Samenvatting Toets Grondslagen 2
De verschillende ontwikkelingsgebieden:
Fysieke ontwikkeling
De opbouw van het lichaam zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en
de behoefte aan eten, drinken en slaap.
Seksualiteit (seksuele rijpingsproces) en intimiteit.
Cognitieve ontwikkeling
Intellectuele vermogens: Zoals denken, intelligentie, leren, geheugen en problemen
oplossen.
Culturele factoren en traumatische factoren kunnen een invloed hebben.
Sociaal- emotionele ontwikkeling
Sociale identiteit, sociale relaties, omgaan met anderen.
Het omgaan met gevoelens en emoties.
Persoonlijkheidsontwikkeling
Ontwikkelingen in gedrag en karaktereigenschappen
Het creëren van een eigen identiteit
Morele ontwikkeling: Het verschil weten tussen goed en slecht.
,De verschillende leeftijdsgebieden:
1. Prenatale periode: (van conceptie/bevruchting tot geboorte)
2. Babytijd: van geboorte tot twee jaar.
3. Peutertijd: van 2 tot 4 jaar.
4. Kleutertijd: van 4 tot 6.
5. Schooltijd: van 6 tot 12.
6. Adolescentie: van 12 tot 20 jaar.
Puberteit: Meisjes rond hun 11e , jongens rond hun 13e.
Pré puberteit: Periode voor de puberteit waarin er al hormonale veranderingen zijn, maar die nog
niet zichtbaar zijn van buiten.
Theorie: Verklaring of voorspelling, die houvast biedt om feiten en principes te begrijpen.
Verschillende invloed op ontwikkeling
Life-events: belangrijke gebeurtenissen die invloed hebben op de ontwikkeling.
Kritieke perioden: Gebeurtenissen die grote permanente gevolgen hebben
Gevoelige perioden: Extra gevoelig voor gebeurtenissen, gevolgen hoeven niet permanent te zijn.
Continue verandering Geleidelijke ontwikkeling.
Discontinue veranderingOntwikkeling in stappen of sprongen.
Maturatie: Het rijpingsproces.
, DE VERSCHILLENDE PERSPECTIEVEN:
Psychodynamisch perspectief
Gedrag wordt beïnvloed door innerlijke krachten (honger, seks, behoefde aan liefde etc).
Je bent nauwelijks bewust van deze krachten, en hebt weinig controle over.
Psychoanalytische theorie van Sigmund Freud:
Onbewuste krachten zijn bepalend voor iemands persoonlijkheid en
gedrag.
Ervaringen uit de eerste levensjaren zijn vaak bepalend voor later
gedrag
Voorbeeld: Een kind heeft te weinig aandacht gekregen van zijn ouders.
Om dit tekort te compenseren vraagt het kind veel aandacht aan zijn
schooljuf en later aan zijn partner.
Bij onze geboorte hebben we twee tegengestelde driften: doods/agressie drift, en
overlevingsdrang/seks.
Ons leven wordt mede bepaald door onze levensgeschiedenis
Elk mens heeft zowel normaal als gestoord gedrag.
Volgens Freid: Elke persoonlijkheid kent 3 aspecten:
Het ID: (of het Es): Alleen gericht op bevrediging van behoeften (Honger, seks, agressie,
impulsen). De psychische structuur van de baby bestaat hieruit.
Het EGO: Hierbij wordt het realiteitsprincipe wat meer gebruikt. Het houdt het instinct in
bedwang om beter aan de samenleving te kunnen deelnemen. Ontstaat in het eerste
levensjaar.
Het superego: Bevat waarden en normen, dit is het geweten. Ontstaat rond het 5 e en 6e
levensjaar
Psychoseksuele ontwikkeling: Vijf fasen die kinderen (Volgens freud) doorlopen waarin bevrediging
telkens gericht is op een andere biologische functie en een ander deel van het lichaam.
Psychoseksuele ontwikkelingsfasen: Volgens Freud.
- Orale fase (0-1): Alles met de mond ontdekken (eten, zuigen, bewegingen met lippen)
- Anale fase (1-3): Het zindelijk worden
- Fallisch of oedipale fase (3-6): Kinderen ontdekken verschil tussen jongens en meisjes. Ze
krijgen interesse in elkaar. Het kind ervaart een erotische verbinding met het ouder van het
tegenovergestelde geslacht. De andere ouder wordt gezien als concurrent en wordt voor
tijdelijk afgesloten. Oedipus Complex
- Latentiefase (6-11): Hier gebeurt niet zoveel. Seksualiteit is op de achtergrond.
- Genitale fase (vanaf 11): De driften worden actiever, door hormonen. Seksualiteit wordt
weer interessanter. (ZIE TABEL 2.1)
, Fixatie: Gedrag dat in eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken. (Bijv: Roken, nagelbijten, duimen,
eten)
Oedipus Complex: ontstaat in de fallisch of oedipale fase (3-6 jaar). Het kind ervaart een (erotische)
verbinding met het ouder van het tegenovergestelde geslacht. De andere ouder wordt gezien als
concurrent en wordt voor tijdelijk afgesloten. Het leid uiteindelijk tot bewustzijn van geslacht.
De psychosociale theorie van Erik Erikson:
Volgens Erikson worden mensen zowel gevormd als belemmerd door hun samenleving en
cultuur.
Psychosociale ontwikkeling: De veranderingen in onze interacties met anderen, hoe we
kijken naar gedrag, en hoe we onszelf zien in de maatschappij.
Erikson heeft de psychosociale ontwikkelingsstadia bedacht. Hierin beschrijft hij de crisis/
kernconflicten (Zie TABEL 2.1)