Remissie = Aandoening verliest terrein en toestand van patiënt verbetert.
ANGSTSTOORNISSEN
Vrees = Een gevoel dat niet overweldigt, minder heftig gevoel dan angst.
Paniekaanval = Een plotselinge ontstane intense angst.
-Kenmerken
• Binnen 10 minuten ontstaan er een aantal symptomen zoals een kloppend of bonzend hart,
versnelde hartslag, transpireren, trillen, ademnood, pijn of onaangenaam gevoel op de borst,
misselijkheid, tintelingen, opvliegers, angst voor controleverlies of om gek te worden en/of
angst om dood te gaan.
Angst = Een normale reactie in de context van een reële dreiging.
-Kenmerken
• Een gevoel dat betrekking heeft op dreigend gevaar/bestaande situatie.
• Gaat gepaard met lichamelijke verschijnselen door activatie van het sympathische
zenuwstelsel (vb. fight-or-flight).
-Symptomen
o Versnelde hartslag en ademhaling.
o Verhoogde spierspanning.
o Specifieke gedachten (vb. ‘ik ga dood’, ‘er overkomt me iets vreselijks’).
o Specifieke gedragingen (vb. verstijven, wegvluchten).
• ‘Normale’ angst past bij de situatie. Dit kan overgaan in ‘abnormale angst’.
-Eigenschappen abnormale angst
o Na geen of een (minimale) prikkel ontstaat een ongewoon heftige en/of langdurige
angst die niet past bij de situatie en voor derden en vaak ook voor patiënt
oninvoelbaar is.
Angststoornis = Verzamelnaam voor verschillende stoornissen.
-Kenmerken
• ‘Abnormale’ angst waarbij de angst aanleiding geeft tot
aanhoudend subjectief lijden of tot een belemmering van sociaal
functioneren.
• Komt bij veel psychische aandoeningen voor (vb. depressie,
delier, psychose).
-Eigenschappen
o Wanneer angst het belangrijkste symptoom is, spreekt
men van een angststoornis.
• Leiden tot een verminderde kwaliteit van leven en verminderd
functioneren.
• Komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen en kan al ontstaan op jonge leeftijd.
-Indeling
• Gegeneraliseerde angststoornis (GAD, GAS).
-Eigenschappen
o Aanhoudende (>6 maanden) nervositeit, bezorgdheid en een sterke neiging om te
piekeren over kleine, dagelijkse problemen en gebeurtenissen (vb. werk, financiën,
kinderen, toekomst).
o Dagen met klachten zijn in de meerderheid.
o Gaat gepaard met symptomen als vermoeidheid, concentratie- en slaapproblemen,
prikkelbaarheid en spierspanning.
o Wisselend, chronisch beloop met remissies en exacerbaties.
o 12-maanden prevalentie is 0,9% en komt ongeveer evenveel voor bij vrouwen als bij
mannen.
o Begint vaak rond het 30e levensjaar.
• Sociale angststoornis (SAD, SAS).
-Eigenschappen
o Abnormale angst voor situaties waarin de patiënt wordt blootgesteld aan een mogelijk
kritische beoordeling door anderen waarin hij bang is zich belachelijk te maken.
, o 12-maanden prevalentie is 6-8%.
o Begint vaak rond het 13e levensjaar.
-Indeling
o Specifieke vorm = Angst is gekoppeld aan 1 specifieke situatie (vb. spreken in
openbaar, trillen of blozen in sociale situaties, angst om belachelijk gemaakt te
worden).
o Gegeneraliseerde vorm = Angst treedt in meer situaties op.
• Paniekstoornis (PS/PD).
-Eigenschappen
o Recidiverende, niet-voorspelbare paniekaanvallen, waarbij men tussen de aanvallen
door bang is een nieuwe aanval te krijgen.
o Omdat patiënten bang zijn om buitenshuis een nieuwe aanval te krijgen, ontstaat er
vaak agorafobie.
o Wisselend, chronisch beloop met remissies en exacerbaties.
o 12-maanden prevalentie is 2-3%.
o Komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen en begint vaak rond de 20-24 jaar.
o Kan worden uitgelokt/versterkt door cafeïne.
• Anticipatieangst.
-Eigenschappen
o Patiënten met een angststoornis zijn bang geworden voor hun eigen angst en voor
situaties waarin die angst kan optreden.
o Er ontstaat vermijdingsgedrag of, wanneer de patiënt toch met de situatie/object
geconfronteerd wordt, wordt de angst steeds heviger.
• Agorafobie.
-Eigenschappen
o Angst voor situaties waaruit de patiënt denkt moeilijk te kunnen ontkomen of voor
situaties waarin hij moeilijk hulp kan krijgen als hij plotseling onwel zou worden.
o Leid tot vermijdingsgedrag (vb. buitenshuis zijn, in menigten
verblijven, reizen met openbaar vervoer).
o 12-maanden prevalentie is 1,7%.
o Komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen en komt
voornamelijk voor rond de adolescentie.
-Pathofysiologie
• De amygdala speelt een belangrijke rol in het reguleren van
angstreacties.
-Eigenschappen amygdala
o Gelokaliseerd vlak naast de hippocampus.
o Heeft belangrijke connecties met andere hersendelen waardoor de amygdala
sensorische en cognitieve informatie kan integreren en kan bepalen of er
met angst gereageerd moet worden op een bepaalde situatie.
o Elke connectie tussen de amygdala en andere hersengebieden wordt
gereguleerd door specifieke neurotransmitters die aan hun specifieke
receptoren binden.
-Eigenschappen
§ Anxiolytische medicatie kunnen aangrijpen op deze specifieke
neurotransmitters.
-Symptomen
o Gevoel van angst.
-Connectie
§ Verbinding tussen de amygdala en de orbitofrontale cortex en de
voorste cingulate cortex.
-Eigenschappen
û Deel van prefrontale cortex.
û Belangrijk in het reguleren van emoties.
o Motorische reacties (vb. fight, flight, bevriezen).
-Connectie
§ Verbinding tussen de amygdala en de periaqueductal gray area
van de hersenstam.
, o Endocriene reactie.
-Connectie
§ Verbinding tussen de amygdala en de hypothalamus.
-Gevolg
û Veranderingen in de hypothalamus-hypofyse-
bijnier (HPA) -as à Ý Cortisol à Verbetering van
overleven.
û Chronische en persisterende activatie van de HPA-
as kan leiden tot het ontstaan van comorbiditeiten
(vb. coronair vaatlijden, diabetes mellitus type II,
beroerte, atrofie van hippocampus).
o Verhoogde ademhaling.
-Kenmerken
§ Kan bij een fight-or-flight reactie zorgen voor een verbetering
van de overlevingskansen.
§ Geeft ook symptomen als korte ademhaling, verergering van
astma of het gevoel krijgen te stikken.
-Connectie
§ Verbinding tussen de amygdala en de parabrachiale nucleus.
o Activatie van het autonome zenuwstelsel (vb. verhoogde
bloeddruk/hartslag).
-Connectie
§ Verbinding tussen de amygdala en het locus coeruleus.
-Eigenschappen locus coeruleus
û Plek waar de noradrenerge cellichamen zich bevinden.
-Langetermijneffect
§ Bij repetitieve en chronische triggers kan het leiden tot een
verhoogd risico op atherosclerose, ischemische hartziektes,
hypertensie, myocardinfarct en plotselinge dood.
o Trigger door traumatische gebeurtenissen (vb. PTSS).
-Connectie
§ Verbinding tussen de amygdala en de hippocampus.
-Eigenschappen hippocampus
û Hier liggen traumatische gebeurtenissen ‘opgeslagen’.
-Gevolg
û Activatie van andere hersengebieden door amygdala à
Angstrespons.
• Het cortico-striato-thalamo-corticale circuit (CSTC-loop) reguleert het gevoel van je
zorgen maken (worry).
-Eigenschappen
o Je zorgen maken kan zich uiten in angstige ellende, angstige
verwachtingen, catastrofaal denken en obsessie.
o Wordt gereguleerd door verschillende neurotransmitters, welke
grotendeels overlappen met de neurotransmitters die een rol
spelen bij angst en de amygdala.
o COMT reguleert de beschikbaarheid van dopamine en
verschillen in genotypering kunnen bepalen of je een warrier
of een worrier bent.
-Indeling
§ Met variant van COMT.
-Eigenschappen
û Meer efficiënte informatieverwerking in de
dorsolaterale prefrontale cortex (DLPFC).
û Lagere COMT-activiteit à Ý Dopaminelevels
en betere informatieverwerking bij processen
waarbij de DLPFC betrokken hebben à ß Risico op schizofrenie dan
mensen met de Val variant van COMT.
, -Stress
û Stressfactoren kunnen er,
hypothetisch gezien, voor
zorgen dat er te veel
dopamine geproduceerd
wordt à ß Efficiënte
informatieverwerking tijdens
stress à Angst en zorgen
(worriers).
§ Val variant van COMT.
-Eigenschappen
û Hogere COMT-activiteit à ß
Dopaminelevels à Kunnen,
hypothetisch gezien, de
stijgende dopamineafgifte
tijdens stress gebruiken om
de informatieverwerking te
‘optimaliseren’ à Warriors.
-Beleid
• Niet-medicamenteuze behandeling.
-Onderdelen
o Cognitieve gedragstherapie = Aanpak van cognities en gedrag.
-Kenmerken
§ Belangrijke plaats bij behandeling van gegeneraliseerde angststoornissen,
sociale fobie en paniekstoornissen.
§ Angstige gedachten houden de angststoornis in stand à Om de cirkel te
doorbreken, wordt de patiënt aangemoedigd om angstige gedachten op
realiteitswaarde te beoordelen en bij te stellen door tegenover de
automatische gedachte(n) reëlere gedachte(n) te plaatsen.
§ Gedrag onderhoudt of versterkt angst op lange termijn à Aanpak door
exposure (blootstelling aan gevreesde situatie; om vermijdingsgedrag te
behandelen) of af te spreken angstreducerend gedrag geleidelijk minder uit te
voeren.
-Evidentie
§ Cognitieve gedragstherapie is bij alle angststoornissen effectiever dan geen
behandeling, placebo, wachtlijstconditie of gebruikelijke zorg.
§ De effecten op gegeneraliseerde angststoornissen en PTSS waren significant
hoger dan voor sociale fobie.
• Medicamenteuze behandeling.
-Eigenschappen
o Bij meeste angststoornissen hebben SSRI’s en TCA’s (clomipramine, imipramine)
een gunstig effect op het beloop.
-Evidentie
§ Effect van SSRI’s en TCA’s is vergelijkbaar bij paniekstoornis en
gegeneraliseerde angststoornissen.
§ Vanwege bijwerkingenprofiel, eenvoudiger doseringsschema en betere
therapietrouw is er een lichte voorkeur voor SSRI’s bij alle angststoornissen.
§ Bij sociale angststoornissen is alleen het effect van SSRI’s onderzocht.
o Schrijf ander SSRI voor indien 6 weken na instellen op maximale dosering geen of
onvoldoende effect bereikt is, of bij onacceptabele bijwerkingen.
o Bij voldoende effect continueert de patiënt een antidepressivum ten minste 6 tot 12
maanden na remissie.
o Overweeg bij gegeneraliseerde angststoornis, sociale fobie of een
paniekstoornis, om bij de start van de behandeling met SSRI/SNRI/TCA initiële
angsttoename op te vangen door het toevoegen van een benzodiazepine.
-Verklaring
§ In eerste instantie meer bijwerkingen door verhoogd serotonine à Nemen
uiteindelijk af door desensitisatie van postsynaptische 5-HT receptoren.
-Toevoeging
§ Gedurende 2-4 weken.