R.J.C. G3VKD Oogheelkunde
Thema 3 | Oogheelkundige vraagstukken
Inleiding
De oogheelkunde is het onderdeel van de geneeskunde dat zich richt op het herkennen en
behandelen van ziekten van het oog, het visuele systeem, de orbita, de oogleden en de
traanwegen. Oogheelkundige aandoeningen kunnen worden op verschillende manieren
onderverdeeld, bijvoorbeeld op basis van de anatomie of op basis van de symptoompresentatie.
Op basis van het Raamplan van 2009 zal het onderwijs in de oogheelkunde zoveel mogelijk op
basis van de klacht van de patiënt behandeld worden. Hiermee volgen we ook de lijn van het
Leerboek Oogheelkunde. Dit leerboek vormt de basis van de stof. De hoorcolleges zijn vooral
exemplarisch, verdiepend en illustrerend bedoeld.
Leerdoelen
- Op basis van de op basis van de klacht een differentiaal diagnose stellen, waaronder
oogheelkundig en soms niet oogheelkundige ziektebeelden
- Op basis van zijn of haar kennis van oogheelkundige aandoeningen de belangrijkste
oogheelkundige onderzoeken en hun toepassingen noemen
- De principes van de behandeling van oogheelkundige aandoeningen kunnen benoemen
De dagdelen onderwijs oogheelkunde zijn als volgt opgebouwd:
1. Voorbereidende zelfstudie aan de hand van hoofdstukken uit het boek
2. Hoorcollege (30 min), de belangrijkste begrippen uit het boek worden uitgelegd/verduidelijkt
3. Studieopdracht (120 min), aan de hand van vragen en opdrachten wordt de kennis uit het
boek toegepast; is er tijd over, gebruik die dan voor de voorbereidende zelfstudie van het
volgende onderdeel.
4. Responsiecollege (60 min), bespreken van de zelfstudie en gelegenheid voor het
5. stellen van vragen over de leerstof
78
,R.J.C. G3VKD Oogheelkunde
DD01 | Introductie, oogheelkundig onderzoek, retinale
afwijkingen
79
,R.J.C. G3VKD Oogheelkunde
I. Anatomie van het oog
Anatomie inleiding
Het anatomische gebied van de oogheelkunde bevat de oogbal, de oogkas, de oogleden en de
zenuwen en bloedvaten die alle bijdragen aan het functioneren van het visuele systeem. De
oogbol is gelegen in de orbita en bestaat uit een oogbol van circa 24mm aslengte, ondersteund
door een aantal accessoire structuren, de adnexen: oogleden, conjunctiva, traanapparaat en
uitwendige oogspieren. De oogbol bevat drie compartimenten
- Voorste oogkamer
- Achterste oogkamer
- Glasvochtholte
De oogbol ligt ingebed in het ondersteunende weefsel, in de voorste helft van de orbita. De lens
verdeelt de oogbol in twee segmenten:
- Het voorsegment tussen cornea en lens: dit bevat de voorste en achterste oogkamer, die
gevuld zijn met het oogkamerwater
- Het achtersegment achter het achterste lenskapsel: dit bevat de glasvochtruimte (camera
vitae), die gevuld is met het geelachtige glasvocht (corpus vitreum)
80
, R.J.C. G3VKD Oogheelkunde
Sclera en cornea
De buitenste laag van de oogbol is de sclera. Het voorste gedeelte van deze laag vertoont een
sterke kromming en is glashelder doorzichtig, de cornea (hoornvlies). Sclera en cornea samen
vormen een stevig omhulsel dat door intraoculuire druk op spanning wordt gehouden zodat de
eigen bolvorm van het oog behouden blijft. De cornea is uit 5 lagen opgebouwd:
1. Epitheel
2. Membraan van Bowman
3. Stroma
4. Membraan van Descement
5. Endotheel
Het endotheel is essentieel voor het behoud van de helderheid van de cornea. De helderheid van
de cornea is het resultaat van de parallelle opbouw van de cornealamellen en de pompfunctie
van de endotheelcellen. Voeding vindt plaats via het pompmechanisme vanuit het kamerwater in
de voorste oogkamer. Door het verschil in brekingsindex tussen lucht en water en de kromming
van de cornea is het aandeel van de cornea in de totale lichtbreking (refractie) van het oog, die in
totaal ongeveer 58 dioptrieën bedraagt, groter dan dat van de lens.
Uvea
De uvea is opgebouwd uit de choroidea (vaatvlies), het corpus ciliare (straallichaam) en de iris
(regenboogvlies). De choroidea is opgebouwd uit drie lagen:
I. Lamina vasculosa: een laag van relatief grote vaten aan de buitenkant
II. Lamina choroidocapillaris
III. Membraan van Bruch: de basale membraan van het pigmentblad van de retina
In het voorste gedeelte van de oogbal wordt de uvea dikker en bevat deze spiervezels. Hier ligt
het corpusculaire en deze bevat radiair en circulair verlopende spierbundels, de m. ciliaris. Deze
parasympathisch geïnnerveerde spier verzorgt de accommodatie. Het corpus ciliare heeft ook
een functie in de productie van kamerwater.
De iris is een diafragma rond een centrale opening, de pupil, en deze regelt de hoeveelheid ligt
die het oog binnenvalt. De pupilgrootte wordt gereguleerd door:
- M. Sphincter pupillae (parasympathisch geïnnerveerd) —> miosis
- M. Dilator pupillae (sympathisch geïnnerveerd) —> mydriasis
Retina
De retina bestaat uit een buitenste pigmentlaag en een binnenste neurale laag. De pigmentlaag
ligt tegen de binnenzijde. Van de choroidea aan en bedekt naar voren toe ook het corpus ciliare
en de achterzijde van de iris. De pigmentlaag absorbeert licht en gaat hiermee weerkaatsing van
licht in de oogbol tegen. Andere functies zijn:
- Vitamine A-metabolisme
- Bloed-retinabarrière
- Fagocytose van de zich vernieuwende fotoreceptoren
- Lichtabsorptie
- Warmte-uitwisseling met de aderen
De neurale laag bevat van binnen naar buiten ganglioncellen, bipolaire neuronen en
fotoreceptoren, staafjes en kegeltjes. De axonen van ganglioncellen verzamelen zich tot een
bundel die via de n. Opticus verbonden is met de hersenen. De fotoreceptoren van het netvlies
bestaan uit staafjes en kegeltjes. De retina bevat ongeveer zes miljoen kegeltjes, met een sterke
ophoping in de achterpools vooral in de fovea centralis. De 120 miljoen staafjes komen vooral
81