Thema 1 – Basiskennis Verslavingskunde
Literatuur Periode 2
College 1
Paragraaf 17.1 – 17.3
Gedrag bestempelen als verslaving is het problematiseren van wat er gebeurt: het wijkt af van het normale.
Iemand is verslaafd als hij ervaart iets niet uit vrije wil te doen, zich gedwongen voelt en handelt tegen
beter weten in. Hij verliest de controle over het eigen handelen. Wat tegenwoordig normaal of abnormaal,
goed of fout gedrag is, hangt samen met culturele opvattingen en inzichten vanuit de
neurowetenschappen, psychologie, technologie en media. Door nieuwe technologie ontstaan nieuwe
verslavingen.
Net als drugs, kunnen seks, eten en shoppen zorgen voor een dopaminepiek. De emotionele hersenen
worden geactiveerd en het beloningscentrum in de hersenen trakteert op kortstondig genot. Gedrag dat
een kick geeft, heeft de neiging zich te settelen en tot een verslaving uit te groeien. Dat komt vooral omdat
het als prettig ervaren gedrag een steeds grotere plek in het geheugen gaat innemen. Bovendien wordt het
gedrag naarmate het vaker plaatsvindt, steeds vaker gekoppeld aan allerlei situaties. Bij terugkerende
situaties ontstaat een sterk verlangen. Het rationele deel van de cortex zal proberen dit verlangen te
beheersen. Bij verslaafden of mensen die vatbaar zijn voor verslaving functioneert de cortex minder goed.
De impuls wordt niet weerstaan. Het gedrag is als het ware automatisch geworden. Deze automatisering
van het gedrag is de spelbreker en zorgt voor een omslag in het gevoel. De lust slaat om in leegte, het
gedrag wordt routine zonder er nog vreugde aan te beleven. De automatisering zorgt ervoor dat de
frontaalkwab geen rol meer speelt en dat het gedrag dus ook niet meer gestuurd kan worden.
De kern van de moderne verslaving is dat het gaat om ingesleten gedrag, een routine die niet gemakkelijk
te doorbreken is en waaraan weinig vreugde wordt beleefd. Men is gevoeliger voor verslaving als het
dopamineniveau laag is, zoals in tijden van stress en in sommige levensfasen zoals de puberteit.
Gedragsverslavingen: de stand van zaken in wetenschap en praktijk
Om te achterhalen welke vormen van gedragsverslaving in de reguliere en private verslavingszorg
gesignaleerd worden en of men de zorgvraag adequaat kan beantwoorden, is een vragenlijst opgesteld en
per mail verzonden aan 16 zorginstellingen in Nederland. In de korte vragenlijst werd een opsomming
gegeven van een aantal vormen van gedragsverslaving. Bij elke vorm van verslaving werd de respondent
gevraagd aan te geven hoeveel cliënten zich naar schatting het voorgaande jaar met een dergelijke
hulvraag hadden aangemeld, wat de verwachtingen waren ten aanzien van het aantal aanmeldingen voor
de komende jaren, of met een algemeen of specifiek behandelaanbod had en of de betreffende vorm van
verslaving apart werd geregistreerd. Uiteindelijk hebben 13 personen van 10 instellingen een geheel of
gedeeltelijk ingevulde vragenlijst teruggestuurd.
De respons maakt ten eerste duidelijk dat verschillende instellingen moeite hebben informatie te
verschaffen over de omvang van de gevraagde vormen van verslaving, die in veel gevallen (nog) niet als
zodanig in het cliëntensysteem staan geregistreerd: “Het probleem met het invullen van de vragenlijst is
dat wij in onze systemen niet de antwoord- categorieën gebruiken die in jullie vragenlijst gebruikt worden.
Bij de intake maken wij gebruik van de DSM-IV categorieën.” Door deze werkwijze is het voor de
instellingen niet mogelijk op basis van registraties, gegevens te verschaffen over het vóórkomen van
verschillende vormen van gedragsverslaving die geen van alle als zodanig in de DSM-IV/DSM-V vermeld
staan.
Opvallend is het grote verschil tussen de verschillende instellingen in de mate waarin het vóórkomen van
de verschillende vormen van gedragsverslaving wordt gerapporteerd. Duidelijk wordt ook dat binnen de
reguliere verslavingszorg het aantal cliënten met een gedragsverslaving meestal zeer beperkt is.
,- Internet gerelateerde verslavingen:
o Online gamen: zoals gezegd maakt de meerderheid van de instellingen melding van cliënten met
verslaving aan online games. Bij een deel van de cliënten vormt de verslaving aan online gaming de
primaire problematiek, bij een ander deel secundaire problematiek, vooral naast problemen met
cannabisgebruik. De aantallen primaire aanmelding varieert van enkelingen tot enkele tientallen. De
verwachting van de meeste instellingen is dat dit aantal in de komende jaren zal stijgen;
o Facebook en andere social media: slechts twee instellingen maken melding van enkele cliënten met
problemen met social media. Verslaving aan social media lijkt daarmee binnen de Nederlandse
verslavingszorg slechts sporadisch voor te komen;
o Online pornografie: de meeste reguliere instellingen hebben slechts enkele cliënten met problemen
met online pornografie in behandeling, al uit één instelling een vermoeden van ‘onderdiagnostiek’ en
bestaat bij deze en andere instellingen de verwachting dat dit in de toekomst zal stijgen. Ook nemen
sommige instellingen geen cliënten meer aan met seksverslaving, waaronder ook verslaving aan online
pornografie wordt gerekend. Bij private instellingen ligt het aantal cliënten in behandeling vanwege
problemen met online pornografie aanzienlijk hoger en worden tientallen cliënten gerapporteerd;
o Online gokken; poker: verslaving aan online poker lijkt in een deel van de gevallen onderdeel uit te
maken van een meer algemene gokverslaving. Kennelijk maakt een deel van de gokverslaafden gebruik
van onlinemogelijkheden waaronder de mogelijkheid om online poker te spelen. Daarnaast lijken er
ook cliënten te zijn die zich exclusief met online poker bezighouden. Het aantal cliënten in de reguliere
verslavingszorg varieert per instelling van een enkeling tot een tiental, in enkele private
verslavingszorginstellingen liggen de aantallen aanzienlijk hoger;
o Online gokken: anders namelijk…: zoals hierboven al beschreven maakt een deel van de cliënten die in
behandeling zijn voor gokverslaving gebruik van online speelmogelijkheden. Naast poker spelen daarbij
voor enkele cliënten online roulette en online fruitautomaten een rol;
o Andere vorm van internetverslaving, namelijk…: één reguliere instelling maakt melding van het
incidenteel voorkomen van andere vormen van internetverslaving, zonder daarbij aan te geven van
welke vorm sprake is. De andere instellingen maken geen melding van andere vormen van
internetverslaving;
- Seksverslaving: sommige instellingen nemen geen cliënten met seksverslaving in behandeling maar
verwijzen deze door naar de GGZ. Het aantal cliënten bij de instellingen die wel zorg voor seksverslaafden
aanbieden is laag, behalve bij private instellingen die aangeven vele tientallen cliënten met seksverslaving
in behandeling te hebben;
- Mobiele telefoonverslaving: geen enkele verslavingszorginstelling maakt melding van cliënten met een
verslaving aan een mobiele telefoon;
- Relatieverslaving: geen enkele reguliere verslavingszorginstelling maakt melding van cliënten met een
relatieverslaving, bij enkele private verslavingszorginstellingen daarentegen zijn per instelling enkele
tientallen cliënten met relatieverslaving in behandeling, deel als secundaire problematiek;
- Eetverslaving: cliënten met een eetstoornis lijken een heterogene groep te vormen waaronder stoornissen
als eetverslaving, anorexia en boulimia nervosa vallen. Slechts enkele reguliere verslavingszorginstellingen
maken melding van een beperkt aantal cliënten met eetverslaving. Bij private instellingen zijn per instelling
enkele tientallen cliënten in behandeling. Ook zijn er instellingen die aangeven cliënten met eetstoornissen
niet behandelen;
- Werkverslaving: geen van de reguliere verslavingszorginstellingen maakt melding van cliënten die in
behandeling zijn vanwege werkverslaving. Eén private instelling maakt melding van één cliënt met een
primaire diagnose werkverslaving naast een tiental cliënten met werkverslaving als secundaire diagnose;
- Beurs- of beleggingsverslaving: één reguliere verslavingszorginstelling maakt melding van een viertal
cliënten die in behandeling zijn vanwege een beurs- of beleggingsverslaving. Eén private instelling maakt
melding van een tiental cliënten waarbij beurs- of beleggingsverslaving als secundaire diagnose werd
gesteld. De resterende instellingen kennen geen cliënten met een dergelijke verslaving;
- Koopverslaving: enkele verslavingszorginstellingen maken melding van enkele cliënten met een
koopverslaving als primaire problematiek. Eén reguliere instelling meldt een twintigtal cliënten met als
primair probleem koopverslaving. Een andere reguliere instelling meldt een tiental cliënten waarbij
koopverslaving als secundaire diagnose werd gesteld, naast bijv. de diagnose ADHD;
, - Sportverslaving: geen enkele reguliere verslavingszorginstelling maakt melding van cliënten met een
sportverslaving. Een enkele private instelling rapporteert enkele tientallen cliënten waarbij sportverslaving
als secundaire problematiek een rol speelt, met name in combinatie met eetstoornissen en naast
problemen met cocaïne, speed en anabolen;
- Anders, namelijk…: een enkele instelling maakt melding van andere vormen van gedragsverslaving zonder
deze nader te specificeren.
Verslaving volgens West en Hardly: een verslaving laat zich vooral karakteriseren als een verlies van
controle over een bepaald gedrag, met negatieve consequenties. Hieruit volgen een aantal belangrijke
vragen: als een gedrag lijkt op verslaving door zijn hardnekkig karakter en negatieve gevolgen, is dit dan
voldoende om te spreken van een ‘echte’ verslaving? Is het label verslaving überhaupt van toepassing op
dit soort gedrag? Hoe sterk lijkt het gedrag van cliënten op middelgebonden verslavingsgedrag?
Verslavend gedrag begint over het algemeen met een gedraging die als positief wordt ervaren en
doelgericht wordt opgezocht. Vervolgens escaleert het gedrag voor sommigen naar een schadelijke en
ongewenste gewoonte. Er zijn verschillende theorieën als het om middelengebruik gaat, bijv. de incentive
sensitisation theory die beschrijft dat onder invloed van herhaald middelengebruik de initiële positieve
gevoelens bij het middel (liking) veranderen in een sterk verlangen naar het middel zonder dat het middel
daadwerkelijk nog als lekker ervaren hoeft te worden (wanting, zonder liking). Andere op individuele
verklaringen gerichte theorieën richten zich bijv. op verslaving als een aangeleerd gedrag (behaviorisme),
verslaving als de verstoring van een natuurlijke drive zoals honger, een gebrek aan impulscontrole of zelfs
het overnemen van gedrag van anderen door imitatie.
Theorievorming rondom gedragsverslaving is nog zeer beperkt. De gedragingen worden vaak a-theoretisch
benaderd. Een voorbeeld hier is het componenten model van Griffiths Dit model beargumenteert dat elke
vorm van gedragsverslaving de zes componenten tolerantie, terugval, stemming beïnvloeding,
onthoudingsverschijnselen, salience/preoccupatie (het middel trekt doelgerichte aandacht) en conflict
omvat. Terwijl Griffiths beargumenteert dat zijn componenten voor alle gedragsverslavingen gelden is de
DMS diagnose voor gokken in de loop der tijd steeds verder aangescherpt aan de specifieke kenmerken van
het gokken, zoals het verliezen van grote sommen geld. Dit patroon van starten uit een bestaand model en
het aanpassen van dit model aan specifieke eigenschappen van het betreffende gedrag heeft mogelijk ook
voorspellende waarde voor de ontwikkeling van de criteria voor ‘internet-, game- en social media
verslaving’.
Gokverslaving wordt in de DSM-5 benoemd als gokstoornis. Er is een brede wetenschappelijke literatuur
over gokken waarin verschillende comorbide problemen samenhangende psychologische eigenschappen
genoemd worden. Ten eerste wordt een hoge mate van impulsiviteit in de DSM-5 genoemd als factor die
kwetsbaar maakt voor verschillende vormen van middelenstoornis, maar ook gokverslaving.
Middelengebruik (58%) en roken (60%), gevolgd door verschillende stemmingsstoornissen (38%) en
angststoornissen (37%) zijn veelvoorkomende comorbide problemen. Ook demografische kenmerken
(jonger, mannelijk, lagere sociaaleconomische status, leven in een grote stad), cognitieve vertekeningen,
comorbide stoornissen en criminaliteit zijn ook factoren die samengaan met gokverslaving.
Gokverslaving wordt in de praktijk vrijwel altijd beschrijvend benaderd gebaseerd op de ervaringen van
psychiaters met hun patiënten. Gokverslaving wordt meestal gemeten via de lijst criteria uit de DSM. Deze
lijst omvat kenmerken die in eerste instantie uit de klinische praktijk zijn voortgekomen. Een centraal
kenmerk van gokverslaving is de sterke negatieve invloed die het gokgedrag heeft op de persoonlijke
relaties en professionele ontwikkeling. Dit komt niet alleen door het gedrag zelf, maar ook doordat er sterk
negatieve financiële consequenties aan het gokgedrag verbonden zijn. De huidige criteria zijn:
- Preoccupatie met gokken;
- Tolerantie: gokken met steeds meer geld;
- Onthoudingsverschijnselen: psychologische, dan wel lichamelijke onthoudingsverschijnselen zoals
trillen;
- Zonder succes meermaals geprobeerd te stoppen;