Thema 2 – Werken in de verslavingszorg
Literatuur Periode 2
College 1
Hoofdstuk 19
Een verstandelijke beperking (VB) wordt gediagnosticeerd als het totale IQ lager is dan 70, als er
sprake is van beperkingen in het adaptief functioneren en als de beperkingen zijn ontstaan voor het
achttiende levensjaar. In Nederland hebben naar schatting 120000 mensen een verstandelijke
beperking waarvan ten minste 60000 een licht verstandelijke beperking (LVB), met een IQ tussen de 50
en 70. Er zijn zo’n twee miljoen mensen zwakbegaafd met een IQ tussen de 70 en 85. Van deze groep
hebben naar schatting enkele honderdduizenden bijkomende psychiatrische en sociale problemen,
waaronder problematisch middelengebruik. In hun functioneren en maatschappelijke positie vertonen
zij veel overeenkomsten met mensen met LVB.
In het contact met de cliënt kan de hulpverlener letten op signalen die mogelijk wijzen op een LVB:
- Niet afgemaakte lagere school, doublures;
- Beperkt of afwezig sociaal netwerk, overlast in de buurt;
- Eenvoudig taalgebruik;
- Moeite met taalbegrip (spreekwoorden, moeilijke woorden);
- Veel moeite met lezen en rekenen, vooral met vermenigvuldigen;
- Moeite met onthouden wat er is gezegd;
- Ongemakkelijke houding bij moeilijke vragen.
Een lage score op een IQ- of andere cognitieve test bij gebruikers kan wijzen op een VB, maar ook op
psychiatrische comorbiditeit, cognitieve schade door gebruik, cognitieve schade door niet-aangeboren
hersenletsel of intoxicatie tijdens de test. Het is daarom van belang dat waar mogelijk de cliënt de test
pas aflegt wanneer hij enige tijd stabiel en abstinent is en de test eventueel na een jaar te herhalen.
Neuropsychologische tests kunnen aanwijzingen geven voor het bestaan van schade door middelen,
zoals aandachtsproblemen, stoornissen in de executieve functies, kortetermijngeheugen en
oriëntatieproblemen.
Geschat wordt dat ongeveer 3% van de gehele populatie van mensen met VB-problemen heeft met
middelengebruik. Problematisch middelengebruik komt voornamelijk voor onder de groep mensen
met LVB. Bekende risicofactoren zoals een lagere sociaal-economische status, problemen met sociale
contacten, gedrags- en psychische problemen, gebrekkige copingvaardigheden, problemen op het
gebied van werk en vrije tijd en financiën komen vaker voor bij mensen met LVB. Daarnaast overzien
zij vaak de gevolgen van hun middelenmisbruik niet.
Verslavingsproblematiek bij mensen met LVB komt vaak in combinatie met comorbide gedrags- en
psychische problemen voor. Veel mensen met LVB komen in aanraking met de hulpverlening binnen
ggz-voorzieningen. Vooral binnen de forensisch psychiatrische afdelingen zouden veel mensen met
LVB zijn. Bij psychiatrische diagnostiek bij mensen met LVB kan gebruikgemaakt worden van een voor
de LVB doelgroep aangepaste DSM-IV: Diagnostic Manual-Intellectual Disability.
In een onderzoek onder 159 cliënten met LVB die tussen 2004 en 2006 waren opgenomen binnen de
landelijke Borg-behandelklinieken bleek dat 42% van hen middelengerelateerde problemen had in het
jaar voorafgaand aan de opname. Misbruik van alcohol kwam het meest voor, gevolgd door cannabis,
cocaïne en amfetamine. Triple-problematiek gaat vaak gepaard met meer problemen op het gebied
van werk, huisvesting en relaties, er is ook regelmatig sprake van forensische problematiek. De
combinatie van problemen wordt onvoldoende herkend en gedegen diagnostische informatie
ontbreekt veelal.
,Regelmatig komt er in de loop van een verslavingsbehandeling of na detoxificatie comorbide
problematiek bovendrijven: somatische of psychische klachten als gevolg van drugsgebruik, een nog
niet ontdekte stoornis of trauma’s. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de psychiater,
regelmatig is medicatie en kan individuele psychotherapie verlichting brengen.
Idealiter werken verslavingszorg, psychiatrie en gehandicaptenzorg intensief samen bij dubbele- of
triple-problematiek, in praktijk loopt het vaak anders. Alle partijen hebben gemeen dat zij afzonderlijk
onvoldoende in huis hebben om alle aspecten van dubbele- of triple-problematiek zelf te behandelen.
In een goede samenwerking kunnen medewerkers vanuit hun eigen veld elkaar aanvullen.
Tegenwoordig is er een aangepaste leefstijltraining voor mensen met LVB en problematisch
middelengebruik. In deze training worden individuele contacten afgewisseld met groepssessies. De
individuele bijeenkomsten zijn gericht op het aanleren van de benodigde vaardigheden, de
groepsbijeenkomsten op het oefenen van vaardigheden en het genereren van sociale steun. Een
vertrouwenspersoon uit het netwerk van de cliënt participeert in de training.
De volgende aspecten verdienen hierbij bijzondere aandacht in het contact met mensen met LVB:
- Contactopbouw en communicatie: opbouw van contact heeft bij een cliënt met een LVB meer
tijd en aandacht nodig. Houd er rekening mee dat de cliënt ‘gestuurd’ is, een beperkte eigen
hulpvraag heeft of misschien wel verwacht dat hem de les wordt gelezen. Over koetjes en
kalfjes praten helpt het ijs te breken, sluit hierbij aan bij de leef- en belevingswereld van de
cliënt. Vermijd gesloten of voorgestructureerde vragen, ze verhogen het risico op gokken en
sociaal wenselijke antwoorden. Complimenteer regelmatig, een positieve gesprekssfeer en
zelfvertrouwen versterken de mogelijkheden tot veranderen. Gebruik korte zinnen, vermijd
het stellen van meer dan een vraag tegelijk en het gebruik van moeilijke woorden. Controleer
regelmatig of de cliënt het besprokene heeft begrepen door hem samen te laten vatten en
gebruik plaats/voorwerpen om het gesprek te ondersteunen;
- Aanpassingen van de planning: laat de cliënt niet lang wachten in een volle wachtkamer, de
confrontatie met andere gebruikers kan beangstigend zijn of voor ongewenste contacten
zorgen. Reken op een langer behandeltraject met veel herhaling, kies vanwege een beperkte
aandachtsspanne en werkgeheugen voor frequente korte contacten. Ga niet te snel, werk per
sessie aan één doelstelling. Begin vervolgcontacten met een samenvatting van de vorige
sessie en vraag aan de cliënt of het goed is samengevat. Dit helpt om de draad weer af te
pakken en creëert een kader waarin de cliënt zich gehoord. Voelt. Vraag ook of deze
samenvatting naar de begeleiding mag;
- Aanpassingen van de behandeling en systemisch werken: investeer in het contact met het
systeem van de cliënt. Draagvlak en een goede samenwerking met dagelijks begeleiders en
werkers uit andere sectoren zijn noodzakelijk voor een succesvolle behandeling. Maak met de
cliënt en begeleiders een functieanalyse van gebruik en een overzicht van zijn sterke kanten,
interesses en sociale steunfactoren. Deze geven inzicht in de problematiek, begrip bij
begeleiders waarom cliënt gebruikt en helpen focussen op wat er wel goed gaat. Dit geeft
aanknopingspunten voor interventies zoals alternatieve copingstrategieën, etc. Meer
aandacht voor vaardigheden, minder op inzicht werken. Maak stap-voor-stapscenario’s voor
lastige situaties. Oefen in rollenspelen en spreek gerichte oefeningen in dagelijkse praktijk af.
Begeleiders kunnen hierbij als co-trainer optreden. Schets ook de kans op een terugval reëel.
Voor cliënten/omgeving leidt een terugval vaak tot een gevoel van gefaald hebben. Label het
daarom niet als ‘terug bij af’ maar als een ‘doorstart’.
Veel cliënten met dubbele- of triple-problematiek staan niet te trappelen om hun gebruik te
veranderen. Dit kan verklaard worden door gebrekkige kennis of motivatie maar ook door een gebrek
aan vertrouwen of mogelijkheden te kunnen veranderen. Vooral bij deze cliënten is een aanpak die
zich uitsluitend richt op het verminderen van gebruik niet geschikt maar is een geïntegreerde en
integrale behandeling noodzakelijk met als doel het verbeteren van het functioneren van de cliënt op
,alle levensgebieden. In de praktijk betekent dit dat de hulpverlener moet overgaan tot bemoeizorg om
ervoor te zorgen dat cliënten met LVB weer perspectief krijgen op een genormaliseerd bestaan, al dan
niet midden in de samenleving. Naast aandacht voor alcohol en drugs moet de hulpverlener de cliënt
motiveren om begeleiding te accepteren en zorgen voor voldoende zelfzorg, hem of haar toe leiden
naar aangepast werk of dagbesteding, meehelpen in overzicht te krijgen van zijn financiën en bijv.
maatregelen nemen waardoor cliënt in schuldsanering kan worden opgenomen, hem of haar
losweken uit een criminele omgeving en/of weer in contact brengen met familie.
Interventies op het vlak van huisvesting, gezondheid, sociale contacten, dagbesteding/werk of
financiën/schulden vergroten de kwaliteit van leven en betekenen veel voor het vertrouwen in
hulpverlening. Binnen de VB-zorg worden deze interventies gezien als de meest kansrijke bij
verslavingsproblematiek.
Geïntegreerde benaderingen kunnen niet alleen ambulant of poliklinisch worden toegepast maar ook
klinisch. De keuze voor een klinische dan wel poliklinische behandeling hangt af van de ernst van het
middelengebruik, de aan- of afwezigheid van een steunende contact en dagbesteding, de ernst van
bijkomende psychiatrisch ziektebeelden, de motivatie om het gebruik van alcohol en drugs te
veranderen en de aanwezige vaardigheden op het gebied van zelfzorg.
In Nederland zijn inmiddels een klein aantal expertise- en behandelcentra die klinische behandeling
bieden aan mensen met LVB en verslavings- en/of psychiatrische problematiek. Kenmerkend voor
dergelijke voorzieningen is dat de behandeling van de verslavingsproblematiek is ingebed in een
integrale behandeling waarbij juist ook aandacht is voor het functioneren van de cliënt op allerlei
levensgebieden, waaronder invulling van vrije tijd, opbouwen van en toe leiden naar dagbesteding of
werk, aanhouden van een adequaat dag-en-nachtritme, versterken van adaptieve vaardigheden en
waar mogelijk het opbouwen van een sociaal netwerk. Ook bijv. het herstellen van het contact met de
familie is een belangrijk onderdeel van de behandeling.
Een opname in de verslavingszorg begint vaak met een detoxificatie. In de meeste gevallen is detox
van cliënten met LVB en verslavingsgedrag goed mogelijk op een reguliere detoxafdeling. Tijdens de
detox kunnen ook al eerste observaties plaatsvinden, die in de volgende fase de basis vormen van
meer uitgebreide diagnostiek en waarbij de aandacht kan worden gericht op basale zaken als dag-en-
nachtritme, eetpatroon en zelfzorg. Klinische vervolgbehandeling in de verslavingszorg die rekening
houdt met de mogelijkheden en beperkingen van mensen met VB, is niet altijd gemakkelijk te
realiseren. Vervolgbehandelingen bieden vaak groepsgerichte programma’s, waarbij cliënten met LVB
op verbaal maar ook sociaal en emotioneel vlak snel worden overvraagd. Klinische vervolgbehandeling
in de verslavingszorg voor mensen met LVB is mogelijk, maar het is altijd een kwestie van zorgvuldig
afwegen. Met name de vraag of de cliënt zich in de groep medecliënten staande kan houden is hierbij
essentieel.
Een voorbeeld van een behandeling voorziening voor (jong)volwassenen met LVB en comorbide
gedrags- en psychiatrische problematiek is Trajectum waar de behandeling gebeurt op het grensvlak
van gehandicaptenzorg, psychiatrie en justitie. Trajectum heeft twee verslavingsafdelingen waar het
therapeutische milieu zich kenmerkt door openheid over verslaving en een niet-beheersmatige
begeleidingsstijl. Een belangrijke voorwaarde om cliënten goed te kunnen behandelen voor hun
verslaving is een veilig en drugsvrij therapeutisch milieu. Controle op gebruik en preventieve
maatregelen maken hiervan deel uit. Op verslavingsafdelingen worden cliënten zowel onnadrukkelijk
als nadrukkelijk uitgenodigd om te praten over hun gebruik en verslaving. Motiverende
gespreksvoering is een methode die goed past bij cliënten met LVB en verslavingsproblematiek en is
effectief gebleken in het bevorderen van therapietrouw en het vergroten van de motivatie om
middelengebruik te veranderen bij mensen zonder LVB. De methode is aangepast aan de kenmerken
van de cliënten, waarbij de nadruk ligt op het visueel aanbieden van informatie en
, keuzemogelijkheden, bij deze keuzemogelijkheden ook voorbeelden noemen, duidelijk advies geven,
regelmatig de informatie samenvatten, gedoseerd open vragen stellen en in eenvoudige taal waarbij
je soms antwoordmogelijkheden al inbouwt, geef ook niet te veel informatie achter elkaar.
Binnen het integrale behandelprogramma zijn verder een groot aantal trainingen ontwikkeld, gericht
op sociale vaardigheden, herkennen en benoemen van emoties, praktische en maatschappelijke
vaardigheden, probleemoplossingsvaardigheden en omgaan met boosheid. Ook wordt aandacht
besteed aan de levensgeschiedenis van cliënt. Alle trainingen zijn aangepast aan cliënten met LVB en
herhaaldelijk terugkerende elementen zijn onder andere eenvoudig taalgebruik, veel herhaling, korte
bijeenkomsten, flexibele opzet en werkvormen die speels maar niet kinderachtig zijn.
Het verslavingsprogramma omvat drie elkaar opvolgende trainingen:
1. Het Begin: cliënten leren praten over hun gebruik, worden zich bewust van hun probleem en
raken gemotiveerd om actief te gaan werken aan hun probleem. Zij leren om te gaan met
gevoelens van craving en er wordt aangesloten bij de kennis die zij al hebben met diverse
middelen. Ook leren cliënten van elkaar, peer education;
2. Mijn Gebruik: er wordt een uitgebreide analyse gemaakt van de verslavingsproblematiek.
Door o.a. stil te staan bij voor- en nadelen van gebruik wordt de veranderbereidheid van de
cliënt verhoogd en wordt geleidelijk toegewerkt naar het nemen van een besluit. Dit
resulteert in een terugvalpreventieplan, waarin beschreven staat wat het besluit van de cliënt
is over zin gebruik, zijn valkuilen, op welke signalen hij moet letten en hoe daarmee om te
gaan;
3. Vaardigheidstraining: cliënten leren vaardigheden voor het vermijden van drugs en alcohol en
ontwikkelen meer aangepaste gewoontes en gedragsalternatieven. Essentiële vaardigheden
zijn bijv. het weigeren van een aanbod, het melden van een terugval en het vragen om
ondersteuning. Tijdens de training wordt veel gebruikgemaakt van ‘modeling’ en herhaald
oefenen van gedrag. Bij de oefening wordt gebruikgemaakt van een instructiefilm, deze is
ontwikkeld in nauw overleg met cliënten. Het is belangrijk dat zij zich kunnen identificeren
met de hoofdpersoon en rolmodel. De film bestaat uit een doorlopend en spannend verhaal
en kan zo ook afgespeeld worden. In de film wordt aandacht besteed aan non-verbale
communicatie en de film is zo samengesteld dat de hoofdpersoon op hetzelfde punt in zijn
behandeling is als de deelnemers aan de training.
De behandeling van verslaving bij mensen met LVB heeft meer succes wanneer ook bijkomende
problematiek behandeld wordt. Psychiatrische comorbiditeit is een belangrijke complicerende factor
in de behandeling van verslaving bij mensen met LVB. De psychiatrische symptomen kunnen de
vermogens van de cliënt om een verslavingsbehandeling aan te gaan ernstig belemmeren waardoor
de kans op succes afneemt. Wanneer de psychiatrische aandoening niet wordt behandeld, wordt het
lastig de verslavingsproblematiek aan te pakken.
Behandeling van triple-problematiek vereist multidisciplinaire inzet en samenwerking tussen
meerdere organisaties. Hierbij kan geput worden uit ervaringen met en protocollen van Integrated
Dual Disorder Treatment (IDDT). In deze methodiek staan handvatten voor de behandeling van
psychiatrische comorbiditeit en verslaving beschreven. Een complicerende factor bij triple-
problematiek is dat de LVB een extra complicatie is die buiten de IDDT-protocollen valt en die door
veel psychiatrie en verslavingsinstellingen gezien wordt als contra-indicatie voor zorg. Op het gebied
van terugvalpreventie, voor het voorkomen van complicaties en verbeteren van sociaal-
maatschappelijk functioneren is een gezamenlijke inzet van belang. De afstemming en integratie van
zorg kan worden georganiseerd door het opstellen van een gezamenlijk signalerings- en crisisplan en
het houden van periodieke afstemmingsoverlegmomenten.