Hoorcolleges hersenen & gedrag aantekeningen
Introductie 9 september 2021
Gedrag begrijpen -> kijken naar organen die het gedrag stuurt -> de hersenen (heel
belangrijk voor gedrag) maar gedrag wordt niet altijd begrepen door alleen naar de
hersenen te kijken, er zijn ook meer manieren.
Wat is psychologie?
- Gedrag
- Mentale processen
Om iets te meten moeten we meten
- Mentale processen lastig meetbaar, kan alleen door te vragen
- Emotie, bijv. zweet, tranen
- Waarneming
o Als iemand zegt dat hij/zij iets niet ziet, dan hebben we alleen een meting
van gedrag en niet van een mentaal proces. Niet iedereen ziet alles, ligt
aan je focus (denk aan het filmpje)
Verschillen in gedrag meten
- Helmholtz ging reactietijden
meten met teen-stimulatie en
heup-stimulatie.
Leren: gedrag in een en dezelfde
situatie is veranderd na een ervaring
Klassiek conditioneren ->
Eerst: CS -> UCS -> UCR
Later: CS -> CR
Operant conditioneren
Hier staat de reinforcement (bekrachtiging) centraal wat ervoor zorgt dat het gedrag
vaker voorkomt. Dus meer goed gedrag belonen.
Genetica 1 V&A 9 september 2021
Moeilijk te bewijzen dat genen invloed hebben op gedrag. Je kan wel kijken naar twee
verschillende sets genen en dan kijken naar het verband tussen het gedrag en in welke
mate je dit verband kan aantonen.
Wat zijn genen?
2 in elkaar gedraaide strengen, bestaande uit verschillende letters (moleculen), dit is de
genetische code. Dus DNA bevat de genen, de letters.. G, C, A, T. kortom een gen is
iets wat codeert voor een eiwit. Gen wordt doorgegeven van generatie op generatie,
het is de eenheid van erfelijkheid.
,Soms is er een heel sterk verband met gedrag, bijvoorbeeld bij de ziekte Huntington die
voorkomt als je de herhaling van de letters CAG (>40x) hebt. Dus als je meer dan 40x
de herhaling van de letters CAG hebt dan leidt dit tot de ziekte van Huntington.
Deze ziekte komt doordat de mensen met dit gen een abnormale variant van het eiwit
huntingtine produceren. Dit is zeer waarschijnlijk de reden waarom de cellen kapotgaan
en de ziekte dus verslechterd.
Wat doet een gen precies?
- Een gen codeert voor een eiwit (protein)
- Er wordt een kopie gemaakt van een stuk DNA en dat heet het RNA. Dit is ideaal
want DNA kan de cel niet uit en RNA kan dat wel.
- RNA gaat de cel uit en gaat naar kleine fabriekjes (de ribosomen) -> deze lezen
de code en pakken de juiste aminozuren erbij en “rijgen” deze aaneen. Steeds 3
letters in het DNA coderen voor 1 aminozuur. Zo weet een ribosoom welke
aminozuren ze moeten kiezen en na het koppelen wordt een nieuwe streng van
eiwitten gecreëerd.
Eiwitten: dienen de functie van (zenuw)cellen; enzym, receptor, boodschapper-stof.
Hoe krijg je de genen?
Chromosomen:
- Dat waar het DNA zit
o Genen liggen verspreid over de chromosomen
- Met daarin de genen
- Bij mensen 23 paren
Voorplanting:
- Voor elk paar van beide ouders 1 -> op die manier krijg je een nieuwe generatie,
genenmateriaal is voor een groot deel hetzelfde maar bepaalde combinaties zijn
net even iets anders.
Neuron (1) 13 september 2021
Waarom beweegt de kat mee met de horizontale streep, maar niet met de
verticale?
Axon -> output van de cel, zorgen dat de
informatie uit de cel gaat naar andere
neuronen.
Dendriet -> input, zorgt ervoor dat informatie
(prikkels etc.) in de soma komen.
Soma -> m meer van de input faciliteit dan van
de output faciliteit.
Hoe komen signalen binnen?
,Als voldoende signalen van visuele naar motor-neuron gaan en er dan voldoende
depolarisatie in het motor-neuron is. Dan produceert het motor-neuron zelf een
actiepotentiaal -> leidt uiteindelijk tot signaal naar de spier.
Guillain-Barré syndroom
- Overmatige reactie van immuunsysteem op virusinfectie
- Ontstoken/beschadigde neuromusculaire axonen
- Geneest als infectie voldoende onderdrukt is (als die bijv. onderdrukt wordt door
antibiotica dan herstelt het axon zich weer)
Genetica 2 13 september 2021
- De mens heeft 23 paar chromosomen
- 22 paar autosomale chromosomen
- 1 paar geslachtschromosomen
o Vrouwelijk: XX
o Mannelijk: XY
- Genen liggen verspreid over die 23 paar chromosomen
- Bij autosomale chromosomen: elk gen heeft dus twee allelen (varianten)
- Maar bij geslachtschromosomen
o Vrouwelijk: XX (gen: 2 allelen)
o Mannelijk: XY (gen: 1 allel)
- X en Y dragen ‘sex-linked’ genen
Voorbeeld van ‘sex-linked’ eigenschap:
- Rood-groen kleurenblindheid
- Noord Europese afkomst
o 8% van de mannen en 0,5% van
de vrouwen
o Genen coderen voor
lichtgevoelige eiwitten in oog
(opsines) en liggen op X-
chromosoom
o Als man heb je er een van, en als die kapot is dan heb je geen variant
meer die werkt en vrouwen hebben altijd nog een andere die wel zou
kunnen werken.
Sex-limited genen:
- Kunnen op alle chromosomen voorkomen
- Worden alleen afgelezen in één van de twee geslachten, onder invloed van
geslachtshormonen -> leidt tot verschillen in eigenschap, bijvoorbeeld gedrag
- Sex-linked genen komen voor op geslachtschromosomen
- Sex-limited genen komen voor op autosomale chromosomen, zijn aanwezig in
beide geslachten maar komen tot expressie in maar één van de geslachten en
blijven uitgeschakeld in het andere geslacht -> gebeurt onder invloed van
geslachtshormonen.
, Kunnen ervaringen de genen veranderen?
Bij fruitvliegen:
- Door ervaringen en leren vinder er veranderingen bij zo’n promotor regio in een
gen plaats -> gen wordt daardoor wel of niet afgelezen en heeft consequenties
voor het gedrag.
Epigenetica -> je verandert niet de code van het DNA, maar wel de mate waarin het tot
expressie komt, kan op verschillende manieren plaatsvinden:
- Methylering: er wordt een methylgroep aangehangen en daarmee zet je een
gen eigenlijk uit, omdat het gen niet meer goed afgelezen kan worden.
- Acetylering: andere chemische groep wordt eraan gehangen, waardoor het juist
makkelijker afgelezen kan worden.
Er zijn ook nog andere mechanismen.
Evolutie: verandering over generaties van genen (en de eigenschappen waarvoor ze
coderen) in populaties.
- Reproductieve isolatie leidt vervolgens tot het ontstaan van verschillende soorten
- Soorten die een recentere gemeenschappelijke voorouder hebben lijken vaak
meer op elkaar.
- Dit geldt voor genen, en de eigenschappen waarvoor ze
coderen.
- Kleine genetische veranderingen kunnen soms tot grote
veranderingen in eigenschappen leiden, en andersom.
Verschillen in gedrag zijn vaak niet te herleiden tot een
verschil in één gen.
- Spontane mutaties zorgen voor variatie (verschillende
allelen).
- Varianten die leiden tot verminderde voortplanting
verdwijnen.
- Varianten die leiden tot betere voortplanting (meer
nakomelingen) worden geselecteerd.
Principes evolutie
- Overerfbaarheid van eigenschappen (genen).
- Mutaties: het spontane ontstaan van genvarianten (random proces, niet
doelgericht).
- Natuurlijke selectie van varianten die zorgen voor een individu dat beter
aangepast is (‘adapted’) en daardoor meer nakomelingen krijgt (‘fitness’).