbij je nooit pijn voelt. Komt voor bij 1 op de 100
mensen. Pijn is belangrijk voor overleven en welzijn. Het meisje uit de documentaire beet op haar
,eigen tong en prikte in haar ogen omdat ze geen pijn voelde; dus een leven zonder pijn is niet per sé
beter.
Responslevels van pijn:
Nociceptie: verwerken en doorsturen van signalen die worden opgevangen door nociceptoren. Dit is
de sensorische basis voor adaptief beschermend gedrag. Dit is GEEN pijn, het is het lichamelijke
systeem dat ervoor zorgt dat we pijn kunnen voelen. Het is een soort extra zenuwstelsel dat alleen
voor pijn werkt.
Nociceptoren: gespecialiseerde sensoren met een hoge sensorische threshold.
Deze worden alleen aangewakkerd door stimuli die echt schadelijk zijn voor
weefsel. Dus niet bijv. wanneer je je hand aanraakt, maar wel wanneer je diep in
je hand snijdt. Zitten in elk weefsel in het menselijk lichaam (huid, spieren,
organen, botten). Zitten NIET in het brein; het brein zelf stuurt dus geen
nociceptorische signalen naar het lichaam. Dit is hoe bijv. open-brein operaties
mogelijk zijn.
Free-ending nerve fibers (Aδ en C-fibers)
Zijn vaak polymodaal; ze reageren op thermale, mechanische, en chemische stimulatie
Nociceptieve pijn gaat door 5 fases:
1. Transductie nociceptieve pijn begint bij de nociceptoren (enorm gespecialiseerde
neuronen die zich vooral bevinden in de huid, gewrichten of de oppervlakte van organen).
Deze receptoren zetten schadelijke stimuli om in elektrische stroom.
2. Conductie de stroom wordt langs de axonen v/d nociceptoren doorgegeven naar de
cellichamen (deze liggen in de dorsal root ganglion in de ruggengraat). Daarna gaan ze naar
hun central terminals in de dorsal horn.
3. Transmissie de elektrische impulsen zorgen hier voor neurotransmitterafgifte van
nociceptor centrale terminals. Deze versturen de signalen over synapsen naar de dorsal horn
neuronen.
Grote stimuli intensiteiten gaan samen met het vrijlaten van neuropeptides, inclusief
substantie P van centrale terminals van C vezels. Substantie P zorgt voor een grotere
postsynaptische reactie.
Het signaal wordt dan doorgestuurd via nociceptieve ascending paden naar het brein.
4. Perceptie de signalen die in het brein aankomen worden waargenomen als pijn.
5. Modulatie ascending nociceptieve transmissie wordt gemoduleerd door inhiberende of
versterkende controlesystemen in de dorsal horn v/d ruggengraat. Het proces van inhibitie
(bepaalde anesthesie waardoor de pijn de functie niet belemmert) en facilitatie
(waarschuwen voor weefselbeschadiging, moedigt beschermend gedrag aan) wordt
gereguleerd door neuronen in de hersenstam.
Nociceptieve signalen worden verstuurd via descending pathways in de dorsal horn.
Nociceptie vs. pijn
Nociceptie: detecteren en verwerken van schadelijke stimuli door een gespecialiseerd deel
v/h somatosensorische systeem.
Pijn: een bewuste ervaring van deze perceptie, de subjectieve evaluatie van wat het
nociceptische systeem heeft opgevangen.
, Er zijn 2 pathways die parallel aan elkaar zijn en tegelijkertijd werken. Soms wordt een nociceptorisch
signaal geïnhibeerd of juist versterkt (modulatie) door het descending pathway. De 2 systemen
beïnvloeden onze subjectieve ervaring van pijn.
Ascending pathway (afferent): van het lichaam naar het brein. Nociceptoren thalamus
insula ACC S1/S2. OOK: nociceptoren amygdala PFC basale ganglia.
Descending pathway (efferent): van het brein naar het lichaam. ACC PFC PAG RVM
ruggengraat nociceptoren. OOK: insula amygdala PAG RVM ruggengraat
nociceptoren.
Pijn in het lab:
Evaluatie door een ethiek commissie
Informed consent; participanten worden geïnformeerd over de hele procedure en potentiële
side-effects.
Overeenstemming met de Declaration of Helsinki (ethiek)
Experimentele pijnparadigma’s:
Elektrische stimulatie elektrische schokken
Temperatuur stimulatie hand in ijskoud water
Mechanische stimulatie pressure pain
Chemische stimulatie capsaicin, naCI-injectie
Ischemische stimulatie bloedstroom tegenhouden
Meten van pijn:
Subjectief vragenlijsten, zelfrapportages, schalen (McGill Pain Questionnaire)
Motor/gedrag reflexen, vermijdingsgedrag
Fysiologisch peripheral, neurofysiologisch (bloeddruk, hartslag, breinactiviteit),
gezichtsuitdrukkingen
- fMRI wordt vaak gebruikt om breinactiviteit te meten. Er is meer breinactiviteit in S1, S2,
ACC en IC bij schadelijke warmte dan bij normale warme stimuli.
Medial affective pain network: ACC, PFC, insula.
Anterior cingular cortex (ACC): representeert het affectieve component van pijn. Meer ACC-
activatie bij heftigere pijn.
Lateral sensory pain network: S1, S2.