Baby tot kleuteronderzoek
Hoorcollege 1: intro
Waarom onderzoek in de eerste vier jaar?
- Concept van baby als persoon, baby al vanaf dag 1 een persoon. In de gaten houden wat ze
willen, hoe ze interacteren met andere mensen en baby’s.
- Eerste 2 jaar kernmoment van ontwikkeling: taalontwikkeling, gehechtheid. Als er in deze tijd
iets misgaat is er kans op onveilig hechting. Adoptie binnen eerste jaar heeft zelfde
hechtingskans als biologisch kind. Na 2e jaar meer risico op onveilige hechting. Als baby’s niet
genoeg taalstimulatie krijgen eerste jaar kan taalontwikkeling langzaam ontwikkelen. Tussen
13 en 18 maanden kunnen ze 40 woorden per .. leren.
- Snelheid van de ontwikkeling: snelste ontwikkelingsmoment. Elke dag leren ze nieuwe
dingen.
- Kans om vroeg problemen te kunnen ontdekken: autisme, kwaliteit van ouder-kind relatie
- Kans vroeg interventie beginnen
Uitleg ontwikkeling
- Sommige zeggen discontinu: van zitten naar staan, staan naar lopen.
- Sommige zeggen continu: ontwikkeling is iets wat zich ontwikkeld, wordt steeds groter.
- Er zijn ontwikkelingsstadia maar binnen de stadia groei je continu door naar verdere
vaardigheden.
- Ontwikkeling als water die stroomt in een rivier.
Discontinu en continu horen beide bij ontwikkeling
continuïteit en stabiliteit:
- stabiliteit: gaat over 1 kind, hoe kind zich ontwikkeld.
Kind 1 is precies hetzelfde op tijd 1 en tijd 2. Zoals
temperament
- Bij geen stabiliteit/instabiliteit: kind 1 op tijd 1 hoge
score, maar op tijd 2 laag. Zoals emoties.
- Continuïteit: groepsniveau, als iets hetzelfde blijft
- Discontinuïteit: verandering op groepsniveau de hele groep wordt beter/
slechter taalvaardigheid, bij 1 jaar niet praten, bij 3 jaar wel praten.
Motorische ontwikkeling.
- Continuïteit en stabiliteit kunnen met elkaar gecombineerd worden:
Bidirectionele relatie in ontwikkeling
- Interactie met ouders zijn belangrijk. bepaalde
persoonskenmerken, als zij kind krijgen hebben ze
genetische erfelijkheid. Kind gaat samen met ouders
interacteren. Is een wisselwerking. Ouders geven iets voor
de ontwikkeling, kind laat dat zien in ontwikkeling en
ouders reageren hier weer op (Sensitief zijn, positief
opvoeding), heeft effect op kind.
- Nature – nurture, of het transactionele model
interactie tussen individuele factoren en omgeving, transactioneel model (K= kind, O= omgeving):
- Kind op verschillende momenten. Rode lijn staat voor stabiliteit.
- Beide ouders zijn ook aanwezig, hebben effect op kind. Op
het zelfde moment (concurrent), maar kan ook dat O1
effect heeft op K2. Kan ook effect hebben op interactie op
tijd 2.
- Ideale onderzoeksdesign.
Interactie tussen genetische factoren en omgeving
, - Voorbeeld van percepties.
- Linkerkant: op moment dat kind geboren is bepaalde vaardigheden op 3 niveaus: hoog,
gemiddeld of laag. Als vaardigheid hoog is, dan kan omgeving niet veel effect hebben. Kan
stabiliserend effect hebben. Of als kind niet voldoende gestimuleerd wordt afremmend
effect.
- Bij geboorte gemiddeld effect: omgeving veel impact:
beter maken ,stabiliseren of afremmen.
- Lage vaardigheden: stabiliseren of verbeteren.
- Niet bij alle vaardigheden. Wel bij perceptie,
makkelijk kind met goede omgeving blijft kind
makkelijk. Als kind makkelijk is maar omgeving niet
goed afstemt kan kind moeilijker worden.
Moderatie en mediatie
- Moderatie: 1 moderator is onafhankelijke variabele die
relatie tussen predictor en uitkomst variabele beïnvloed:
weten of sensitiviteit van moet predictor is van veilige
gehechtheid bij kind: sensitiviteit (A); veilige gehechtheid
(B); kan zijn dat sensitiviteit van vader modererend kan
zijn voor hechting via moeder.
- Mediatie: zoeken naar mechanisme. Die relatie heeft met
predictor en uitkomst. Denken dat relatie is tussen sensitiviteit van moeder, en
externaliserend gedrag van kind. Als moeder heel sensitief is, kind op lange termijn minder
externaliserende gedragsproblemen. Mechanisme is dan veilig gehechtheid zijn (Sensitiviteit
leidt tot veilige gehechtheid, en die dan weer op lange termijn minder externaliserend).
- Onderwerp met mediator en moderator: Stel A: sensitiviteit moeder, C: gehechtheid, B:
externaliserende problemen op lange termijn. Kijken naar sensitiviteit van vader tussen A en
C. kijk hoe interactie tussen moeder en vader voorspeller is van veilige gehechtheid en op
lange termijn externaliserende gedragsproblemen.
Waar gaat het onderzoek over?
- Onderzoek naar 1 vaardigheid, of tussen 2 vaardigheden, effect
interventie etc.
Onderzoeksdesigns om ontwikkeling in kaart te brengen
Longitudinale studie
- Dezelfde proefpersonen worden op meerdere momenten
geobserveerd/getest/gemeten; zelfde vaardigheid verhaald
meten.
o Voordelen: stabiliteit en continuïteit
o Nadelen: duur onderzoek (tijd, kosten, risico’s)
Cross-sectionele studies
- Bij verschillende groepen (met verschillende leeftijden) wordt dezelfde vaardigheid gemeten
• Voordelen: simpeler onderzoek (risico’s, kosten)
• Nadelen: geen individueel verschil of duidelijk ontwikkelingsproces. Alleen groepsverschil
Microgenetische studies
- Lijkt op longitudinaal, maar frequenter en meer meten. Dezelfde proefpersonen worden op
meerdere momenten een korte tijd geobserveerd (N= 1) bijv. elke dag noteren hoeveel een
kind geleerd heeft. je wilt trend maken.
o Voordelen: goed inzicht in de ontwikkelingsprocessen tijdens babytijd
o Nadelen: duur onderzoek (kosten, risico’s)
Onderzoekscontext
Naturalistisch: thuis, opvang, school
,Experimenteel: Lab (gecontroleerde setting) minder interne validiteit, want minder variatie in
groep, iedereen in zelfde context. Lijkt minder op echte leven.
Onderzoeksmethode of type studies
Case studies: over 1 enkel kind, correlationeel. Niet veel controle, maar maak een groep en aantal
vaardigheden/kenmerken/problemen in groep onderzoeken. Niet causaal want geen manipulatie.
Quasi experimentele studies
- Proefpersoon niet random toewijzen aan bepaalde conditie, maar geselecteerd op basis van
bepaalde kenmerken
- Geen causale relaties
Experimentele studies
- Proefpersonen random toewijzen aan bepaalde conditie
- Sprake van manipulatie van onafhankelijke variabele /variabelen en totale controle over
afhankelijke variabele
- Causale relaties
Context X type studie X onderzoeksmethode
- In afbeelding zien wat handig model is en wat niet.
- +/- : niet ideaal, maar het kan
Onderzoeksmethode voor meten vroege ontwikkeling
Observatie of meten gedrag en reacties
- Spontaan/gestimuleerd gedrag / psychofysiologische
reactie
Rapportage door ouders
- Dagboek, vragenlijst, checklist
Archief onderzoek
- Landelijke statistieken, literatuuronderzoek, meta analyse.
HC 2: Huilen en slapen en behandeling van huil- en
slaapproblemen bij baby’s
(gevolgen van) huil- en slaapproblemen
- Huilen is harder dan geluid van een stofzuiger.
- Gevoel van falen bij ouders met huilbaby
- Huilen is ook normaal babygedrag. Signalen aangeven.
o Normale baby’s huilen ongeveer 2 uur per dag voor eerste 5-6 weken en vervolgens
afname tot ongeveer 1 uur bij 10-12 weken
o Huilbaby’s (95% lijn) zitten rond de 4 uur per dag eerste 5-6 weken
o Huilen hoeft dus niet volledig weg te zijn, ook belangrijk bij baby’s.
Normaal bij baby’s
- In slaap vallen na voeding
- Nog geen ritme hebben
- ’s nachts wakker worden
- Ouder nodig hebben om in slaap te vallen
- Overdag ‘hazenslaapjes’ - ongeveer een half uurtje.
Huilen en slapen
- 22% ouders zoekt hulp voor huilen baby
- 23-27% ervaart problemen met slaap baby
- 95% van huilbaby’s zijn gezond; bij 5% medische oorzaak als reflux, koemelkallergie,
lichamelijke afwijking.
Excessief huilen
- regel van 3:
o 3 uur per dag
, o 3 dagen per week
o 3 weken of langer
- Perceptie van ouders die aangeeft of een baby een huilbaby is of niet. Alleen ouder kan
aangeven of huilen op dat moment excessief is of niet. Psycho educatie over huilen, dat
huilen ook hoort bij baby’s.
Effecten van huil- en slaapproblemen
- Uitputting ouders
- Stoppen met borstvoeding
- Problemen met huwelijksrelatie
- Postpartum depressie
- Negatieve competentie ouders
- Problemen met ouder-kind relatie
- Kindermishandeling (SBS).
Excessief huilen: lange termijneffecten
- ADHD
- Onverklaarde lichamelijke klachten
- Sensorische stoornissen
- ASS
- Cognitieve problemen
- Migraine
- Let op: kip-ei kwestie heeft huilen gezorgd voor ADHD of is huilen oorzaak van problemen
die al speelden.
Vicieuze cirkel tussen huilen en oververmoeidheid en depressie
- Links: goede afstemming kind en ouders, tijd voor rust
en activiteit
- Rechts: geen goede afstemming / veel oude. Kans op
grote problemen
Huilen van baby’s
- Gaat na 3/4 maanden meestal over
- Komt niet vaker voor bij prematuren
- Vooral tijdens spookuren (begin avond tot eind avond)
- Stopt met autoritjes / wandelen / dragen
- Bijna niet bij baby’s in niet westerse culturen (meer huid op huid, meer gedragen worden)
- Probiotica / refluxmedicatie werkt niet
Waarom huilen baby’s dan wel? volgende stukje
Het missende vierder trimester
- Baby na 9 maanden nog onrijp; moet wel geboren worden met 9 maanden i.v.m. door
geboorte kanaal moeten kunnen
- Primitieve reflexen die in eerste maanden langzaam weggaan.
- Behoefte aan fysiologische en sensorische stimuli die ook in baarmoeder zijn ervaren
Bestaat het missende vierde trimester?
- Steeds meer wetenschappelijk bewijs voor.
- Als moeder hard gaat ademen en hartslag omhoog gaat bij moeder gebeurt dat ook bij een
pasgeboren baby wanneer baby op de borst ligt van moeder. Na 10-12 weken is dit veel
minder. = aanwijzing voor missende vierde trimester.
Primitieve reflexen?
- Troostreflex in eerste 3- 4 maanden die hen kan kalmeren bij bepaalde sensaties.
De troostrespons
Troostrespons: nabootsen sensaties baarmoeder
- Troostrespons door ervaring in baarmoeder na te bootsten
- Happiest baby methode: in buik v.s wat je nu kan doen