Onderwijsbeleid: stelsel en sturing – literatuur
Remmert Daas, Geert ten Dam, Anne Bert Dijkstra
Week 1: Overheidsverantwoordelijkheid en sturing
The role of government in education
Friedman, M. (1955)
• Over Friedman: Amerikaans econoom, voor vrijemarktkapitalisme en minimale
overheidsinterventie
• Centrale vraag: Welke rol moet de overheid spelen bij het opleiden van haar burgers?
• Argument Friedman:
- Hoewel er een economisch argument is voor de overheid om het onderwijs van jongeren te
subsidiëren, betekent dit niet dat de overheid zelf scholen moet leiden.
- Oplossing Friedman: de overheid kan gezinnen vouchers verstrekken die zij kunnen
gebruiken op scholen naar keuze. Overheidssubsidie zonder overheidssturing zorgt voor een
efficiënter en vrijer onderwijssysteem, waarin gezinnen meer zeggenschap hebben over de
opvoeding van hun kinderen.
- Voorbeeld: Stel je voor wat voor impact zo'n voucherprogramma zou kunnen hebben op de
Joodse gemeenschap, die een fortuin moet uitgeven aan collegegeld om Joodse jongens en
meisjes op te leiden in particuliere religieuze scholen. Zoals Jack Wertheimer beschreef in
zijn studie over 'De hoge kosten van joods levensonderhoud', valt de last van de joodse
continuïteit onevenredig zwaar op degenen die de middelen hebben om dure collegegelden
te betalen. Hier pleit een van de meest prominente economen van de twintigste eeuw voor
een andere weg vooruit, een weg die niet alleen de Joodse Amerikanen ten goede komt,
maar die een breder scala aan keuzes biedt voor alle Amerikaanse gezinnen, en die
competitie en innovatie op alle scholen in het land uitlokt.
• Onderwijs wordt tegenwoordig grotendeels betaald en bijna volledig beheerd door
overheidsinstanties of non-profit-instellingen → Weinig expliciete aandacht besteed aan de
redenen voor de speciale behandeling van het onderwijs → Het resultaat is een willekeurige
uitbreiding van de verantwoordelijkheid van de overheid.
• Uitgangspunt: vrijheid van het individu / de familie. Ouders zijn verantwoordelijk voor hun
kinderen.
• Overheidsrol: de spelregels handhaven door contracten af te dwingen, dwang te voorkomen en
markten vrij te houden. Drie gronden waarop overheidsingrijpen gerechtvaardigd is:
1) Bij natuurlijke monopolie: als concurrentie onmogelijk is.
2) Bij buurteffecten: als de handeling van een persoon aanzienlijke kosten met zich meebrengt
voor andere personen, waardoor vrijwillige ruil onmogelijk wordt gemaakt.
3) Bij dubbelzinnigheid in het uiteindelijke doel: in plaats van vrijwillige uitwisseling.
• ① Algemeen onderwijs voor burgerschap
- Een stabiele en democratische samenleving is alleen mogelijk met een brede acceptatie van
gemeenschappelijke waarden en met voldoende geletterdheid en kennis bij de meeste
burgers. Onderwijs draagt aan beide bij. De winst uit de opvoeding komt dus niet alleen toe
, aan het kind of zijn ouders, maar ook aan de andere leden van de samenleving; de opvoeding
van mijn kind draagt bij aan het welzijn van anderen door een stabiele en democratische
samenleving te bevorderen. Toch is het niet haalbaar om de specifieke personen (of
gezinnen) te identificeren die geprofiteerd hebben of de geldwaarde van de uitkering en om
zo de verleende diensten in rekening te brengen. Er is dus sprake van een significant
'buurteffect'.
- Overheidsbeleid?
o Zowel het opleggen van een minimaal vereist opleidingsniveau als de financiering van
het onderwijs door de staat kan worden gerechtvaardigd door de "buurteffecten" van
het onderwijs.
o Overheden zouden een minimumonderwijsniveau kunnen eisen dat ze kunnen
financieren door ouders vouchers te geven die worden ingewisseld voor een bepaald
maximumbedrag per kind per jaar als ze worden besteed aan "goedgekeurde"
onderwijsdiensten. Ouders zouden dan vrij zijn om dit bedrag en een eventueel extra
bedrag te besteden aan de aankoop van onderwijsdiensten van een "erkende" instelling
van hun keuze. De educatieve diensten kunnen worden verleend door particuliere
ondernemingen die met winstoogmerk worden geëxploiteerd, of door verschillende
soorten non-profit-instellingen. De rol van de overheid zou beperkt zijn tot het
verzekeren dat de scholen aan bepaalde minimumnormen voldoen.
o Argumenten voor onderwijs nationalisering
▪ Zonder nationalisatie van het onderwijs, is het misschien onmogelijk om de
gemeenschappelijke waarden over te brengen die van belang zijn voor sociale
stabiliteit. → Maar hoe controleer je dit? Door op alle scholen aanwezig te zijn?
▪ Particuliere scholen hebben de neiging om klassenverschillen te vergroten (dezelfde
ouders stromen samen bij meer vrijheid). → Maar het is de vraag of dit zo is (de
bevolking in een wijk lijkt op elkaar, daarom de school ook).
▪ Natuurlijke monopolie: in kleine gemeenschappen en plattelandsgebieden kan het
aantal kinderen te klein zijn om meer dan één school van redelijke omvang te
rechtvaardigen, zodat er niet op concurrentie kan worden vertrouwd om de
belangen van ouders en kinderen te beschermen. → geldig argument, maar minder
sterk door verbeteringen in transport en toenemende concentratie bevolking in
steden
o Argumenten voor onderwijs denationalisering
▪ Het vergroot de keuzemogelijkheden voor ouders.
o De regeling die op grond van deze overwegingen misschien het dichtst in de buurt komt -
is een gemengde regeling waarbij regeringen sommige scholen zouden blijven besturen,
maar ouders die ervoor kozen hun kinderen naar andere scholen te sturen, zouden
worden betaald een bedrag gelijk aan de geschatte kosten van het onderwijs van een
kind in een overheidsschool, op voorwaarde dat ten minste dit bedrag is besteed aan
onderwijs in een erkende school. Deze regeling zou tegemoetkomen aan de geldige
kenmerken van het argument van het "natuurlijke monopolie", terwijl ze tegelijkertijd de
concurrentie zou laten ontstaan waar die kon.
• ② Gespecialiseerd beroepsonderwijs
- Beroepsonderwijs: heeft geen buurteffecten zoals het algemeen vormend onderwijs. Het is
een vorm van investering in menselijk kapitaal die precies analoog is aan investeringen in
, machines, gebouwen of andere vormen van niet-menselijk kapitaal. Zijn functie is om de
economische productiviteit van de mens te verhogen.
• Conclusie
- De groei van de overheidsverantwoordelijkheid is onevenwichtig geweest. De overheid heeft
het algemeen onderwijs voor burgerschap op passende wijze gefinancierd, maar is er
intussen ook toe gebracht de meeste scholen te beheren die dergelijk onderwijs bieden.
- De regering heeft zich terecht bekommerd om het vergroten van de kans voor jongeren om
een professionele en technische opleiding te volgen, maar zij heeft getracht dit doel te
verwezenlijken door de ongepaste middelen om dergelijk onderwijs te subsidiëren,
grotendeels in de vorm van gratis of tegen betaling beschikbaar stellen van het onderwijs op
door de overheid geëxploiteerde scholen.
De som en de delen. In gesprek over systeemverantwoordelijkheid
Van der Steen, M., Schulz, M., Chin-A-Fat, N. & Van Twist, M. (2016)
① Inleiding
• Decentralisatie en gelaagd bestuur: in de afgelopen decennia zijn veel taken van het Rijk
gedecentraliseerd naar provincies, waterschappen en gemeenten. Decentrale overheden hebben
een verantwoordelijkheid gekregen voor specifieke delen van beleidsterreinen. Het Rijk houdt op
diezelfde terreinen een overkoepelende verantwoordelijkheid voor het geheel, voor de som:
systeemverantwoordelijkheid.
• Grenzenwerk: Dit leidt tot de vraag hoe de som en de delen zich tot elkaar verhouden. In dit
essay worden die verhoudingen onderzocht.
② Afbakening van een omstreden begrip
• Definities van systeemverantwoordelijkheid
- Systeem: alle partijen die een formele positie hebben binnen een bepaald beleidsdomein.
- Stelsel: het bestuurlijk stelsel, het systeem van de bestuurlijke posities en interbestuurlijke
verhoudingen.
- Systeemverantwoordelijkheid
Kernonderscheid definitie Aard van het begrip
Algemene Ordening versus werking: De minister is verantwoordelijk voor
Rekenkamer systeemverantwoordelijkheid heeft betrekking de ordening (randvoorwaarden) en
op hoe het gebeurt, niet op wat er gebeurt. niet voor de werking (resultaten).
Planbureau Stelsel versus instelling: De minister is verantwoordelijk voor
voor de systeemverantwoordelijkheid heeft betrekking de inrichting van het stelsel.
leefomgeving op het gehele stelsel, niet op afzonderlijke
instellingen.
Raad van Stelsel versus instelling: De minister is verantwoordelijk voor
State systeemverantwoordelijkheid heeft betrekking het behoorlijk functioneren van het
op het gehele stelsel, niet op afzonderlijke stelsel, de decentrale overheden
instellingen. voor de uitvoering van de taken.
Ministerie Patroon versus incident: De minister is verantwoordelijk voor
van BZK systeemverantwoordelijkheid heeft betrekking het bestuurlijke stelsel door te
op het beïnvloeden van onderliggende controleren, te reguleren en te
terugkerende patronen en niet op het ingrijpen interveniëren.
bij eenmalige gebeurtenissen.
Denemarken Beleidssysteem versus maatschappelijk De minister is verantwoordelijk voor
systeem: systeemverantwoordelijkheid heeft de monitoring en de controle op het
betrekking op de inrichting van beleidsmatige
, ordening en procedures, en niet op de functioneren van de decentrale
alledaagse belevingswereld van overheden.
maatschappelijke fenomenen.
• Stelselverantwoordelijkheid: de systeemverantwoordelijkheid voor het systematisch
functioneren van het bestuurlijk stelsel.
③ Principes en ‘problemen’ van de delen en de som
• Perspectieven op systeemverantwoordelijkheid:
- Formeel-juridisch perspectief: het zorgvuldig en rechtmatig organiseren van de verhouding
tussen som en delen. Het gaat om een juridisch heldere en deugdelijke toedeling van
bevoegdheden en aanspreekbaarheden die rechtmatigheid, rechtsgelijkheid en
rechtszekerheid borgt. Het moet ‘goed geregeld’ zijn. (bv. belastingstelsel, borgstelsel,
verzekeringsstelsel)
▪ Som en delen: het is ‘goed geregeld’ als er helderheid en deugdelijkheid is en de
rechtmatigheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid geborgd zijn.
- Financieel-economisch perspectief: kan de verhouding tussen som en delen ‘uit’? Zolang de
baten van decentrale productie opwegen tegen de kosten van centrale coördinatie, ligt
decentralisatie voor de hand.
▪ Som en delen: economische motieven zijn leidend bij het onderscheiden van de som en
de delen.
- Politiek-bestuurlijk perspectief: het spel om de macht. De verhouding tussen som en delen
is een kwestie van machtsverhoudingen en het vinden van balans.
▪ Som en delen: als partijen tegenover elkaar staan zonder verder te komen. Dan is het
tijd om de verhoudingen te herzien en te zoeken naar een nieuwe verdeling van macht
en positie tussen delen en som.
- Sociaal-maatschappelijk perspectief: ziet de verhouding tussen som en delen als product
van een gezamenlijk proces. Het gaat erom ‘nog met elkaar door een deur te kunnen’.
▪ Som en delen: het is goed geregeld als de interacties nog productief verlopen, er ruimte
is om tot elkaar te komen en spanningen in het proces worden opgelost.
Systeemverantwoordelijkheid als… Ordening door… Inzet op…
Formeel-juridisch Afgebakende verantwoordelijkheid, Bevoegdheid, Rechtsmatigheid
perspectief voor scherp gestelde kaders en regels, Rechtsgelijkheid
randen. mandatering Rechtszekerheid
Financieel- Doelmatige en efficiënte verdeling Speelveld Efficiëntie
economisch tussen niveaus. Effectiviteit
perspectief ‘Economy’
Politiek- Verdeling van macht en Verhoudingen Consensus
bestuurlijk bevoegdheden, die voldoende steun Compromissen
perspectief oplevert. Coalities
Sociaal- Kader van verdeelde Procesontwerp Relaties
maatschappelijk verantwoordelijkheid, als startpunt Randvoorwaarden
perspectief voor verdere dynamiek Ruimte
④ Patronen in de praktijk van systeemverantwoordelijkheid
• De invulling van systeemverantwoordelijkheid verschilt sterk per toepassing.
⑤ Conclusie: systeemverantwoordelijkheid vereist gericht grensverkeer
• 5 dilemma’s (elk uiteinden van een continuüm)
- Stelsel versus instelling: heeft systeemverantwoordelijkheid alleen betrekking op het stelsel
als geheel of ook op de afzonderlijke instellingen?